Vragenbus
● Dient de schoolopziener nog steeds na iedere oefenlezing raad over de spreekhoedanigheden te geven?
Ja. In de Instructies voor de Theocratische Bedieningsschool voor 1974 staat uiteengezet: „Over elke oefenlezing zal specifieke raad worden gegeven, waarbij het programma van progressieve raadgeving wordt gevolgd dat onder aan het raadgevingenbriefje wordt uiteengezet.”
De leerling is er op zijn toewijzingsbriefje van op de hoogte gesteld aan welk(e) punt(en) hij moet werken en het is passend dat de schoolopziener hem met betrekking tot de wijze waarop hij daaraan gewerkt heeft, raad geeft of prijst. Misschien heeft de leerling de suggesties die in het „Handleiding”-boek gegeven worden heel goed toegepast. Het is passend dat de raadgever de leerling in het kort hiervoor prijst en wellicht kan hij commentaar geven over hoe de leerling de suggesties heeft toegepast en waarom het goed is dat hij deze spreekhoedanigheid ontwikkeld heeft of hoe hem dit in de velddienst te pas zal komen — commentaren die voor allen die de school bijwonen onderwijzend en nuttig kunnen zijn.
Zoals in de schoolinstructies voor 1974 echter opgemerkt wordt, hoeven niet de volle twee minuten aan het bespreken van spreekhoedanigheden besteed te worden. Het is in feite passend dat de nadruk op geestelijke aangelegenheden gelegd wordt. Om dit te bereiken, kunnen er passende commentaren gegeven worden over belangrijke punten uit de toegewezen stof, die door de sprekers evenwel niet behandeld zijn. Opmerkingen die beklemtonen welke waarde de inlichtingen voor ons hebben, kunnen een hulp zijn om de aandacht van allen in de eerste plaats op de geboden schriftuurlijke inlichtingen gericht te houden.
De schoolopziener dient er nauwlettend op toe te zien dat hij na iedere oefenlezing niet meer dan twee minuten voor zijn raad en commentaren gebruikt.