Wijziging in de Theocratische Bedieningsschool
1 In Onze Koninkrijksdienst van november 1982 hebben wij het Schema voor de Theocratische Bedieningsschool voor 1983 ontvangen. Onder het opschrift „Raadgeving en opmerkingen” staat het volgende: „Na elke oefenlezing zal de schoolopziener specifieke raad geven, waarbij hij zich niet noodzakelijkerwijs hoeft te houden aan de volgorde van de punten die op het Raadgevingenbriefje staan aangegeven. In plaats daarvan zal zijn raad gericht zijn op specifieke terreinen die verbetering behoeven.” Dit betekent dat de schoolopziener in 1983 zijn eigen onderscheidingsvermogen zal gebruiken om vast te stellen over welke punten hij raad zal geven.
2 Een nieuwe leerling heeft aanmoediging nodig en kan dus worden geprezen voor de moeite die hij in verband met zijn eerste toewijzing heeft gedaan. Nadat de nieuwe leerling de tweede lezing heeft gehouden, kan de schoolopziener hem prijzen vanwege de een of andere spreekhoedanigheid die goed was en vervolgens raad geven over een punt waaraan de leerling kan werken. Wanneer een leerling een leestoewijzing heeft, zal de raadgever niet noodzakelijkerwijs de volgorde van de punten op het Raadgevingenbriefje aanhouden, maar kan hij punten behandelen zoals stemvolume, klemtoon, pauzeren of nauwkeurigheid van beweringen, indien in een leestoewijzing teksten zijn verklaard. In het geval van meer gevorderde leerlingen kan de schoolopziener, na voor een bijzondere hoedanigheid in hun voordracht te hebben geprezen, de aandacht vestigen op een hoedanigheid die ontbrak of die meer aandacht behoefde. Of anders zal de schoolopziener naar het volgende punt op het raadgevingenbriefje verwijzen en laten zien waarom het goed was.
3 De schoolopziener dient zijn prijzende opmerkingen te maken voordat hij iets gaat zeggen of raad geeft over een punt dat verbetering behoeft of waaraan gewerkt moet worden om verdere vorderingen te maken. De voordracht van een leerling kan zo doeltreffend zijn dat de raadgever hem enkel zal prijzen voor twee spreekhoedanigheden, waarbij hij laat uitkomen waarom ze goed waren.
4 Wanneer de schoolopziener raad geeft, zal hij de directe behoefte van de leerling op het oog hebben. Afhankelijk van het feit of er na de laatste toewijzing een „W” of een „B” op het Raadgevingenbriefje stond, zullen de leerlingen weten of zij eraan moeten werken een bepaalde spreekhoedanigheid te ontwikkelen of dat zij moeten proberen dat punt nog verder te verbeteren. Wanneer gevorderde leerlingen na hun laatste lezinkje voor twee punten een „G” op het Raadgevingenbriefje hebben gekregen, zullen zij zich bij de voorbereiding van hun volgende toewijzing misschien willen concentreren op een punt waarachter op het Raadgevingenbriefje nog geen „G” staat.
5 Wij hopen dat deze nieuwe regeling ons allen zal helpen vorderingen te blijven maken zodat wij de waarheid op een nog doeltreffender wijze met anderen kunnen delen. — 1 Tim. 4:15, 16.