Voortreffelijke gelegenheden voor het dienstjaar 1975
1 Het dienstjaar 1975 geeft ons een gevoel van spannende verwachtingen. Wij zijn ons er heel goed van bewust dat wij thans zestig jaar zijn gevorderd in het „besluit van dit samenstel van dingen” en dat de overgebleven tijd kort is. Niemand van ons weet wanneer precies de „grote verdrukking” zal losbarsten maar wij hebben er volledig vertrouwen in dat het precies zal komen op de tijd die hiervoor van tevoren door Jehovah vastgesteld is. — Hab. 2:3; Matth. 24:36.
2 Doch voordat die tijd arriveert, hebben wij werk te doen — heel veel werk! Dit is duidelijk uit het grote aantal bezoekers in onze Koninkrijkszaal en vooral ook tijdens de twee speciale vergaderingen in september. Het blijkt uit de berichten die uit land na land komen en die vertellen van recordaantallen gedoopten. Het blijkt uit het grote aantal personen dat onze lectuur neemt als wij die aanbieden en uit de wereldomvattende toename in het aantal bijbelstudies. Elke aanwijzing is aanwezig dat nog veel meer personen uit de duisternis tot Gods wonderbaarlijke licht zullen komen. — Jes. 60:11, 12, 22; vergelijk 1 Petrus 2:9.
3 Hoe kunnen wij hen helpen? Geregeldheid in de velddienst zal ons helpen voortdurend in contact te blijven met degenen die bereid zijn hun hart voor het goede nieuws te openen. En wanneer wij personen vinden die er blijk van geven oprecht naar de waarheid te verlangen laten wij dan in nauw contact met hen blijven, hun vragen beantwoorden en hen helpen het grootse voornemen te begrijpen dat Jehovah voor de mensheid heeft. Spoor hen er vanaf het begin toe aan de vergaderingen in de Koninkrijkszaal te bezoeken. Er is geen tijd te verliezen! — Vergelijk Genesis 19:15-17.
4 Ongetwijfeld zullen velen die de eerste speciale vergadering in september hebben bezocht je dankbaar zijn als je hen verder wilt helpen. Enkelen hebben een bijbelstudie nodig, anderen hebben hulp nodig om met de velddienst te beginnen. Weer anderen die de waarheid reeds vele jaren kennen, hebben misschien problemen in hun leven die hen van opdracht en de doop terughouden. Misschien kunnen de ouderlingen hen helpen. Onze eigen diepe liefde voor Jehovah en het gevoel van dringendheid dat wij bezitten kan in hen een verlangen scheppen om vorderingen te maken.
5 Terwijl wij er druk bezig mee zijn anderen te helpen mogen wij onze eigen broeders en zusters niet vergeten (Gal. 6:10). Vele duizenden van hen zijn pas gedoopt en hebben misschien op vele terreinen nog wat hulp nodig. Zij zullen je dankbaar zijn voor je hulp. Het zou goed zijn wanneer de ouderlingen hen zouden bezoeken maar ook andere verkondigers kunnen hen helpen door interessante punten met hen te delen en hen in de dienst te assisteren. Help hen steeds duidelijker te beseffen dat alles wat zij doen van invloed is op hun verhouding tot Jehovah en dat de grootste vreugde in het doen van Jehovah’s wil gelegen is. — Vergelijk Filippenzen 1:25.
6 Al deze bovengenoemde dingen zullen heel wat tijd kosten maar als toegewijde dienstknechten van Jehovah weten wij dat al onze tijd Jehovah toebehoort en dat wij door de wijze waarop wij onze tijd besteden te kennen geven hoe lief wij Jehovah en onze naasten hebben. De aansporing om onze tijd uit te kopen is nog nimmer zo dringend geweest als nu (Ef. 5:16, 17). Beseffen wij dit allen? Zouden, wij kunnen overwegen misschien nog meer tijd te gebruiken van de vele vrije dagen en de lange vakanties die wij over het algemeen krijgen? Bedenk dat wij vlak voor de „grote verdrukking” leven en wij een reddingswerk verrichten. Kunnen wij misschien nog vaker in de tijdelijke pioniersdienst gaan door wat snipperdagen voor onszelf op te nemen? Kunnen wij overwegen om wat van onze vakantiedagen en vrije dagen in december aan de tijdelijke pioniersdienst te besteden?
7 Terwijl je ermee voortgaat het predikingswerk krachtig te ondersteunen blijf dan ook wakker ten aanzien van het aankweken van een sterke band van liefde onder allen die dienstknechten van Jehovah zijn. Petrus zei: „Het einde van alle dingen is nabijgekomen. . . . Hebt bovenal intense liefde voor elkaar” (1 Petr. 4:7, 8). Als wij dit doen zullen ons in dit dienstjaar rijke zegeningen te beurt vallen.