Hulp bieden via de boekstudiegroepen
1 De gemeenteboekstudieleider heeft de zorg voor een deel van Gods kudde, en hij dient goed bekend te zijn met de omstandigheden van een ieder in zijn studiegroep (Spr. 27:23). Niet dat hij zich met hun persoonlijke zaken bemoeit, maar hij dient te weten waaraan een ieder van hen het hoofd moet bieden. Sommigen van hen werken onder moeilijke omstandigheden, met maar weinig vrije tijd van hun werk; anderen hebben lichamelijke gebreken of zieken thuis; sommigen hebben een ongelovige huwelijkspartner of ongelovige gezinsleden, terwijl weer anderen zich in gunstiger omstandigheden verheugen en tot een fijn gezin van Jehovah’s Getuigen behoren.
2 De studieleider die zich om de kudde bekommert, zal dus trachten zich van ieders geestelijke gesteldheid bewust te zijn. Hoe komt hij daarachter? Door op de studie en in de Koninkrijkszaal persoonlijk met hen te spreken en door hen thuis op te zoeken. Ook leert hij hen kennen door hen in de velddienst te vergezellen. Bovendien kan de velddienstopziener helpen door de studieleider over bepaalde behoeften in te lichten en door hem de Verkondigersberichtskaarten ter inzage beschikbaar te stellen.
3 De belangstelling van de studieleider dient in de eerste plaats naar mensen uit te gaan, en niet louter naar de tijd die zij in het veld doorbrengen. Het is zijn doel een ieder te helpen in geestelijke gezindheid te groeien. Hij wil deze zelfde geest in de broeders en zusters aankweken, namelijk een werkelijke belangstelling te hebben voor de mensen met wie zij spreken. Aldus zal er niemand zijn die slechts aan de velddienst deelneemt om iedere maand een rapportje in te kunnen leveren, maar zij zullen dit doen wegens hun toewijding aan Jehovah en uit liefde voor de mensen, in de wens dat dezen leven verwerven.
4 Dit doel legt een verantwoordelijkheid op de studieleider. Wanneer hij persoonlijke hulp geeft, zal hij, in plaats van te proberen een te zware last in één keer tegelijk op zich te nemen, meer bereiken door aan één of twee personen per keer speciale aandacht te schenken. Wanneer een persoon vorderingen maakt in geestelijke gezindheid, kan de studieleider iemand anders helpen. Ook anderen kunnen hieraan een aandeel hebben. Ongetwijfeld zijn er andere ervaren verkondigers in de groep die graag van dienst zullen zijn.
5 Door voor elke broeder en zuster in zijn groep belangstelling te tonen, kan de studieleider een werkelijke familieband scheppen. Eventuele schuchterheid en onverschilligheid zullen plaats maken voor liefde en warmte, en allen zullen uit de studie en uit hun dienst voor Jehovah werkelijke vreugde putten.