Elkaar helpen (deel III): Aan de deur het woord te voeren
1 Jezus zei: „Een ieder die volmaakt is onderricht, zal gelijk zijn leraar zijn” (Luk. 6:40). De meerderheid van zijn discipelen waren heel gewone mensen net als wij. Door met Jezus op te trekken, naar hem te luisteren en door zijn onderwijsmethode gade te slaan, waren zij spoedig gereed om twee aan twee uitgezonden te worden ten einde het goede nieuws aan hun naasten te vertellen. Zij namen het gebod „maakt discipelen . . . hen dopende . . . leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” ter harte. — Matth. 28:19, 20.
2 Als hedendaagse discipelen van Jezus staan wij onder de verplichting om het goede nieuws te prediken en „discipelen te maken”. Dat Jehovah’s zegen op onze prediking aan de deuren van onze naasten rust, precies zoals in de eerste eeuw, blijkt elke maand uit het aantal dopelingen. Deze personen nemen op hun beurt weer deel aan het maken van discipelen en het aantal dat predikt is op die manier dus toegenomen.
3 Velen van ons hebben net als in Jezus’ dagen hulp nodig willen ze leren discipelen te maken. In verscheidene gemeenten bestaan voorzieningen om ons betere onderwijzers te doen zijn. De laatste twee uitgaven van Onze Koninkrijksdienst spraken over regelingen hoe ervaren verkondigers de helpende hand konden bieden. Wanneer je een ander graag wilt helpen of een ander biedt aan jou te helpen aan de deur het woord te voeren, wat kan er dan worden gedaan?
4 Er worden twee dingen aanbevolen: (1) samen voorbereiden, en (2) samen in de velddienst staan. Wanneer je je als partners op de dienst voorbereidt, besteed dan enige tijd aan het bespreken van de aanbevolen aanbiedingen uit Onze Koninkrijksdienst. Bespreek wat als inleiding gezegd zou kunnen worden, hoe naar het toespraakje over te stappen, de bijbel te gebruiken, de lectuur aan te bieden, alsook hoe het bezoek te besluiten en waar mogelijk een studie te beginnen. Na deze punten in jullie geest te hebben gegrift, kunnen jullie om beurten de rol van huisbewoner en verkondiger spelen. Deze praktijkoefeningen zullen er veel toe bijdragen dat je met vertrouwen aan de deur zult spreken. Net zoals Jezus de waarheid bezat, hebben wij die ook, en dat is nu net wat andere mensen nodig hebben om leven onder de Koninkrijksheerschappij te verwerven.
5 Door onderweg naar het gebied de geleerde dingen nog even met elkaar te herhalen, zul je ze fris in de geest hebben wanneer jullie aan de eerste deur komen en je zult een goed begin hebben. Je kunt besluiten dat degene met de meeste ervaring de eerste paar deuren neemt. Of, na de inleiding, kunnen beiden een aandeel hebben aan het lezen van teksten en het geven van commentaar. Bespreek, terwijl je samenwerkt, hoe je aanbieding zou kunnen worden verbeterd. Wees aanmoedigend en sta elkaar als partners in de dienst terzijde.
6 Samenwerken zal tot gevolg hebben dat je praktische dingen leert die je aan de deur kunt toepassen. Je zult de noodzaak bemerken om vriendelijk en natuurlijk te zijn en op een conversatietoon met mensen te spreken; hoe je vragen kunt gebruiken om belangstelling op te wekken en vast te stellen hoe de huisbewoner denkt; hoe je aan te passen; de noodzaak om naar de huisbewoner te luisteren. Je zult bemerken hoe de aanbieding op eenvoudige wijze tot het verspreiden van lectuur kan leiden en waar mogelijk zelfs tot het oprichten van een bijbelstudie.
7 Je zult ook leren hoe je onverschilligheid, ja zelfs tegenstand, aan de deur kunt opvangen. Velen zullen niet luisteren, maar we raken niet van slag. Wij zoeken met schapen te vergelijken personen (Joh. 10:4). We gaan rustig naar de volgende deur, in het besef dat ons werk een scheidingswerk is. Wij leren vol vertrouwen in Jehovah’s kracht voort te gaan, wetend dat het zijn werk is en dat hij onze krachtsinspanningen zal zegenen.
8 Velen van ons willen graag geholpen worden zodat we doeltreffend met mensen aan de deur kunnen spreken. Aan de andere kant hebben velen van ons de ervaring om de nodige hulp te geven. Zoals Paulus aanraadde: „Laat een ieder van ons zijn naaste behagen in datgene wat zijn opbouw ten goede komt.” — Rom. 15:2.