Voordeel trekken van onze dienstopziener
1 Zijn wij niet dankbaar voor de „gaven in mensen” die in deze laatste dagen zo goedgunstig aan de gemeenten van Gods volk over de gehele aarde geschonken zijn? (Ef. 4:8) De ouderlingen die door heilige geest zijn aangesteld om de gemeente Gods te weiden, behoren tot die „gaven”. In elke gemeente wordt een van de ouderlingen uitgekozen om dienstopziener te zijn. Net als in de eerste eeuw dragen de verscheidene „gaven in mensen” zorg voor verschillende aspecten van het werk in de gemeente. „Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, sommigen als profeten, sommigen als evangeliepredikers, sommigen als herders en leraren, met het oog op de opleiding van de heiligen, voor het werk der bediening.” — Ef. 4:11, 12.
2 Wij kunnen er blij om zijn dat aan een van deze broeders de speciale taak is toegewezen zorg te dragen voor het evangelisatiewerk in de gemeente. Elke opgedragen, gedoopte dienstknecht van Jehovah in deze laatste dagen heeft de toewijzing ontvangen aan het werk der bediening deel te nemen. Wij zijn Gods bedienaren en staan onder het gebod „dit goede nieuws van het koninkrijk” te prediken (Matth. 24:14). Net als in de eerste eeuw beschikken wij dus over een bekwame broeder die speciaal de taak heeft ons bij het „werk der bediening” te helpen.
3 Hoe kwijt hij zich van die taak? Op verscheidene manieren. (1) Hij zorgt ervoor dat wij ons er allemaal bewust van blijven hoe belangrijk het is predikingswerk te verrichten en discipelen te maken. (2) Zijn aandacht gaat ernaar uit dat er op de verschillende boekstudiegroepen voor goede leiding in het veld gezorgd wordt. (3) Hij stelt er belang in dat elk van ons de persoonlijke hulp krijgt die wij nodig hebben om onze doeltreffendheid als bedienaren te vergroten. Net als in de eerste eeuw hebben deze „gaven in mensen” persoonlijke belangstelling voor iedereen afzonderlijk, zodat „wij allen geraken . . . tot de mate van wasdom die tot de volheid van de Christus behoort; opdat wij niet langer kleine kinderen zouden zijn”. — Ef. 4:13, 14.
4 Op welke wijze draagt hij zorg voor zijn verantwoordelijkheden? In de eerste plaats heeft hij maar weinig administratieve dingen te verzorgen. Hij werkt veeleer met de berichten die de secretaris bijhoudt en dit draagt ertoe bij dat hij zich op het helpen van mensen kan concentreren. Ofschoon hij gewoonlijk als studieleider dienst doet en de meeste tijd met die speciale groep doorbrengt, houdt hij het evangelisatiewerk van de gemeente in z’n geheel nauwlettend in het oog. Wanneer hij in welk deel van de gemeente maar ook of met betrekking tot een bepaalde tak van dienst een probleem waarneemt in verband met de velddienstactiviteit, zal hij dit onder de aandacht brengen van het lichaam van ouderlingen waar hij mee samenwerkt. Hij zorgt ervoor dat hij van alle velddienstregelingen binnen de gemeenteboekstudies op de hoogte blijft en stelt er belang in hoe goed deze worden ondersteund. Hij is bovendien een onderwijzer, en de enthousiaste aandelen over de velddienst die hij van tijd tot tijd op de dienstvergadering behartigt, dragen ertoe bij dat allen worden gestimuleerd positief tegenover de dienst te staan.
5 Eens per maand zal hij van zijn eigen boekstudie weg zijn en die week met een van de andere boekstudiegroepen samenwerken. Gedurende die tijd zal zijn assistent voor zijn groep zorg dragen, zodat hij zijn volledige aandacht kan richten op de behoeften van de groep die hij bezoekt. In die week zal hij met zo veel mogelijk verkondigers van die groep samenwerken. Dit is een geschikte gelegenheid om door hem geholpen te worden wanneer wij met een of ander velddienstprobleem zitten. Hij is er om ons te helpen, want hij beseft dat wij allemaal, net als hij, bedienaren zijn. Tijdens de boekstudie van die week zal er nog een bijzonderheid zijn. De studie zal tot 45 minuten worden ingekort ten einde de dienstopziener de gelegenheid te geven een aanmoedigende lezing te houden. Het doel van deze schriftuurlijke lezing is ons te helpen verbeteringen in ons evangelisatiewerk aan te brengen.
6 Er zal geen officiële vergadering worden belegd tussen de dienstopziener en de vaste studieleider. De dienstopziener zal er echter wel naar informeren hoe het staat met de velddienstregelingen die voor het groepje zijn getroffen. Hij zal er in geïnteresseerd zijn te weten hoe goed de regelingen functioneren en de studieleider zal natuurlijk open staan voor elke door hem gegeven suggestie.
7 In grote gemeenten met veel boekstudiegroepen, zal dit betekenen dat elke groep misschien slechts één- of tweemaal per jaar zal worden bezocht. Zelfs wanneer er maar een paar boekstudiegroepen zijn kunnen er maanden tussen de bezoeken van de dienstopziener liggen. Dit betekent dat wij allemaal zo veel mogelijk profijt van zijn bezoek willen trekken door die week de boekstudie en de velddienst goed te ondersteunen. Door met hem in de velddienst te staan, door tijdens de studie antwoorden te geven en door goed naar hem te luisteren wanneer hij de groep toespreekt, tonen wij Jehovah en zijn Zoon dat wij er volledig waardering voor hebben dat zij in opzieners hebben voorzien die de leiding nemen. Dan zal in overeenstemming met Efeziërs 4:15, het doel waar deze „gaven in mensen” voor worden verschaft, verwezenlijkt worden. Daar staat namelijk: „Laten wij echter, de waarheid sprekend, door liefde opgroeien in alle dingen in hem die het hoofd is, Christus.”