Kun jij meer doen om Jehovah te eren?
1 Dat is voor ons allemaal een uitermate belangrijke vraag om over na te denken. Als getrouwe navolgers van onze Meester, Jezus Christus, eren wij onze God in deze tijd door zijn naam in het openbaar bekend te maken. Wij moeten deze verantwoordelijkheid op ons nemen, willen wij Gods gunst ontvangen (Mark. 13:10; Luk. 4:18; Hand. 4:20; Hebr. 13:15). Wat een onbeschrijflijk voorrecht — ja, een geweldige eer — om dit goede nieuws te brengen aan de overgebleven verstrooide „schapen” die nog deel van Jehovah’s universele kudde kunnen gaan uitmaken! — Joh. 10:16.
2 Kunnen jij en je kinderen meer doen om Jehovah te eren door jullie activiteit in de bediening te verhogen? Steeds meer van jullie broeders en zusters over de hele wereld nemen de pioniersdienst op zich. In de maand april 1992 was er in Nederland een hoogtepunt van 4846 personen die in de speciale, gewone of hulppioniersdienst waren. Heb jij er persoonlijk ernstig over nagedacht om te gaan pionieren? Moedig jij je kinderen aan een carrière in de volle-tijddienst na te streven?
3 Waarom analyseer je niet hoe je persoonlijk over de pioniersdienst denkt? Wanneer het onderwerp ter sprake komt, trek je dan snel de conclusie dat jouw omstandigheden eenvoudig niet toelaten dat je als een pionierbedienaar dient? Het is waar dat pionieren niet voor iedereen mogelijk is. Schriftuurlijke verantwoordelijkheden en andere beperkingen beletten velen om in de volle-tijddienst te gaan (1 Tim. 5:8). Maar heb je de aangelegenheid kort geleden gebedsvol overdacht? Hebben jullie het onderwerp als gezin besproken om te zien of op zijn minst één gezinslid kan pionieren? In De Wachttoren van 15 februari 1983 stond op blz. 23 deze tot nadenken stemmende verklaring: „Ja, elke christelijke dienaar van God dient onder gebed te beschouwen of hij kan pionieren of niet. Een Zuidafrikaans echtpaar dat al vijftien jaar pioniert, zei: ’Waarom wij pionieren? Zouden wij het ooit voor Jehovah kunnen verantwoorden wanneer wij dit niet deden?’ Velen die geen pionier zijn, zouden terecht de verwante vraag kunnen stellen: ’Kan ik het werkelijk voor Jehovah verantwoorden dat ik geen pionier ben?’”
4 In een ander Wachttoren-artikel over dit onderwerp stond deze rake opmerking: „Wij moeten allen eerlijk zijn tegenover onszelf. Zegt u: ’De geest is gewillig, maar het vlees is zwak’? Maar is de geest werkelijk gewillig? Laten wij het vermijden de zwakheid van het vlees als een excuus voor de onwilligheid van de geest te gebruiken.” — w79 15/3 blz. 6.
5 Ouders die willen dat hun kinderen succes hebben: Spreuken 15:20 verzekert ons: „Een wijze zoon is hij die een vader verheugt.” Godvrezende ouders verheugen zich ongetwijfeld als hun zoons en dochters een leven van toegewijde dienst voor Jehovah nastreven. Jullie kinderen zullen echter niet automatisch de verstandige handelwijze kiezen. De verlokking van deze wereld is heel krachtig. Ouders, de waarden van jullie kinderen worden grotendeels gevormd door die van jullie. Als jullie altijd positief over de voordelen van de volle-tijddienst spreken, als jullie je kinderen aanmoedigen met toegewijde pioniers om te gaan, als jullie er werkelijk van overtuigd zijn dat de volle-tijddienst de meest eervolle carrière is die jullie kinderen ooit op zich zouden kunnen nemen, zal deze positieve geesteshouding ongetwijfeld een krachtige invloed op jullie kinderen hebben. Help hen te beseffen hoe waardevol het is een goede naam bij Jehovah op te bouwen in plaats van bij mensen.
6 Jongeren, Spreuken 22:1 vestigt de aandacht op de keus die jullie moeten maken: „Een naam is te verkiezen boven overvloedige rijkdom; gunst is beter dan zelfs zilver en goud.” Wat voor naam zul jij voor jezelf opbouwen? Denk eens aan de mannen en vrouwen over wie wij in de bijbel lezen die door toegewijde dienst een goede naam bij God opbouwden. Lukas bijvoorbeeld, de geliefde geneesheer, en Henoch, die met de ware God wandelde. Samuël ontving de best mogelijke opleiding en begon zijn dienst in Jehovah’s tempel al op zeer jonge leeftijd. Denk je dat deze getrouwe dienstknechten de keus die zij hebben gemaakt ooit hebben betreurd? Waarom zouden ze? Zij allen leidden een gelukkig, produktief en opwindend leven. En zij verwierven Jehovah’s blijvende gunst! — Ps. 110:3; 148:12, 13; Spr. 20:29a; 1 Tim. 4:8b.
7 Wanneer kinderen het leven tot een succes maken, geeft dit hun ouders een gevoel van trots. Hun investering in het opleiden, streng onderrichten en onderwijzen van dit „erfdeel van Jehovah” wordt in veelvoud terugbetaald (Ps. 127:3). Wat zou een ouder trotser kunnen maken dan een zoon of een dochter die alles doet wat hij of zij kan om Jehovah te eren? Veel jonge mensen in deze tijd treden in de voetsporen van Lukas, Henoch en Samuël, zoals uit een brief blijkt: „Ik ben zestien. Ik ben . . . negen maanden na mijn doop met de gewone pioniersdienst begonnen en heb sindsdien niets dan zegeningen van Jehovah ontvangen. . . . Pionieren helpt je ook op school. Vroeger werd ik altijd door mijn klasgenoten gepest omdat ik een Getuige ben. Nu ben ik, aangezien ik veel meer persoonlijke studie moet doen, in staat ’een antwoord te geven aan degene die mij hoont’.”
8 Onderwijs dat iemand toerust voor de bediening: Op dit punt zouden wij de kwestie van werelds onderwijs kunnen beschouwen. Vooral op dit terrein is een evenwichtige zienswijze noodzakelijk. In De Wachttoren van 1 november 1992 werd het artikel besproken: „Onderwijs met een doel”. Onder het kopje „Toereikend onderwijs” werd opgemerkt dat „christenen in hun eigen levensonderhoud moeten kunnen voorzien, zelfs als zij volle-tijd pionierbedienaren zijn (2 Thessalonicenzen 3:10-12). . . . Hoeveel onderwijs heeft een jonge christen nodig om deze bijbelse beginselen te eerbiedigen en aan zijn christelijke verplichtingen te voldoen? . . . Wat zou [als loon] ’redelijk’ genoemd kunnen worden voor degenen die pionierbedienaren van het goede nieuws willen zijn? Zulke personen hebben gewoonlijk part-time werk nodig om hun broeders en zusters of hun familie geen ’dure last’ op te leggen (1 Thessalonicenzen 2:9).”
9 Indien de toekomstige pionier meent dat hij extra opleiding nodig heeft om hem te helpen de volle-tijddienst na te streven, dan zou, zo wordt in De Wachttoren van 1 november 1992 aanbevolen, „een jonge Getuige er goed aan doen deze opleiding indien mogelijk te volgen terwijl hij nog thuis woont, waardoor hij kan vasthouden aan studiegewoonten, vergaderingbezoek en predikingsactiviteit als een normaal onderdeel van het christelijke gezinsleven”.
10 Uit Afrika komt de ervaring van een 22-jarige jongere die een vakopleiding moest volgen, hoewel hij in zijn hart liever in de pioniersdienst was. Tijdens zijn vakopleiding gaf hij zich voor de hulppioniersdienst op. Zijn leeftijdgenoten lachten hem uit en zeiden dat hij vast en zeker voor zijn examens zou zakken. Hij gaf hun altijd ten antwoord: „Zoek eerst Gods koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid.” Hij oefende zelfdiscipline en stond elke morgen heel vroeg op om twee uur huiswerk te maken en ’s middags na schooltijd vervolgens een aandeel te hebben aan de velddienst. De hele school stond versteld toen deze jongeman bij een speciale test om de drie beste studenten te selecteren voor een speciale studiebeurs, derde werd. De student die tweede werd, was een geïnteresseerde met wie onze pionierbroeder op school de bijbel bestudeerde. De student die eerste werd, was ook een ijverige Getuige op die school.
11 Ouderlingen doen hun deel: Gemeenteouderlingen, die trots zijn op het werk dat de pioniers doen, geven deze ijverige bedienaren enorme aanmoediging. Ouderlingen doen dit graag omdat zij weten dat hardwerkende, produktieve pioniers voor elke gemeente een zegen zijn. Na ongeveer een jaar in de gewone pioniersdienst te hebben gestaan, komen zulke personen in aanmerking voor extra opleiding op de pioniersschool. De cursus is een hulpmiddel van onschatbare waarde gebleken om de doeltreffendheid van de pioniers te verbeteren. Hoewel de pioniers bij het werk het voortouw nemen, hebben ook zij liefdevolle aanmoediging nodig, en de ouderlingen dienen eropuit te zijn aan deze behoefte te voldoen. — 1 Petr. 5:1-3.
12 Hoe kunnen de ouderlingen het pionierswerk een stimulans geven? Het zou een goed uitgangspunt zijn om van tijd tot tijd te bekijken wie naar dit voorrecht zouden kunnen streven. Ouderlingen zouden personen kunnen benaderen die wellicht in de gelegenheid zijn om te pionieren, zoals veel van degenen die op geregelde basis in de hulppioniersdienst zijn, gepensioneerden, huisvrouwen en studenten. Hoewel niemand het gevoel gegeven dient te worden dat hij verplicht is zich op te geven, kunnen degenen die wel het verlangen hebben maar nog steeds aarzelen, met een beetje praktische aanmoediging tot het besef komen dat pionieren binnen hun bereik ligt.
13 Wanneer ouderlingen degenen aanmoedigen die de wens hebben zich op te geven, dienen zij in gedachte te houden dat het niet noodzakelijk is dat de aanvrager verscheidene maanden in de hulppioniersdienst is voordat hij zich voor de gewone pioniersdienst opgeeft (km 8/86 inlegvel par. 24-26). Natuurlijk zullen de ouderlingen er redelijk zeker van willen zijn dat de aanvrager in staat is aan het urenvereiste te voldoen.
14 Nadat de aanvraag door het dienstcomité van de gemeente is beschouwd en door de secretaris zorgvuldig is nagekeken om er zeker van te zijn dat alle vragen zijn beantwoord, dient het formulier prompt naar het Genootschap te worden gezonden.
15 De secretaris dient de ouderlingen op de hoogte te houden van eventuele problemen waar de pioniers mee zitten. Dit is vooral belangrijk in gemeenten waar veel pioniers zijn. Als aanvulling op het beschouwen van de activiteit van de pioniers aan het eind van het dienstjaar, zoals op het Gedetailleerd rapport van gemeente (S-10) wordt verzocht, dient de secretaris de dienstopziener uit te nodigen begin maart met hem samen te komen om te zien wie misschien wat achterop raakt met het halen van het vereiste aantal uren en persoonlijke aandacht nodig heeft. (Zie Onze Koninkrijksdienst van februari 1993, Mededelingen.) Als er zonder uitstel hulp wordt geboden, kan de pionier het dienstjaar misschien nog met succes afronden.
16 Een groot aantal nieuwe pioniers is jong in jaren en betrekkelijk kort in de waarheid. Hun bereidwillige geest geeft ons beslist vreugde! Maar deze nieuwelingen moeten nog worden opgeleid om bekwaamheid te verwerven in het van-huis-tot-huiswerk, het brengen van doeltreffende nabezoeken en het onderwijzen op bijbelstudies. Als de nieuwelingen deze opleiding niet ontvangen, kunnen zij na een jaar of zo ontmoedigd raken en uiteindelijk met de pioniersdienst stoppen omdat zij in de bediening geen goede resultaten boeken. Waakzame ouderlingen zijn wellicht in staat kleine problemen of een teruggang in activiteit te bespeuren. Als er onmiddellijk aandacht aan wordt geschonken en de pionier bij zijn probleem wordt geholpen, kan hij nog vele jaren produktieve dienst verrichten.
17 Kun jij in afgelegen wateren vissen? Sommige discipelen van Jezus waren vissers. Soms waren hun netten, na een hele nacht gevist te hebben, nog leeg (Joh. 21:3). In delen van dit land waar het ’vissen naar mensen’ al jaren aan de gang is, concluderen sommige pioniers misschien dat er nog maar weinig „vis” in hun gemeente-„wateren” over is (Matth. 4:19). Vervult het ons daarentegen niet met enthousiasme wanneer wij berichten lezen uit andere landen waar verkondigers en pioniers veel bijbelstudies leiden? De vreugde die pioniers en zendelingen in deze landen ervaren, is duidelijk te zien (w92 1/9 blz. 20 par. 15). Als dan ook sommige hardwerkende pioniers in staat zouden zijn te verhuizen naar een land waar de behoefte groter is, dienen zij dit voordat zij hiertoe overgaan met hun bijkantoor te bespreken.
18 Aanvankelijk zijn sommigen wellicht met pionieren begonnen omdat zij wisten dat het juist was dit te doen, maar hebben zich afgevraagd of zij er wel een succes van zouden kunnen maken. Zij hebben zich misschien met enige twijfels en bedenkingen opgegeven. In het begin kunnen hun resultaten in het veld minimaal zijn geweest. Na verloop van tijd is hun bekwaamheid echter toegenomen en bleek Jehovah hun werk te zegenen. Dientengevolge is hun vreugde en vertrouwen gegroeid. Voor sommigen is pionieren zelfs een springplank gebleken voor de Betheldienst, een Gileadopleiding en de zendingsdienst, de bedienarenopleidingsschool en zelfs de reizende dienst.
19 Misschien heb je niet de mogelijkheid om naar een ander land te verhuizen of profijt te trekken van een Gileadopleiding, maar er zijn ook in dit land mogelijkheden om in andere wateren te vissen als je huidige gebied niet bijzonder produktief is. Zo’n verhuizing vergt wellicht een aanpassing in je levensstijl, maar de geestelijke beloningen zullen werkelijk heel groot zijn. — Matth. 6:19-21.
20 Of je zou, als je omstandigheden het toelaten, een buurgemeente in jullie eigen kring kunnen ondersteunen. Als je ervoor in aanmerking komt, zal je kringopziener je graag suggesties geven over gemeenten in de kring die best nog een pionier zouden kunnen gebruiken.
21 Sommige pioniers en verkondigers konden zich in hun eigen gebied nuttig maken zonder te hoeven verhuizen. Zij kennen misschien een andere taal. Bemerk je dat een flink deel van de bevolking in jullie gebied een andere taal spreekt? Zijn er mensen die de Koninkrijksboodschap moeten ontvangen via iemand die zich van gebarentaal bedient? Degenen die een andere taal spreken, kunnen een grote hulp zijn om alle soorten van mensen met de Koninkrijksboodschap te bereiken. Hoewel dit misschien een hele uitdaging is, kan het ook heel lonend blijken te zijn. — 1 Tim. 2:4; Tit. 2:11.
22 Als je op dit moment alles doet wat je kunt om Jehovah te eren, put dan vreugde uit je huidige dienstvoorrechten. Als je meent dat je meer kunt doen, leg de zaak dan in gebed aan Jehovah voor. Analyseer realistisch welke veranderingen jouw omstandigheden je zouden toestaan. Bespreek je plannen met een ouderling die de pioniersgeest bezit of met de kringopziener. Als je onder gebed een geschikte beslissing hebt genomen, voer die dan prompt uit met vertrouwen in Jehovah’s belofte degenen te eren die hem eren. — Hebr. 13:5, 6; 1 Sam. 2:30.