4 Toen riep Jeremia Ba̱ruch,+ de zoon van Neri̱a. Jeremia dicteerde alle woorden die Jehovah tegen hem had gesproken en Ba̱ruch schreef ze op in de boekrol.+
4 Toen riep Jeremi̱a Ba̱ruch,*+ de zoon van Neri̱a, opdat Ba̱ruch uit Jeremi̱a’s mond al de woorden van Jehovah die Hij tot hem gesproken had, op de boekrol zou kunnen schrijven.+