-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 6Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
Jezus wist (...) wie hem zou verraden: Jezus had het over Judas Iskariot. Hij had een hele nacht tot zijn Vader gebeden voordat hij de 12 apostelen uitkoos (Lu 6:12-16). Judas was dus in het begin trouw aan God. Maar Jezus wist uit de profetieën in de Hebreeuwse Geschriften dat hij zou worden verraden door een goede vriend (Ps 41:9; 109:8; Jo 13:18, 19). Toen Judas de verkeerde weg op ging, merkte Jezus, die het hart en de gedachten kan lezen, die verandering op (Mt 9:4). Door zijn voorkennis te gebruiken, wist God dat een goede vriend van Jezus een verrader zou worden. Maar het past niet bij Gods eigenschappen en daden uit het verleden om te denken dat Judas degene moest zijn die zou falen, alsof dat voorbestemd was.
vanaf het begin: Met deze uitdrukking wordt niet verwezen naar Judas’ geboorte of naar het moment dat Jezus hem als apostel uitkoos na een hele nacht te hebben gebeden (Lu 6:12-16). Het slaat op het begin van Judas’ verraderlijke gedrag, dat door Jezus meteen werd opgemerkt (Jo 2:24, 25; Opb 1:1; 2:23; zie aantekeningen bij Jo 6:70 en 13:11). Dit laat ook zien dat Judas doelbewust en planmatig handelde en niet in een plotselinge opwelling. Het woord begin (Grieks: arche) kan in de Griekse Geschriften op verschillende dingen slaan, afhankelijk van de context. In 2Pe 3:4 slaat ‘begin’ bijvoorbeeld op het begin van de schepping. Maar in de meeste gevallen wordt het in een beperktere betekenis gebruikt. Petrus zei bijvoorbeeld dat de heilige geest op de heidenen kwam, ‘net zoals in het begin bij ons is gebeurd’ (Han 11:15). Petrus had het niet over het moment dat hij geboren werd of het moment dat hij als apostel werd uitgekozen. Hij had het over de dag van Pinksteren 33, dat wil zeggen ‘het begin’ van de uitstorting van de heilige geest met een specifiek doel (Han 2:1-4). Andere voorbeelden van hoe de context de betekenis van ‘begin’ kan beïnvloeden, zijn te vinden in Lu 1:2, Jo 15:27 en 1Jo 2:7.
-