-
Wat mij geluk geschonken heeftDe Wachttoren 1977 | 15 januari
-
-
OP GOD BLIJVEN VERTROUWEN
Mijn man heeft mijn christelijke activiteit jaren achtereen tegengestaan. Ik werd buiten mijn eigen huis gesloten met een wettelijke scheiding bedreigd en zelfs met een revolver tegengehouden! Mijn liefdevolle christelijke broeders en zusters, met inbegrip van vleselijke familieleden, vormden een ware troost voor mij. Maar bovenal ging ik beseffen dat onze belangrijkste bron van geestelijke kracht Jehovah God zelf is, in wie wij een „onwankelbaar vertrouwen” moeten stellen. — Ps. 26:1, Byington.
Na verloop van tijd werd Paulo aangesteld als kringopziener, zoals reizende bedienaren van Jehovah’s Getuigen worden genoemd. Eerst wilde hij mij niet alleen met zijn tegen de waarheid gekante vader achterlaten. Maar ik zei tegen hem: „Zoon, als je op Jehovah vertrouwt, zal het noch jou noch mij aan iets ontbreken. Jehovah zal mij de kracht schenken om te volharden.” Op het ogenblik verricht Paulo nog steeds dienst als kringopziener, samen met zijn opgewekte vrouw Tereza. Ik mis hem heel erg, maar ik weet dat hij Jehovah dient, wat altijd mijn wens voor hem is geweest.
De moeilijkste tijd van mijn leven kwam toen mijn man en ik een bakkerij overnamen. Dit betekende dat wij bijna de klok rond moesten werken om het meel voor de volgende dag te kunnen betalen. Als gevolg hiervan moest ik veel vergaderingen overslaan en mijn getuigenisactiviteit aanzienlijk verminderen. Sommige vrienden dachten zelfs dat ik materialistisch was geworden. Ten slotte slaagden wij erin de bakkerij te verkopen. Bij mijn man begonnen zich echter de symptomen te openbaren van de ziekte waaraan hij in november 1969 stierf. Daarna was ik alleen. Wat zou ik doen?
Op 1 maart 1970, toen ik zevenenvijftig jaar oud was, kwam er een geheel nieuwe episode in mijn leven. Ik werd een speciale pionierster en begon elke maand op zijn minst 150 uur aan de bekendmaking van het goede nieuws te besteden.
Mijn eerste toewijzing was Volta Redonda, waar ik, samen met mijn partner Felicia Migual, meemaakte dat er een nieuwe gemeente werd opgericht. Toen werden wij toegewezen aan Pará de Minas, een erg katholieke stad, waar wij op allerlei manieren onheus werden behandeld. Eens werd ik op laffe wijze van achteren aangevallen, gestompt en op de grond geworpen. Toch sterkte dit incident mij alleen maar in mijn vaste besluit naar Gods „schapen” te blijven zoeken.
En ik heb ze in die stad inderdaad gevonden. Een van hen was José Antonio, een jongeman die zo naar Gods waarheid hongerde dat hij na slechts zes maanden van bijbelstudie gereed was voor de doop. Nu is hij een van de ouderlingen in de gemeente Pará de Minas. Mijn huidige toewijzing is Pitangui, een stadje in de buurt van Pará de Minas.
Wanneer ik terugkijk op de jaren van christelijke dienst, kan ik me op zijn minst zeventig mensen herinneren die ik heb mogen helpen christelijke getuigen van Jehovah te worden. Mijn hartewens is Jehovah, met de hulp van zijn dynamische kracht, te blijven dienen en uiteindelijk de verwezenlijking mee te maken van de gelukkige hoop zijn aangezicht tot in alle eeuwigheid te zien (Openb. 22:4, 5). — Ingezonden.
-
-
De oorsprong van het heelalDe Wachttoren 1977 | 15 januari
-
-
De oorsprong van het heelal
● De theorieën van astronomen over de oorsprong van het heelal lopen uiteen. Een tijdlang was de „steady state”-theorie populair. Ze hield in dat er constant materie gevormd en vernietigd wordt, en dat het heelal in wezen altijd zo geweest is als wij het nu zien. Die zienswijze werd in populariteit verdrongen door de „big bang”-theorie. Volgens deze theorie vond het heelal zijn begin met de explosie van een reusachtige vuurbal. De brokken materie vlogen de ruimte in en vormden uiteindelijk de sterren en planeten, die, naar men veronderstelt, nog steeds van het explosie-centrum wegvliegen.
Nog niet zo lang geleden zei de natuurkundige A. D. Allen, afkomstig uit Los Angeles, op de jaarvergadering van het Amerikaanse Natuurkundige Genootschap evenwel dat degenen die in deze theorie geloven ’dit als geloofsdaad zouden moeten doen — net zoals zij dat zouden moeten doen indien het hier om een religieuze in plaats van een wetenschappelijke theorie ging’. Hoe dat zo? Niet alleen omdat de theorie met bepaalde astronomische waarnemingen in strijd schijnt te zijn. De voornaamste reden, aldus Allen, is ’dat geen enkel theoretisch antwoord op de vraag bewijsbaar zou kunnen zijn’, dat wil zeggen, de deugdelijkheid van de theorie kan op geen enkele wijze bewezen worden. Dat bij de oorsprong van het heelal een ontzagwekkende kracht betrokken is geweest, is zonder meer duidelijk, maar natuurkundige Allen geeft toe: „Waar die energie vandaan kwam, weten wij niet.”
De bijbel evenwel stelt in duidelijke bewoordingen: „In het begin schiep God de hemel en de aarde” (Gen. 1:1). Zij die in die verklaring geloof stellen, hebben een veel grotere basis voor hun geloof dan degenen die geloof stellen in de wisselvallige theorieën van mensen.
-