Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w68 1/5 blz. 264-270
  • De rechtvaardige maatstaf van de onveranderlijke God

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De rechtvaardige maatstaf van de onveranderlijke God
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • ’S MENSEN NOODZAAK VOOR EEN JUISTE MAATSTAF
  • EEN GESCHREVEN MAATSTAF GEGEVEN
  • NIEMAND VRIJGESTELD VAN GODS MAATSTAF
  • NATIËN GEOORDEELD VOLGENS GODS MAATSTAF
  • NIET DOOR DE MENIGTE AAN HET WANKELEN GEBRACHT
  • Christelijke moraliteit
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • De Schepper openbaart zich — Tot ons nut!
    Is er een Schepper die om u geeft?
  • De uitdaging van het „goede nieuws”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
  • Koninkrijk Gods
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
w68 1/5 blz. 264-270

De rechtvaardige maatstaf van de onveranderlijke God

„Ik ben Jehovah; ik ben niet veranderd.” — Mal. 3:6, NW.

1. Wat is Jehovah’s zienswijze en voornemen met betrekking tot alle wanorde?

JEHOVAH GOD is de soevereine Regeerder van het gehele universum en als zodanig staat hij vrede en orde voor (1 Kor 14:33). In deze hoedanigheid is het zijn vaste voornemen de orde te handhaven en, waar zich wanorde voordoet, de situatie te corrigeren en de vrede te herstellen. Hij mag dan hen die in gebreke blijven de waarde van orde in te zien, ’met veel lankmoedigheid verdragen’, maar desondanks zal het zulke personen niet worden toegestaan zijn voornemen voor onbepaalde tijd te dwarsbomen (Rom. 9:22). Zij die weigeren zich naar zijn regelingen voor universele goede orde te schikken, zullen onherstelbare schade lijden.

2, 3. (a) Wat dient ons te imponeren ten aanzien van de onbezielde scheppingen van God in de hemel boven ons? (b) Wat zou vermoedelijk het resultaat zijn als God niet de hand zou houden aan zijn wetten waardoor alles wordt beheerst?

2 Als wij naar de hemel rondom onze planeet kijken, dienen wij diep onder de indruk te komen van de orde en harmonie die overal zichtbaar is. Wonderbare wetten, waarvan er vele nog onbekend zijn voor de mens, binden de ontelbare sterren in hun melkwegen tot één reusachtig stelsel bijeen waarin geen wanklank van onafhankelijkheid bestaat. Elke ster behoudt haar plaats in de haar toegewezen baan, en alle te zamen volbrengen ze de wil van de Schepper. Aan elke ster heeft hij de geweldige energie gegeven om rond haar eigen as te blijven draaien en tegelijkertijd met grote snelheid haar baan te blijven beschrijven. De profeet Jesaja duidt op Jehovah als „Degene die het heerleger daarvan zelfs naar het getal uitleidt, ze alle zelfs bij name roept. Vanwege de overvloed van dynamische energie, en omdat hij sterk is in kracht, ontbreekt er niet één aan”. — Jes. 40:26, NW.

3 Als God niet de hand zou houden aan zijn wetten die de bewegingen van zijn reusachtige onbezielde scheppingen in de lucht beheersen, kunt u zich dan voorstellen wat er zou gebeuren? Deze hemellichamen zouden ongetwijfeld in het wilde weg plotseling van koers veranderen en ten slotte op noodlottige wijze tegen elkaar opbotsen. Gelukkig voor ons die op deze kleine planeet leven, zal iets dergelijks nooit plaatsvinden, om de eenvoudige reden dat Jehovah de handhaver van orde is.

4, 5. (a) Waarom zijn de hemellichamen voor ons van meer dan oppervlakkig belang? (b) Welke kenmerken hebben de astrale en de menselijke schepping met elkaar gemeen?

4 In zijn geschreven Woord heeft de grote Schepper mensen met sterren laten vergelijken. Daniël schrijft bijvoorbeeld: „De verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos” (Dan. 12:3). Abrahams achterkleinzoon Jozef kreeg een droom-visioen van sterren die de leden van zijn eigen familie voorstelden (Gen. 37:9). En over Abrahams nageslacht werd geprofeteerd dat het talrijk als de sterren zou worden. — Gen. 22:17.

5 De vergelijking is ook zo passend! Mensen moeten, evenals sterren, hun eigen plaats of rol in het leven bezetten. Evenals de veelkleurige sterren, verschillen ook mensen uiterlijk en wat eigenschappen betreft, van elkaar (1 Kor. 15:41). Ook mensen kunnen, als zij dit willen, net als de sterren, nauwkeurig de heerlijkheid van hun Schepper weerspiegelen; en dwaze mensen die hardnekkig weigeren zich naar Gods rechtvaardige maatstaf voor menselijke schepselen te voegen, worden op passende wijze beschreven als „sterren zonder vaste baan, waarvoor de donkerheid van de duisternis voor eeuwig is weggelegd”, ver van enige kans in botsing te komen met Gods bruikbare scheppingen. — Jud. 13.

’S MENSEN NOODZAAK VOOR EEN JUISTE MAATSTAF

6. (a) Wat leren wij dus uit het feit dat de onbezielde schepping door onveranderlijke wetten wordt beheerst? (b) Hoe wordt dit ondersteund door Gods eigen geschreven getuigenis omtrent zijn voornemen?

6 Begint u nu te begrijpen waarom het voor God noodzakelijk was tot leiding van ieder mens die leeft zijn rechtvaardige maatstaf vast te stellen? Niet om iemand van iets te beroven dat voor werkelijk geluk essentieel is. Niet om alleen maar eigenmachtig te zijn of zijn gezag te laten gelden. Niet omdat hij iemand werkelijke vrijheid zou willen onthouden, want Jehovah’s geest is de geest van vrijheid (2 Kor. 3:17). Het is veeleer zijn grootse voornemen in de hemel en op aarde een groep volmaakte schepselen te hebben die evenals de miljarden sterren aan de hemel allen in vrede met elkaar samenwerken, zonder dat iemand zelfs maar de geringste inbreuk maakt op de rechten van de ander. Leest u eens over dit voornemen van God in Efeziërs, hoofdstuk 1, de verzen 8 tot 10.

7. Wat kunnen wij opmerken over personen die op onbeperkte vrijheid van beslissen en handelen staan?

7 Mensen die geen leiding kunnen verdragen, schijnt elk soort van vereiste wellicht ergerlijk toe. Zij willen vrij zijn om te doen wat hun goeddunkt. Zij willen niet aan een autoriteit verantwoording verschuldigd zijn. Zij zijn als de populaire schrijver die gezegd moet hebben: „Als ik niet kan leven zoals ik wil, wil ik helemaal niet leven.” Zij willen niet als ieder ander behandeld worden. Zij willen als uitzonderingen behandeld worden, als speciale gevallen. Toch weten zij heel goed dat als iedereen erop stond precies te doen waar hij zin in had, de toestanden hier op aarde nog chaotischer zouden zijn dan reeds het geval is. Door te weigeren de beperkingen in aanmerking te nemen die hun door de rechten van medeschepselen worden opgelegd, is hun streven er in feite alleen maar op gericht zichzelf te behagen.

8. Door welke houding werd het mensengeslacht al heel vroeg geïnfecteerd, en met welke gevolgen?

8 De geschiedenis biedt al heel vroeg vele voorbeelden van personen die het recht hebben opgeëist hun eigen weg uit te stippelen. Eva sloeg Gods gebod in de wind, een daad waardoor zij op zelfzuchtige wijze haar man in moeilijkheden bracht. Zij liet toe dat haar ogen en haar hart haar meevoerden op de weg der zonde. Ook Adam besloot dat hij liever niet wilde leven als hij het leven niet met zijn schone maar wetteloze metgezellin kon delen. Hun eerstgeborene, Kaïn, bleek ook een man te zijn die zijn eigen zin wilde hebben. Hoewel God hem waarschuwde, weigerde hij hardnekkig raad aan te nemen en eindigde als een veroordeelde moordenaar. Dit kwam niet alleen doordat Kaïn onvolmaaktheid geërfd had. Neen, want Abel leefde ook onder een dergelijke handicap, maar toch heeft hij God behaagd. Kaïn was iemand die onafhankelijk wilde zijn en onnoemelijk velen van Adams nageslacht hebben sedertdien diezelfde houding aan de dag gelegd. — 1 Joh. 3:12.

9. Welke tegengestelde handelwijzen waren vlak voor de vloed in het oog springend?

9 Na verloop van tijd hebben zelfzuchtige engelen „hun eigen juiste woonplaats” in de hemel verlaten, zich als mannen gematerialiseerd en zich ermee beziggehouden het mensengeslacht te verderven (Judas 6; Gen. 6:1-8). Maar Noach „was onder zijn tijdgenoten een . . . onberispelijk man”. Hij behield een juiste leiding over zijn gezin en beschermde hen tegen de immorele verdorvenheid van een goddeloze wereld. Hij weigerde mee te doen met de horde van wetteloze schepselen die Gods maatstaf voor een juist gedrag negeerden en hun eigenzinnigheid met de dood moesten bekopen. — Gen. 6:9.

10. Welk speciale gezichtspunt van de onveranderlijke God werd door de vernietiging van Sodom en haar zustersteden onderstreept?

10 Toen Abrahams neef Lot in de stad Sodom woonde en „zwaar gekweld werd doordat de mensen, die de wet trotseerden, zich overgaven aan losbandig gedrag”, besloot Jehovah zijn haat tegen vuile seksuele praktijken op afdoende wijze kenbaar te maken. Terwijl Lot en zijn gezin haastig van het toneel werden weggevoerd, ’liet de HERE het zwavel en vuur regenen’, waardoor Sodom en zijn naburige steden volkomen werden vernietigd en aan het leven van de inwoners ervan een eind werd gemaakt (2 Petr. 2:7; Gen. 19:1-28). Het verslag van de verschrikkelijke straf dient voor allen een waarschuwing te zijn dat God van hen die zijn gunst willen bezitten, volstrekt seksuele en morele reinheid eist.

11. Hoe bezag Jozef Gods rechtvaardige maatstaf voor menselijk gedrag, en tegen welke sterke invloeden nam hij zijn standpunt in?

11 Jakobs zoon Jozef werd als slaaf verkocht naar een land waar vrouwen een vooraanstaande en invloedrijke rol in de samenleving speelden. Welke handelwijze koos hij toen hij aan de verlokkende opdringerigheden van de vrouw van zijn werkgever werd blootgesteld? Hij kon kiezen. Hij had tot de slotsom kunnen komen dat er geen kwaad in school te doen wat zijn meesteres verlangde en haar alle verantwoordelijkheid kunnen laten dragen. In plaats daarvan nam hij een veel belangrijker overweging in aanmerking. Let op de woorden waarmee hij zijn beslissing tot uitdrukking bracht toen hij zich uit de tegenwoordigheid van de verleidster losrukte: „Hoe zou ik dan dit grote kwaad doen en zondigen tegen God?” — Gen. 39:9.

12. Hoe gaf het gedrag van Esau en Jakob blijk van hun respectieve houdingen ten opzichte van Gods vereisten?

12 Abrahams kleinzonen Esau en Jakob legden beiden een tegengestelde handelwijze aan de dag ten opzichte van de maatstaf voor menselijk gedrag die God de mensen had meegedeeld. Esau werd een man „die verstand van jagen had, een man van het veld, maar Jakob een onberispelijk man, die in tenten woonde” (Gen. 25:27, NW). Hierin ligt opgesloten dat Esau niet onberispelijk was. Kwam het misschien doordat zijn liefde voor de jacht hem wegleidde van het geregelde toezicht dat in een godvruchtig gezin werd uitgeoefend? Zijn latere gedrag bewees dat hij een heftig, onafhankelijk man was die de voorkeur gaf aan de vrijheid zichzelf te behagen boven het rustige arbeidzame leven van een veehouder. Daar hij iemand was die zichzelf wilde behagen, nam hij — tot grote ergernis van zijn moeder — vrouwen uit de dochters der Hethieten. — Gen. 27:46.

13. Tot het volgen van welke verkeerde handelwijze zou Mozes verleid hebben kunnen worden als hij zich niet had aangesloten bij het uitverkoren volk van God?

13 Mozes geldt daarentegen als een prachtig voorbeeld van hen die trachten vast te houden aan Gods voortreffelijke maatstaf voor zijn aardse dienstknechten. Hij had als een Egyptische prins in weelde kunnen blijven baden en alles kunnen doen en hebben wat zijn hart of ogen begeerden. Het verslag vertelt ons echter dat hij heeft „geweigerd de zoon van de dochter van Farao genoemd te worden en verkoos . . . liever met het volk van God slecht behandeld te worden dan de tijdelijke genieting der zonde te hebben”. — Hebr. 11:24, 25.

EEN GESCHREVEN MAATSTAF GEGEVEN

14. Hoe werd Mozes beloond, en wat verschafte Jehovah nu als leiding voor zijn voorbeeldige natie?

14 Omdat Mozes niet zichzelf behaagde, doch voor leiding en de kracht om te volharden naar de onzichtbare God opzag, werd hij zeer begunstigd, aangezien hij tot de middelaar werd aangesteld door bemiddeling van wie God de natie die hij uit Egypte had gekocht om zijn eigendom te zijn, een geschreven gedragslijn gaf. Enkele van de fundamentele inzettingen luiden als volgt: „Gij moogt geen andere goden hebben tegen mijn persoon in. Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen lang mogen blijken te zijn op de grond die Jehovah, uw God, u geeft. Gij moogt niet moorden. Gij moogt geen overspel plegen. Gij moogt niet stelen. Gij moogt als getuige geen valse verklaring tegen uw naaste afleggen. Gij moogt . . . niet begeren” wat uw medemens toebehoort. — Ex. 20:3, 12-17, NW.

15. Welke diepgaande beginselen voor gedrag belichamen de aan Israël bij de berg Sinaï gegeven fundamentele wetten?

15 Het is opmerkenswaardig dat als een Israëliet erop zou staan zijn eigen rechter van goed en kwaad te zijn, hij zich feitelijk tot een god opwierp. Er wordt onderworpenheid geëist aan degene die de leiding in het gezin heeft. Een medemens het recht te ontnemen te leven, een rein lichaam te hebben, zijn eigendommen te behouden en een goede naam te hebben, zijn gedragingen die God verbiedt. Gods geschreven Woord gaat ten slotte tot de bron van alle moeilijkheden, door ervoor te waarschuwen geen onwettige en hebzuchtige begeerten in het hart te koesteren. Opdat geen enkele Israëliet onwetendheid ten aanzien van deze rechtvaardige vereisten zou kunnen aanvoeren, werd ouders geboden ze hun kinderen van kindsbeen af in te prenten. — Deut. 6:6-9.

16. Voor welke verkeerde handelwijze waarschuwde Jehovah zijn volk speciaal, indien het zich in zijn gunst wilde blijven verheugen?

16 Tegen de smerige, immorele riten van de heidense aanbidding werd gewaarschuwd met de woorden: „Want gij moogt u niet neerwerpen voor een andere god, want Jehovah, wiens naam Jaloers is, hij is een jaloerse God; opdat gij geen verbond sluit met de bewoners van het land, daar zij stellig immorele gemeenschap met hun goden zullen hebben en slachtoffers aan hun goden zullen brengen, en iemand u vast en zeker zal uitnodigen en gij stellig wat van zijn slachtoffer zult eten. Dan zult gij sommigen van hun dochters voor uw zonen moeten nemen, en hun dochters zullen vast en zeker immorele gemeenschap met hun goden hebben en maken dat uw zonen immorele gemeenschap met hun goden hebben.” — Ex. 34:14-16, NW.

17. Waarom was er een verbodsbepaling tegen het in acht nemen van normale beleefdheidsvormen ten opzichte van de hen omringende natiën?

17 Jehovah wist heel goed welk patroon van dingen hij kon verwachten. Het zou beginnen met het in acht nemen van schijnbaar onschuldige beleefdheidsvormen: alleen maar de gastvrijheid van die heidenen accepteren. Voordat het slachtoffer zich ervan bewust is, heeft hij daarna wat van het geheiligde voedsel aanvaard dat aan de heidense afgod is geofferd, waardoor hij zich de verplichting heeft opgelegd aan andere vereisten van de valse religie te voldoen, hoe immoreel en ontaard ze wellicht ook mogen zijn. Wanneer men in de oudheid aan iemands tafel brood at, kwam men hierdoor onder de verplichting te staan op voet van vriendschap — in een verbondsverhouding — met zijn gastheer te blijven. Aan de tafel van een valse god te eten, bracht degene die at eveneens in een vriendschappelijke verhouding tot zulk een god. Jehovah eiste echter exclusieve toewijding van zijn aanbidders.

18. Op welke wijze ontnam Jehovah hun elke grond om te doen wat ieder ander doet?

18 Wetend dat zijn volk na verloop van tijd de gebruiken in acht zou gaan nemen van naburige natiën, die hun eigen onafhankelijke maatstaven vaststelden en van meerderheidsgroepen, die hen door overrompeling op de verkeerde weg zouden trachten te brengen, gebood Jehovah: „Gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen, noch in een rechtsgeding getuigenis afleggen met de meerderheid mee, om het recht te buigen” (Ex. 23:2). Hij gaf hun geen grond de verkeerde weg op te gaan en dan, om zichzelf te rechtvaardigen, te beweren: ’Iedereen doet het.’

19. Hoe moesten de Israëlieten zich tegen het overtreden van Gods rechtvaardige maatstaf beschermen, en waarom bleven Zimri en andere Israëlieten in gebreke?

19 Opdat zijn volk zich tegen de aanval van verlokkende zonde zou kunnen beschermen, gebood Jehovah hun: „Gij moet . . . u alle geboden van Jehovah herinneren en ze doen, en gij moet u er niet mee bezighouden uw hart en uw ogen te volgen, die gij volgt in immorele gemeenschap” (Num. 15:39, NW). Hun veiligheid was er dus in gelegen zich voortdurend Gods juiste maatstaf voor gedrag te herinneren en hun leven daarmee in overeenstemming te brengen. Hadden Zimri, de zoon van Salu, en 24.000 andere Israëlieten deze raad ter harte genomen, dan zouden zij er niet voor zijn terechtgesteld dat zij zich aan immorele betrekkingen met de ontaarde vrouwen van Moab hadden overgegeven. — Num. 25:1-9.

NIEMAND VRIJGESTELD VAN GODS MAATSTAF

20. Welk schriftuurlijke voorbeeld toont het verband aan dat vaak tussen materialisme en morele losbandigheid bestaat, en waarom handelde Jehovah in dat geval snel?

20 Hebzucht en het ontbreken van godvruchtige vrees gaan hand in hand met seksuele losbandigheid, zoals valt op te merken uit het verslag over Pinehas en zijn broer Hofni, zonen van de priester Eli, die in Gods tabernakel in Silo dienden. Niet alleen behandelden zij de offergaven van het volk aan Jehovah met minachting, doch zij maakten ook nog misbruik van het hun toevertrouwde ambt door te ’slapen bij de vrouwen die dienst deden bij den ingang van de tent der samenkomst’ (1 Sam. 2:17, 22, 34). God trad handelend op ten einde zijn maatstaf te handhaven. Nadat Eli de volle gelegenheid had gekregen zijn zonen streng te onderrichten, verscheen er een man Gods met de schokkende boodschap: „Op één dag zullen zij [uw zonen] beiden sterven.” Dat vonnis werd spoedig voltrokken toen de Filistijnen de Israëlieten in een veldslag versloegen en de heilige ark van het verbond wegvoerden. Positie noch voorrecht stelde Eli vrij van zijn verantwoordelijkheid als vader en evenmin werden zijn zonen hierdoor van straf voor heiligschennis verschoond.

21. Wat leren wij uit koning Davids bittere ondervindingen na zijn zonde in de aangelegenheid van Bathséba?

21 Niemand kan er voor het aangezicht van God aanspraak op maken dat hij of zij een speciaal geval is op grond waarvan er van de strikte regels waardoor een juist gedrag wordt beheerst, moet worden afgeweken. Zelfs de koninklijke positie van koning David kon hem niet verontschuldigen voor het feit dat hij de vrouw van iemand anders begeerde en vervolgens de dood van de echtgenoot teweegbracht opdat hij zijn verkeerde verlangen zou kunnen bevredigen. Hoewel zijn eigen leven gespaard werd, stierf het kind dat Bathséba hem baarde en werd hem het lot beschoren de rest van zijn leven voortdurend gekweld te worden door hartzeer en door moeilijkheden die door zijn eigen zonen en vertrouwde dienstknechten werden veroorzaakt. Zelfs zijn vrouwen, zijn concubines, zouden in het openbaar door een opstandige zoon van zijn eigen huis verkracht worden. — 2 Sam. 12:1-14; 16:21, 22.

22. Hoe kwam het dat Salomo de aankondiging van de ramp die zijn koninkrijk zou overkomen, verdiende?

22 Salomo, Davids tweede zoon bij Bathséba, ging in het latere gedeelte van zijn regering de juiste maatstaf die Jehovah God had gesteld, negeren en hij nam zich vele vrouwen uit heidense natiën, vrouwen die per se de aanbidding van hun valse goden in het land Israël wilden invoeren. Het verslag vertelt hoe hij die weerspannige vrouwen, die de God van hun echtgenoot minachtten, ter wille was en tempels voor hun afgoden bouwde. Jehovah kondigde af dat zijn koninkrijk na zijn dood een ramp zou overkomen. Tien stammen kwamen tegen de regering van zijn zoon in opstand en richtten een onafhankelijk koninkrijk op. Slechts twee stammen gaven hun trouw aan de koning in Jeruzalem.

23. (a) Waarom heeft Jehovah de rampzalige val van de koningen van Israël en Juda voorzegd en toegelaten? (b) Welke les was tot aan de tijd van Ezra nog niet tot afzonderlijke joodse ballingen doorgedrongen?

23 De latere koningen van Juda en Israël bewezen, op enkele uitzonderingen na, eveneens ontrouw te zijn aan Gods vereisten, immoreel als zij waren in hun verkeer met de valse goden van de omringende natiën en vuil als zij waren in de ontuchtige religieuze riten die zij erop nahielden. Jehovah gaf hun koninkrijken ten slotte aan de Assyrische en Babylonische veroveraars over, en nadat het land Juda te gronde was gericht, bleef het zeventig jaar lang een woestenij. Toen voorzag hij in zijn barmhartigheid in een bevrijding en liet hij hen naar hun eigen land terugkeren. Doch hebben zij zich toen aan zijn maatstaf voor juist gedrag onderworpen? Neen, want zij hielden zich niet afgescheiden van de Kanaänieten en andere gemengde volken om hen heen. De schriftgeleerde Ezra was geschokt toen hij vernam dat zij heidense vrouwen voor zichzelf en hun zonen hadden genomen. Hij wachtte er geen moment mee een waarschuwing te laten weerklinken voor Gods ongunstige oordeel tegen de kwaaddoeners. Op zijn ontnuchterende waarschuwing kwamen de joden overeen volkomen met hun onreine toestand te breken: „Laat ons dan nu een verbond sluiten met onzen God, dat wij alle [heidense] vrouwen met de uit haar geboren kinderen zullen wegzenden, volgens den raad van mijn heer” (Ezra 10:3). De keuze was van levensbelang. Zij wendden hierdoor de vreselijke gevolgen van Jehovah’s toorn af.

NATIËN GEOORDEELD VOLGENS GODS MAATSTAF

24. Als wij het beginsel in verband met Jehovah’s rechtvaardige maatstaf in aanmerking nemen, beperkt hij zijn optreden dan tot afzonderlijke personen die zijn vereisten in de wind slaan? Geef voorbeelden.

24 Niet alleen afzonderlijke personen, maar ook hele natiën stonden of vielen in het verleden met het feit of zij de rechtvaardige maatstaf van de onveranderlijke God erkenden of negeerden. Moab, Ammon en Edom — alle Semitische natiën die Israël verachtten en haatten, begerig waren naar hun land en aanmatigend optraden tegen Jehovah — werden op bevel van de rechtvaardige God te gronde gericht en verwoest (Ezech. 25:1-14). De Feniciërs, beheerst door commerciële hebzucht, verbraken hun verbond met Israël en begonnen joodse gevangenen als slaven te verhandelen. Israëls God bracht rampspoed over hen, eerst door Nebukadnezar van Babylon en later door Alexander van Griekenland.

25. Hoe werkte God gerechtigheid in verband met Juda en Israël als natie in hun geheel, en waarom?

25 Zelfs de koninkrijken Juda en Israël bleven erop staan zichzelf te behagen en de weg te bewandelen van de heidense natiën rondom hen. Bij monde van zijn profeten berispte Jehovah hen voor hun smerige en immorele praktijken. Hij noemde hen ’dochters van ontucht’ en zei dat zij „een zinnelijk verlangen [bleven] koesteren naar degenen die haar hartstochtelijk liefhadden”. Zij sloegen zijn waarschuwingen echter in de wind en hij bracht het oordeel waarmee hij had gedreigd, namelijk dat hij een slachting onder hen zou aanrichten, over hen: „Doe een menigte tegen haar optrekken en geef haar over ter mishandeling en ter plundering; deze menigte zal haar stenigen en haar met zwaarden in stukken houwen, haar zonen en haar dochters doden, en haar huizen met vuur verbranden. En Ik zal aan de ontucht in het land een eind maken” (Ezech. 23:46-48). Hoe dwaas van die zeer begunstigde volken de maatstaf die Jehovah nota bene voor hun welzijn en geluk had bestemd, te minachten!

26. Hoe verzekert Jehovah zijn voorbeeldige volk bij monde van zijn profeet Maleachi van zijn onveranderlijkheid met betrekking tot zijn rechtvaardige maatstaf?

26 Zelfs na Ezra’s tijd vervielen de joden weer tot het lage morele peil van de heidense volken rondom hen. Bij monde van zijn profeet Maleachi deed God hun wederom een ernstige waarschuwing toekomen voor het gevaar waarin zij verkeerden: „Ik zal tot u ten gerichte naderen; Ik zal een snelle aanklager zijn tegen de tovenaars, tegen de echtbrekers, tegen de meinedigen, tegen hen die het loon van den dagloner drukken, weduwe en wees verdrukken, en den vreemdeling ter zijde dringen, maar Mij niet vrezen. . . . Voorwaar, Ik, de HERE, ben niet veranderd” (Mal. 3:5, 6). Gods mening over deze specifiek genoemde misstanden blijft hetzelfde. Hij is in dit opzicht niet veranderd en zàl ook nooit veranderen. Hij zal de opzettelijke schenders van zijn rechtvaardige maatstaf niet verschonen.

NIET DOOR DE MENIGTE AAN HET WANKELEN GEBRACHT

27. Wat valt er te zeggen over de mening van de meerderheid der onvolmaakte mensen in al zulke zaken?

27 De persoon of natie die al te veel wordt beïnvloed door het gedrag van de meerderheid der onvolmaakte zondige mensen, valt in een strik. Degenen die in Noachs tijd hun leven hadden gevormd overeenkomstig het voorbeeld dat door de meerderheid werd gesteld, bleken bijvoorbeeld ongelijk te hebben en Gods ongunstige oordeel kwam over hen. Veiligheid was niet in aantallen gelegen. De algemene, de conventionele wijze waarop de dingen worden bezien, is zelden de wijze die overeenstemt met Gods wil.

28. Welke juiste geestesgesteldheid werd door alle getrouwe personen in de oudheid die in Gods geschreven Woord worden geprezen, aan de dag gelegd?

28 Daartegenover staat dat zij die de gemakkelijke weg van de meerderheid met argwaan bekeken, degenen waren die hun leven in overeenstemming met Gods wil verkozen te houden. Noach, Abraham, Job, Jakob, Mozes en andere getrouwe dienstknechten van Jehovah volgden de weg van de minderheid. Zij werden niet aan het wankelen gebracht door het overwicht van aantallen. Zij wisten dat de gedachten en wegen van de Schepper veel verhevener en van veel groter gewicht zijn dan de gedachten en wegen van mensen (Jes. 55:9). Zij verkozen de toekomstige, eeuwige beloning van leven in een door God beloofde reine nieuwe ordening boven „de tijdelijke genieting der zonde” of de voldoening zichzelf te behagen (Hebr. 11:25). Zulke getrouwen zullen thans spoedig die rijke beloning ontvangen.

29. Wat zijn enkele van de conclusies waartoe godvrezende personen in deze tijd dienen te komen?

29 Het is thans verstandig in deze uitgelezen verslagen der menselijke geschiedenis die in de bijbel staan opgetekend, de raad en leiding te zien die in deze tijd van wereldomvattende crisis zo dringend nodig zijn. Hoe verstandig is het te beseffen dat geen enkel mens met reden het recht kan opeisen zijn leven naar eigen verkiezing te leiden, zonder zich te bekommeren om het belang en welzijn van zijn medeschepselen en zonder eerbied te hebben voor de juiste maatstaf van gedrag, die door de Schepper is voorgeschreven! De personen of natiën die zich vermeten onafhankelijk van Gods regeling te handelen en die de morele maatstaf die hij als gids voor zijn schepselen heeft vastgesteld, geweld aandoen, staat rampspoed te wachten.

30. Waarvan kunnen wij zeker zijn gezien de wijze waarop God in het verleden met de mensen heeft gehandeld?

30 De wijze waarop God in het verleden heeft gehandeld met hen die zijn rechtvaardige maatstaf voor gedrag òf nakwamen òf minachtten, is voor ons die thans leven van vitaal belang. Waarom? Paulus, een apostel van Jezus Christus, antwoordt: „Alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben” (Rom. 15:4). Ondertussen kunnen wij ervan verzekerd zijn dat Gods maatstaf voor menselijk gedrag niet verandert, want Jehovah wordt terecht beschreven als „de Vader der hemelse lichten, en bij hem is geen verandering van het keren van de schaduw” (Jak. 1:17). Hij is inderdaad de onveranderlijke, de eeuwige God.

[Illustratie op blz. 266]

Jozef vlucht voor verleiding

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen