Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g79 8/5 blz. 27-29
  • Bedoelde God „Gij zult niet doden”?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Bedoelde God „Gij zult niet doden”?
  • Ontwaakt! 1979
  • Vergelijkbare artikelen
  • Moord
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Moord
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • De heiligheid van het leven
    Ontwaakt! 1976
  • De doodstraf — Een wet van God?
    Ontwaakt! 1974
Meer weergeven
Ontwaakt! 1979
g79 8/5 blz. 27-29

De zienswijze van de bijbel

Bedoelde God „Gij zult niet doden”?

WIE heeft nooit horen zeggen: „In de Tien Geboden gebiedt God ’Gij zult niet doden’? Tijdens recente oorlogen hebben sommigen dit als reden aangevoerd voor hun weigering te vechten. Ook in discussies over de doodstraf wordt dit argument naar voren gebracht.

Anderen wijzen juist op dit gebod wanneer zij proberen aan te tonen dat de bijbel zichzelf tegenspreekt. Een met dat doel geschreven brochure haalt onder het kopje „Verboden te doden” aan „Gij zult niet doden. (Ex. xx. 13.)” maar wijst vervolgens op gevallen waarin God de Israëlieten zei anderen ter dood te brengen (Ex. 32:27; 2 Kon. 10:11, 30). En Jehovah gelastte de Israëlieten vijandige naties te verdelgen (Deut. 7:1, 2, 16; 12:31; Joz. 6:12-21). Gebood God dan werkelijk „Gij zult niet doden”? Wat betekent dit zesde van de Tien Geboden? En sluit het onvoorwaardelijk oorlog en doodstraf uit?

De zinsnede „Gij zult niet doden” klinkt de meeste mensen vertrouwd in de oren, want zo geven verscheidene populaire bijbelvertalingen Exodus 20:13 weer (Deut. 5:17). Maar als u deze tekst in vele moderne vertalingen opslaat zult u waarschijnlijk vinden „Gij moogt niet moorden” of „Gij moogt geen moord begaan”.a Vanwaar dit verschil?

In de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst wordt het woord ratsach gebruikt, wat letterlijk „breken” of „verpletteren” betekent. De taalgeleerde John Parkhurst verklaart in zijn Hebreeuwse woordenboek dat in de bijbel het woord ratsach „gebruikt wordt in de betekenis van doodslag of moord, d.w.z. iemand per ongeluk of met opzet van het leven beroven”.

Het is vermeldenswaard dat ratsach van de 47 keer dat het in de Hebreeuwse Geschriften voorkomt, 33 keer in verband wordt gebracht met de toevluchtssteden in Israël. Deze steden dienden als toevlucht in geval iemand een ander van het leven had beroofd. Als gerechtelijk was vastgesteld dat het een onopzettelijk geval van doodslag was, kon de doodslager in de stad blijven. Maar als door een wettelijk onderzoek aan het licht kwam dat hij uit haat of met voorbedachten rade had gedood, dan moest hij het met zijn eigen leven bekopen. Merk op, met deze twee mogelijkheden in gedachten, hoe ratsach drie keer op de juiste wijze is weergegeven:

„Tot toevluchtssteden zullen ze u dienen, en daarheen moet de doodslager vluchten die zonder opzet een ziel doodslaat. . . . Indien hij hem nu met een ijzeren werktuig [opzettelijk als wapen gebruikt] zo heeft geslagen dat hij sterft, is hij een moordenaar. De moordenaar dient zonder mankeren ter dood gebracht te worden.” — Num. 35:6, 11-34; Deut. 4:41-43; 19:1-7; Joz. 20:2-6; 21:13-39.

Andere verzen tonen aan dat ratsach gewoonlijk betrekking had op het geval dat iemand onrechtmatig, in strijd met Gods wet, van het leven werd beroofd. Merk op welke andere dingen in Hosea 4:2 in dit verband worden genoemd: „Het uitspreken van vervloekingen en beoefenen van bedrog en moorden en stelen en overspel plegen, dát is losgebroken, en daden van bloedvergieting hebben aan andere daden van bloedvergieting geraakt.” — Jer. 7:9.

Zoals hierboven uit de bestraffing van de opzettelijke moordenaar bleek, werd het niet altijd als ratsach (moord) beschouwd wanneer iemands leven werd genomen, noch zou dit verboden zijn volgens het zesde van de Tien Geboden. Na de vloed zei Jehovah God nadrukkelijk tot Noach: „Al wie het bloed van een mens vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want naar Gods beeld heeft hij de mens gemaakt” (Gen. 9:6). Ja, zelfs voordat God een wetsreglement aan Israël gaf, stond hij de doodstraf toe. Het ’vergieten van het bloed van een mens’ door een moord werd door het Zesde Gebod verboden, niet het wettelijk terechtstellen van een moordenaar.

Dit helpt ons het gebruik van ratsach in het geval van koning Achab te begrijpen. De koning begeerde de wijngaard van Naboth en om die in zijn bezit te krijgen liet hij de man ombrengen. Koning Achab liet hier geen wettelijk gerechtvaardigd doodvonnis voltrekken aan iemand die zich in Israël aan een halsmisdaad had schuldig gemaakt. Hij had daarentegen een man onwettig gedood, iets dat volgens het Zesde Gebod verboden was. Achab was dus een „moordenaar” en verdiende te sterven. — 1 Kon. 21:1-10; 2 Kon. 6:32; Lev. 24:17.

Maar hoe ligt dit in geval van oorlog? Waren de oorlogen van Israël in strijd met Gods gebod dat op juiste wijze vertaald, luidt: „Gij moogt niet moorden”?

Neen, dat waren ze niet. De bijbel gebruikt namelijk de uitdrukking ratsach (moord) nooit in verband met deze oorlogen. De Israëlieten handelden niet wetteloos wanneer zij op Gods bevel oorlog voerden. Zij werden gemachtigd en geleid door de Opperste Wetgever (Jes. 33:22; Ps. 19:7). Deze oorlogen waren geen oorlogen voor onbeperkte gebiedsuitbreiding zoals zovele van de nationale oorlogen in recente tijden. Het waren geen oorlogen met economische hebzucht als drijfveer. En ook waren ze geen schending van wettelijk geregelde vredesovereenkomsten of niet-aanvalsverdragen, zoals sommige oorlogen in de moderne geschiedenis.

Geen natie op aarde bestaat tegenwoordig enkel uit personen die Jehovah aanbidden, op een wonderbaarlijke wijze door middel van profeten door hem worden geleid en een door God verleend recht op een bepaald gebied van de aarde bezitten. Maar dit alles was wel het geval met de natie Israël uit de oudheid. Jehovah had opgemerkt dat de inwoners van Kanaän door en door zondig, moreel verdorven waren en voor vernietiging in aanmerking kwamen (Gen. 15:13-21; Lev. 18:24, 25). God besloot als eigenaar van de gehele aarde het land aan de natie Israël te geven. En onder het bestuur van speciaal daarvoor uitgekozen leiders gebruikte God Israël om zijn oordeel aan de Kanaänieten te voltrekken. — Deut. 9:4, 5; 12:31; Joz. 10:40.

De Israëlieten maakten zich dus niet schuldig aan overtreding van het gebod „Gij moogt niet moorden” toen zij Jehovah’s wettige en moreel juiste oordelen voltrokken of hun door God geschonken land verdedigden.

Hoe ligt de zaak bij christenen? Aangezien het Zesde Gebod louter een herhaling was van wat God tevoren via Noach tot de gehele menselijke familie had gezegd, dienen wij nog steeds het moorden na te laten. De laatste hoofdstukken van de bijbel waarschuwen ons er in feite voor dat onberouwvolle moordenaars de eeuwige vernietiging zullen ondergaan in de „tweede dood” (Openb. 21:8; 22:15). Hoe belangrijk is het daarom er geen aandeel aan te hebben anderen van het leven te beroven zonder Gods duidelijke instructies daartoe te hebben. In overeenstemming hiermee beschrijft Jesaja 2:3, 4 Gods ware aanbidders profetisch met de woorden: „En vele volken zullen stellig heengaan en zeggen: ’Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah, naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, . . .’ En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten slaan en hun speren tot snoeimessen. . . . En zij zullen de oorlog niet meer leren.”

Daarbij komt dat christenen terdege weten dat moord het gevolg is van een slechte hartetoestand (Matth. 5:21-26; 15:19). Als iemand toelaat dat zich in zijn hart haatgevoelens ten opzichte van een medechristen ontwikkelen, zou hij zoveel als een doodslager of een moordenaar zijn, iets wat wij moeten vermijden. — 1 Joh. 3:15.

De weergave „Gij zult niet doden” geeft dus niet echt de werkelijke strekking van het Zesde Gebod weer. Veel juister is de vertaling „Gij moogt niet moorden”. Wanneer wij dit begrijpen helpt het ons inzien dat Israëls rechtvaardige oorlogen geen schending waren van dit gebod. En wij kunnen beter de belangrijkheid ervan aanvoelen ten aanzien van ons gedrag en onze instelling tegenover het nemen van een menselijk leven.

[Voetnoten]

a Nieuwe-Wereldvertaling, Today’s English Version, The New English Version en ook vertalingen van Moffatt, Fenton, T. F. Meek en R. Knox.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen