Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w84 15/8 blz. 30-31
  • Vragen van lezers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vragen van lezers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1984
  • Vergelijkbare artikelen
  • Merg
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Merg
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • De microscopische „vrachtwagens” van uw lichaam
    Ontwaakt! 2001
  • Onze bijzondere rode bloedcellen
    Ontwaakt! 2006
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1984
w84 15/8 blz. 30-31

Vragen van lezers

◼ Kan er gezegd worden dat wanneer een kind van een gemeente-ouderling zich schuldig maakt aan een ernstige overtreding, dit de vader automatisch ongeschikt maakt om als ouderling te dienen?

Een broeder wordt niet „automatisch ongeschikt” om als ouderling te dienen als zijn minderjarige zoon of dochter in de een of andere ernstige moeilijkheid is geraakt. Alle betrokken factoren moeten in aanmerking genomen worden om te bepalen of hij al dan niet voor zijn ambt geschikt is.

In Titus 1:6 staat dat een ouderling „vrij van beschuldiging” moet zijn, ’gelovige kinderen hebbend, die niet van losbandigheid te beschuldigen zijn noch weerspannig zijn’. (Vergelijk 1 Timótheüs 3:4.) Jehovah’s Getuigen houden aan die maatstaf vast.

Daarom werd in De Wachttoren van 1 december 1983 uiteengezet dat een ouderling evenwichtige krachtsinspanningen in het werk moet stellen om in de emotionele en geestelijke behoeften van zijn gezin — zijn vrouw en hun eventuele kinderen — te voorzien. Is een man in dit opzicht nalatig, dan zal dit naar alle waarschijnlijkheid een nadelige invloed op hen hebben. Wanneer de geestelijke behoeften van een kind worden verwaarloosd en het ook het noodzakelijke strenge onderricht wordt onthouden, kan dit tot gevolg hebben dat hij of zij geen geestelijke vooruitgang maakt en een ernstige overtreding begaat. Dit zou de nalatige vader diskwalificeren om in de gemeente als aangestelde ouderling te dienen want, zo staat in 1 Timótheüs 3:5: „Indien iemand zijn eigen huisgezin niet weet te leiden, hoe zal hij dan voor Gods gemeente zorg kunnen dragen?”

Een uitvoeriger bespreking hiervan treffen wij aan op de bladzijden 30 en 31 van De Wachttoren van 15 januari 1979. Hierin werd aangetoond waarom alle erbij betrokken factoren beschouwd moeten worden. Een ouderling bestudeerde bijvoorbeeld geregeld de bijbel met zijn vijf kinderen, besteedde samen met hen tijd aan ontspanning, nam hen mee naar christelijke vergaderingen en streefde er op andere normale manieren naar zich van zijn verantwoordelijkheden als christelijke vader te kwijten. Met vier van de kinderen ging het heel goed, maar één zoon vormde voortdurend een probleem en zwichtte uiteindelijk voor zonde. Dat hoefde niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat de vader ongeschikt was geworden om ouderling te zijn indien hij nog steeds het respect van de gemeente genoot.

De gemeente weet wellicht dat een broeder alles heeft gedaan wat redelijkerwijs verwacht mag worden van een christelijke vader die voor zijn gezin zorgt, of hij nu één of meer kinderen heeft. Dus als een kind de verkeerde weg opgaat, zouden zij van mening kunnen zijn dat dit niet aan de vader ligt. Zij zullen beseffen dat de fouten van Judas Iskáriot en van de engel die Satan werd, niet toegeschreven kunnen worden aan Jezus of Jehovah. Het is van het grootste belang dat een broeder die als ouderling dient, het diepe respect van de gemeente geniet, zodat allen zijn op de bijbel gebaseerde raad kunnen aanvaarden en, na het resultaat van zijn gedrag over de hele linie gezien te hebben, zijn geloof kunnen navolgen. — Hebreeën 13:7.

◼ Als Mozes werkelijk zachtmoedig en bescheiden was, hoe kon hij dan in Numeri 12:3 schrijven dat ’Mozes verreweg de zachtmoedigste van alle mensen was’?

Hoewel het Mozes misschien niet gemakkelijk gevallen is, kon hij die nauwkeurige beschrijving optekenen onder inspiratie van God.

De eerlijke openhartigheid van de bijbelschrijvers is een teken dat de bijbel door God geïnspireerd is. Mozes en andere mannen die door God werden gebruikt om gedeelten van de Schrift op te tekenen, schreven dingen die ongewoon eerlijk waren.

Mozes legde bijvoorbeeld gevallen vast waarin zijn volk te kort was geschoten en had gezondigd, met inbegrip van de overtredingen van zijn eigen broer en zuster (Exodus 16:2, 3; 17:2, 3; 32:1-6; Leviticus 10:1, 2). Ook spaarde Mozes zichzelf niet; openhartig verhaalde hij zijn eigen fouten, zelfs die waarom hij door God werd terechtgewezen (Numeri 20:9-12; Deuteronomium 1:37). Het was van Mozes’ kant dus consequent dat hij objectief een feit optekende dat Jehovah klaarblijkelijk in het verslag opgenomen wenste te zien — dat Mozes zelf ongewoon zachtmoedig was. Het verband waarin deze opmerking staat, is daar op zich een sprekend voorbeeld van. In plaats dat Mozes verontwaardigd werd toen Mirjam en Aäron zijn autoriteit betwistten, liet hij het aan Jehovah over de zaak recht te zetten.

Mozes was een voorafschaduwing van de Messías (Deuteronomium 18:15-19). Toen Jehovah God de aandacht vestigde op Mozes’ zachtmoedigheid, gaf Hij dus de verzekering dat deze wenselijke eigenschap in de Messías aangetroffen zou worden. Constateren wij bij het lezen van de Evangeliën niet dat Jezus’ zachtmoedigheid aantrekkingskracht heeft, ons tot hem trekt en ons reden geeft ons op hem te verlaten? — 2 Korinthiërs 10:1; Hebreeën 4:15, 16.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen