Vragen van lezers
● Wat was de ’kennis van goed en kwaad’ waarvan melding wordt gemaakt in Genesis 2:17, en is hier van dezelfde kennis sprake als waarnaar wordt verwezen in Genesis 3:5 en 3:22? — G.G., Zuid-Afrika.
Het „goed en het kwaad” in de drie teksten schijnt op een en hetzelfde betrekking te hebben. Adam en Eva wisten iets over het kwaad voordat zij van de vrucht van de „boom der kennis des goeds en des kwaads” aten (Gen. 2:17). Zij wisten dat het verkeerd voor hen zou zijn van die vrucht te eten, en zij wisten dat de dood een kwaad was dat geschuwd diende te worden. „Aan goden gelijk . . . zijn, kennende goed en kwaad”, schijnt meer te betekenen dan alleen maar een nuttige kennis van wat juist en van wat verkeerd is (Gen. 3:5, LV). Het woord goden kon enkel Jehova God betekenen, aangezien het Hebreeuwse woord hier Elohim is en zowel God (Jehova) als goden kan betekenen. Indien het goden betekent, dan zou het betrekking kunnen hebben op Jehova God en zijn medeschepper en eniggeboren Zoon, de Logos. Tot hem zeide Jehova in Genesis 3:22: „Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad!”
„Het goed en het kwaad” kennen zoals Jehova en zijn eniggeboren Zoon dit kennen, schijnt te betekenen voor je zelf het goed en het kwaad kennen, dat wil zeggen, gij beslist wat goed en wat kwaad is, gij oordeelt wat juist en wat verkeerd is. Adam en Eva waren niet langer theocratisch, zij zagen niet langer tot God op als de Universele Souverein over alle schepselen, zij aanvaardden hem niet langer als degene die zou bepalen wat juist en verkeerd is. Zij waren van plan voor zichzelf uit te maken wat zij op aarde zouden gaan doen, en zij lieten niet God de Opperste Scheidsrechter zijn.
Derhalve zeide Jehova tot de man, die meer verantwoordelijkheid droeg en het hoofd der vrouw was, hetgeen in hoofdzaak hierop neerkomt: ’Goed Adam, indien jij niet-theocratisch wilt zijn, ga dan maar je eigen weg. Beslis voor je zelf wat, van jouw standpunt uit, goed en kwaad is. Jij hebt geen plaats in de hof van Eden. Deze hof is voor theocratische mensen die aan mij onderworpen zijn. Maak dus dat je weg komt.’ Deze zienswijze van de aangelegenheid komt overeen met het feit dat God niet het bedrijven van zonde als de reden opgeeft waarom Adam uit Eden werd verdreven, maar zegt dat hij werd verdreven omdat „de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad” en daarom geen gelegenheid zou ontvangen van de boom des levens te eten.
● Wordt het met het oog op hetgeen in Deuteronomium 4:15-23 over het vervaardigen van enig gesneden beeld wordt gezegd, als Schriftuurlijk juist beschouwd om van afzonderlijke personen foto’s te maken met het doel deze op de een of andere manier te tonen, of voor andere doeleinden? — P.S., Indiana.
De verbodsbepalingen wat het vervaardigen van beelden betreft, stonden speciaal in verband met het vervaardigen van beelden voor aanbiddingsdoeleinden. Het werd Israëlieten niet verhinderd beelden voor andere doeleinden te vervaardigen, maar aangezien het vervaardigen van beelden in die tijden bijna altijd van afgodische aard was, werden er onder de Israëlieten slechts weinig beelden gemaakt. Er waren in de tabernakel echter wel beelden of gelijkenissen van cherubim, zowel op de voorhangsels als op het deksel van de ark. Salomo vervaardigde beelden van ossen die ten doel hadden het wasbekken van de tempel te dragen, en beelden van leeuwen voor zijn troon. Het zou vergezocht zijn, het nemen van foto’s voor het een of andere doel, uitgezonderd natuurlijk wanneer ze worden genomen om ze te aanbidden, met het vervaardigen van afgoden in verband te brengen. Fotografie, schilder- en beeldhouwwerk kunnen bij het nauwkeurig uitbeelden van personen of dingen nuttige en artistieke doeleinden dienen. Afbeeldingen hebben zeer vaak opvoedkundige waarde, en men zegt dat een afbeelding meer zegt dan duizend woorden.