„Laten wij . . . niet doorslapen, zoals de overigen”
„HET is werkelijk een genot te mogen leven!” Hebt u zich ooit zo gevoeld na verkwikt en versterkt uit een goede nachtrust ontwaakt te zijn, gereed voor een nieuwe dag van activiteit? Of hebt u wel eens uw toevlucht genomen tot slaap als een hulpmiddel om verdriet of teleurstelling te overwinnen? Of wie heeft, als hij voor een ernstige beslissing stond, niet zo iets gezegd als: ’Laat me er eerst eens een nachtje over slapen’? Recente wetenschappelijke studies geven te kennen dat slaap zelfs bevorderlijk is voor het leerproces en het onthouden van dingen. Slaap is waarlijk een gave van ’s mensen Schepper, Jehovah.
The Encyclopædia Britannica beschrijft slaap als „een periodiek terugkerende toestand van inactiviteit, vermindering van het bewustzijn en vermindering van het vermogen op gebeurtenissen in de omgeving te reageren”. Het is duidelijk dat een „toestand van inactiviteit” of een ’vermindering van het bewustzijn en het vermogen tot reageren’ niet altijd wenselijk is. Evenals in het geval van andere gaven van Jehovah God zouden wij slaap tot schade van onszelf kunnen misbruiken. Spreuken 20:13 waarschuwt: „Heb de slaap niet lief, opdat gij niet tot armoede vervalt.”
Christenen moeten er derhalve naar streven een evenwichtige kijk op slaap te hebben. Men moet er beslist voor zorgen dat men voldoende rust krijgt om zich op juiste wijze van zijn christelijke verplichtingen te kwijten. Aan de andere kant mogen wij niet lui de ’slaap dermate liefhebben’ dat levensbelangrijke zaken hierdoor in het gedrang komen.
Jezus heeft ons een voortreffelijk voorbeeld ter navolging gegeven. Hij was bereid hard te werken; zelfs „na zonsondergang” genas hij nog zieken en wierp hij demonen uit. De volgende dag was hij „vroeg in de morgen, toen het nog donker was”, echter al weer op, in dit geval opdat hij alleen kon zijn om tot zijn Vader te bidden. — Mark. 1:32, 35.
De apostel Paulus, een ouderling in de vroege christelijke gemeente, is een voorbeeld voor christelijke ouderlingen in deze tijd. Hij zei tot de oudere mannen van de gemeente te Efeze: „Houdt in gedachten dat ik drie jaar lang, nacht en dag, niet heb opgehouden een ieder van u onder tranen te vermanen” (Hand. 20:31). Ja, „nacht en dag”. Ook schreef hij over „slapeloze nachten” als gevolg van zijn nauwgezette krachtsinspanningen de gemeente te helpen. — 2 Kor. 6:5; 11:27.
GEESTELIJKE SLAAP
Er bestaat echter ook zo iets als geestelijke slaap, en hier had Paulus het over toen hij in 1 Thessalonicenzen 5:6 zei: „Laten wij . . . niet doorslapen, zoals de overigen.”
Met „wij” doelde hij duidelijk op ware christenen, die in religieus opzicht actief zijn, gunstig reageren op Jehovah’s leiding en zich bewust zijn van de ontwikkeling van Gods voornemen. Zij moeten geestelijk wakker zijn! „De overigen” zouden personen zijn, en hiertoe kunnen ook enkele belijdende christenen horen, die geestelijk in slaap zijn en zich dientengevolge niets aantrekken van Jezus’ „tegenwoordigheid” en de komende „plotselinge vernietiging” van de goddelozen. — 1 Thess. 4:15; 5:1-3.
In deze tijd treft deze soort van geestelijke slaap of apathie veel meer personen dan in Paulus’ tijd. Zelfs sommigen van de geestelijken van de christenheid nemen dit waar. Dat de geestelijke slaap overal om zich heen heeft gegrepen, blijkt wel uit de vele hoopvolle opmerkingen over „een nieuw religieus ’ontwaken’”. In april 1978 zei The Detroit News in dit verband dat „berichten over een religieuze herleving in de Verenigde Staten wat voorbarig, zo niet puur overdreven zijn, . . .” Vervolgens haalde men de scherpe waarneming van het hoofd van een protestantse theologische hogeschool in de Amerikaanse staat Oklahoma aan: „Naar mijn mening heeft de kerk het zwaar te verduren omdat men geleidelijk aan doch definitief analfabeet in het geloof is geworden.” Hoe is de situatie in andere landen? In het Oostenrijkse religieuze tijdschrift Das Gespräch (het gesprek) werd gezegd: „Kardinaal König [van Oostenrijk] onthulde ook wie voor de ellendige toestand in de wereld verantwoordelijk is. . . . ’De schuld ligt voornamelijk bij de zogenaamde „christelijke natiën”, die in het verleden nagenoeg de hele wereld hebben gekolonialiseerd en haar vervolgens begonnen te „verchristelijken”. Maar ze brachten niet wèrkelijk Christus’ geest, alleen zijn naam. Ze zijn in gebreke gebleven overeenkomstig het evangelie te leven.’” — September 1976, blz. 2.
EEN GEVAAR VOOR WARE CHRISTENEN
Paulus vermaande: ’Laten wij niet slapen’, waardoor hij aantoonde dat zelfs ware christenen er zorgvuldig op moeten toezien dat zij zich niet in slaap laten sussen. Houd in gedachten dat de discipelen tijdens de laatste avond dat Jezus bij hen was, ondanks zijn aansporingen tot waakzaamheid in slaap vielen. Hoewel het in hun geval om letterlijke slaap ging, duidde hun slaap op een neiging tot geestelijke slaperigheid. Jezus zei: „Op een tijd als deze slaapt gij!” (Matth. 26:40-45; Mark. 14:37-41) Sta er eens bij stil wat er allemaal bij betrokken was: De waarheidsgetrouwheid van Gods Woord, de getrouwheid van zijn Zoon en de toekomst van het mensdom. Zich volledig bewust van alles wat ermee samenhing, was Jezus geestelijk wakker en smeekte hij zijn Vader om de nodige kracht. Zijn discipelen zouden er goed aan gedaan hebben als zij zijn voorbeeld hadden nagevolgd.
„Waakt en bidt voortdurend, opdat gij niet in verzoeking komt”, zei Jezus tot hen (Matth. 26:41). Wat was deze waarschuwing actueel en passend! Kort daarna, en wel toen hij werd verraden, „lieten alle discipelen hem in de steek en vluchtten”, terwijl Petrus zelfs zo ver ging dat hij hem driemaal verloochende (Matth. 26:56, 69-75). Geestelijke slaperigheid is gevaarlijk.
Dit is begrijpelijk, omdat zelfs letterlijke slaap tot rampspoed kan leiden wanneer de tijd ervoor ongunstig is. Wij herinneren ons rechter Simson, die door Delila werd verraden en ’uit zijn slaap ontwaakte’ om slechts te ontdekken „dat het Jehovah was die van hem was geweken”. — Recht. 16:19-21.
Indien letterlijke slaap op onjuiste tijden tot rampspoed kan leiden, hoeveel te meer geldt dit dan voor geestelijke slaap. Deze is altijd ongepast. Openbaring 16:15 zegt in dit verband: „Gelukkig is hij die wakker blijft en zijn bovenklederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en men zijn schandelijkheid zie.” Ja, geestelijke slaap kan tot verlies van onze christelijke identificatiekleren leiden. — Vergelijk Spreuken 23:21.
ZELFONDERZOEK VAN HET GROOTSTE BELANG
Maar hoe kunnen ware christenen volgens u wakker blijven? Laten wij als een hulpmiddel om dit te weten te komen, eens zien hoe letterlijke en geestelijke slaap overeenkomen. Dit zal ons ook helpen bij ons persoonlijke onderzoek de geringste neiging tot slaperigheid te voorkomen.
Slaap, zo hebben wij geleerd, is „een toestand van inactiviteit”. In welke mate zijn wij derhalve actief in christelijke aangelegenheden, zoals in het bekendmaken van het „goede nieuws” dat Jezus in Koninkrijksmacht aanwezig is en binnenkort een „plotselinge vernietiging” over de goddelozen zal brengen? Niet dat wij onze activiteit met die van anderen willen vergelijken, want dit zou niet alleen onverstandig, maar ook liefdeloos zijn (Gal. 6:4, 5). Door evenwel onze persoonlijke omstandigheden, onze gezondheid, onze gezinsverantwoordelijkheden, onze bekwaamheden alsook onze beperkingen in aanmerking te nemen, kan elkeen van ons individueel zijn eigen mate van waakzaamheid in dit opzicht beoordelen. Wij doen er met betrekking tot onze geestelijke activiteiten in deze oogsttijd goed aan, de woorden van Spreuken 10:5 ter harte te nemen: „De zoon die met inzicht handelt, verzamelt gedurende de zomertijd; de zoon die schandelijk handelt, slaapt diep gedurende de oogst.”
Slaap wordt verder beschreven als een „vermindering van het bewustzijn”. Zijn wij ons derhalve nog steeds goed bewust van onze geestelijke behoeften, zoals passend is voor christenen die werkelijk geloven dat wij het einde van dit samenstel van dingen zijn genaderd? Tonen wij dit door geregeld te studeren en de vergaderingen te bezoeken? Zijn wij er verlangend naar de nieuwste lectuur te lezen die is uitgegeven om ons te helpen de bijbel te begrijpen? Hoeveel beter is het onze tijd aan zulke dingen te besteden dan deze te verspillen aan brasserijen en de voortdurende jacht naar vermaak, waardoor degenen worden gekenmerkt die geestelijk slaperig zijn. — 1 Thess. 5:7.
Slaap duidt ook op een ’vermindering van het vermogen te reageren’. Wij zouden ons kunnen afvragen: ’Hoe reageer ik wanneer ik tot het verrichten van de een of andere speciale christelijke activiteit wordt aangemoedigd? Reageer ik spontaan en enthousiast? Ben ik net zo soepel in het toepassen van nieuwgeleerde dingen als toen ik de waarheid van Gods Woord pas leerde kennen?’
Laten wij de illustratie van letterlijke slaap nog iets verder doorvoeren: Slaap wordt gekenmerkt door een daling in lichaamstemperatuur en een vertraging van de hartslag. Bespeuren wij een afkoeling in onze ijver en liefde voor anderen? Of zijn wij nog steeds „vurig van geest”, terwijl wij de christelijke boodschap ijverig met anderen delen? Kunnen wij, evenals Jeremia, zeggen dat de waarheid binnen in ons „als een brandend vuur” is, zodat wij haar eenvoudig niet kunnen inhouden? — Rom. 12:11; Jer. 20:9.
Nog een kenmerk van slaap is dromen. Dromen brengen geen blijvend geluk en kunnen zelfs tot teleurstelling leiden als men bij het ontwaken weer de naakte werkelijkheid onder de ogen moet zien. Jesaja 29:8 beschrijft het als volgt: „Ja, het moet geschieden net als wanneer een hongerige droomt en zie, hij eet, en hij wordt werkelijk wakker en zijn ziel is ledig.”
Zou het soms kunnen zijn dat wij in een „droom” leven en slapen met betrekking tot de werkelijkheid van het veranderende wereldtafereel, zodat wij misschien te veel tijd en geld aan het najagen van materiële belangen besteden? Hebben wij, evenals een dromer geen begrip heeft van tijd, soms ook het gevoel van dringendheid verloren met betrekking tot de tijd waarin wij leven? Houd in gedachten dat Paulus de christenen te Thessaloníka waarschuwde dat het einde van dit samenstel velen als een dief zou overvallen (1 Thess. 5:4; Matth. 24:43, 33). Besteden wij misschien te veel tijd aan ontspanning, zozeer zelfs dat wij hiervoor christelijke vergaderingen overslaan? Of pleiten wij voor het veranderen van de vergadertijden, zodat ze beter met onze persoonlijke plannen stroken in plaats dat wij de beste belangen van de kudde en van degenen die wij behoren te onderwijzen, in aanmerking nemen? Hoeveel beter is het om wakker te zijn voor de werkelijke feiten van het leven: Gods opgerichte koninkrijk regeert actief; dit goddeloze samenstel van dingen kan elk moment door een blijvende vernietiging worden overvallen; onze persoonlijke bestemming staat op het spel. — 1 Tim. 4:16.
HOE SLAPERIGHEID TE VERMIJDEN
Wij moeten begrijpen waardoor slaap wordt veroorzaakt. Letterlijke slaap wordt niet voornamelijk door uiterlijke factoren veroorzaakt. O, dingen zoals een warme kamer, gebrek aan frisse lucht of warme melk kunnen tot slaperigheid bijdragen. Slaap wordt in werkelijkheid opgeroepen door een innerlijk mechanisme dat nog niet geheel wordt begrepen. Op overeenkomstige wijze kunnen uiterlijke factoren tot geestelijke slaperigheid bijdragen. Zo zou algemene onverschilligheid met betrekking tot ons predikingswerk hier aanleiding toe kunnen geven. Indien wij, zoals Jezus waarschuwde, toelaten dat ons hart „bezwaard wordt met overmatig eten en overmatig drinken en zorgen des levens”, zou dit er eveneens toe kunnen leiden dat wij in slaap worden gesust (Luk. 21:34). Deze gevaren moeten worden vermeden. Waarschijnlijk zal echter wat wij innerlijk zijn, en niet onze uiterlijke omgeving, ons op de lange duur hetzij geestelijk wakker houden of ons in slaap sussen. Wij moeten dus over onze innerlijke gesteldheid waken en ervoor zorgen dat ons hart zijn eerste liefde behoudt. Wij moeten op onze gedachten, onze beweegredenen en onze verlangens letten en nauwlettend aandacht schenken aan de mens die wij innerlijk zijn (Ef. 3:16-19). Hoe voortreffelijk is de raad van de apostel: „Houdt aan in het gebed, daarin wakker blijvend met dankzegging”! — Kolossenzen 4:2; 1 Thess. 5:8, 11, 16-22.
VOLG JEHOVAH’S VOORBEELD VAN WAAKZAAMHEID NA
Door ’niet te slapen, zoals de overigen’, kunnen ware christenen Jehovah’s voortreffelijke voorbeeld van waakzaamheid navolgen. Voor de „overigen” kan het lijken alsof Jehovah er traag in is een eind te maken aan het huidige samenstel, met al zijn corruptie en onrecht (2 Petr. 3:9). Zij zullen dus waarschijnlijk nog steeds ’in slaap’ zijn als de „grote verdrukking” hen plotseling overvalt (1 Thess. 5:3). Jehovah zal er echter blijk van geven werkelijk klaarwakker te zijn. Zijn handelwijze zal dan in overeenstemming zijn met de beschrijving in Psalm 78:65, 66: „Toen ontwaakte Jehovah als uit de slaap, als een sterke die nuchter wordt van de wijn. En hij sloeg vervolgens zijn tegenstanders van achteren; een smaad van onbepaalde duur gaf hij hun.” — Vergelijk Jeremia 1:12.
Nu is het voor ons de tijd om christelijke vreugde te vinden door actief te zijn in Jehovah’s dienst, waarbij wij ons bewust zijn van onze geestelijke behoeften en de kritieke tijd waarin wij leven en gunstig op Zijn leiding reageren. Nu is het de tijd om geestelijk waakzaam te zijn, zoals Paulus elders zei: „Het uur [is] reeds . . . aangebroken waarop gij uit de slaap dient te ontwaken, want thans is onze redding dichterbij dan toen wij gelovigen werden. De nacht is vergevorderd; de dag is nabijgekomen.” — Rom. 13:11, 12.