Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w72 1/3 blz. 133-137
  • „Wie is wijs en verstandig onder u?”

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • „Wie is wijs en verstandig onder u?”
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WARE CHRISTENEN WEERSPIEGELEN „DE WIJSHEID VAN BOVEN”
  • WIE ZIJN JEHOVAH’S GETUIGEN?
  • Wijsheid
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Wijze uitspraken voor onze tijd
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • Pas jij ‘de wijsheid van boven’ toe in je leven?
    Nader dicht tot Jehovah
  • „Wie is wijs en verstandig onder u?”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2008
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
w72 1/3 blz. 133-137

„Wie is wijs en verstandig onder u?”

„Hij tone uit zijn voortreffelijke gedrag zijn werken met een zachtmoedigheid die bij wijsheid behoort.” — Jak. 3:13

1. (a) Wat is wijsheid, en hoe wordt ze verkregen? (b) Hoe beïnvloedt de omgang die iemand kiest zijn vorderingen in het verkrijgen van wijsheid?

TIENERS staan vaak meteen klaar om over welk onderwerp maar ook dat wordt besproken hun mening ten beste te geven en te beoordelen of de zaak waarover het gaat goed of verkeerd is. Als zij ouder worden en wat meer ervaring in het leven hebben opgedaan, zijn zij gewoonlijk niet zo vlug met hun uitspraken. Zij gaan beseffen dat men veel kan leren als men luistert en de dingen beredeneert (Jak. 1:19). Als zij de verkregen kennis toepassen en er een goed gebruik van maken, tonen zij dat zij wijsheid bezitten. De vorderingen die men in het verkrijgen van deze wijsheid maakt, hangen echter heel veel af van de omgang die men kiest. Salomo, een wijs man, schreef: „Hij die met wijzen wandelt, zal wijs worden, maar wie zich met de verstandelozen inlaat, zal het slecht vergaan” (Spr. 13:20). Gaat u met „wijzen” om?

2. (a) Welke achtergrond wordt er vereist om overeenkomstig ware wijsheid te handelen? (b) Met welke soort van personen spoorde de apostel Paulus de jongeman Timótheüs aan om te gaan, en waarom?

2 Volgens de definitie van een woordenboek betekent „wijs”: „goed onderscheiden en beoordelen of iets waar of onwaar, juist of onjuist is”. Om hiertoe in staat te zijn, moet men een gedegen kennis hebben van Gods Woord, dat aantoont wat van het standpunt van ’s mensen Schepper uit bezien goed en verkeerd is en hij moet diepte van inzicht hebben bij het toepassen ervan op de problemen van het leven (Deut. 4:5, 6). Is het soort van mensen met wie u omgaat wijs? De apostel Paulus gaf de jongeman Timótheüs de wijze raad: „Ontvlied . . . de begeerten die aan de jeugd eigen zijn, maar streef naar rechtvaardigheid, geloof, liefde, vrede, samen met hen die de Heer aanroepen uit een rein hart” (2 Tim. 2:22). Als iemand werkelijk zijn eigen welzijn en dat van anderen op het oog heeft, en als hij bovenal God wil behagen, is het absoluut noodzakelijk die raad op te volgen.

3. (a) Hoe beantwoordde Jakobus de vraag: „Wie is wijs en verstandig onder u”?(b) Stel ware en verkeerde wijsheid tegenover elkaar.

3 Jakobus, een halfbroer van Jezus, gaf christenen uitstekende raad. Hij helpt ons het verschil tussen de ware en de verkeerde wijsheid te beseffen. Jakobus stelt in zijn door God geïnspireerde brief aan christenen de vraag: „Wie is wijs en verstandig onder u?” Hij beantwoordt zijn eigen vraag, zeggende: „Hij tone uit zijn voortreffelijke gedrag zijn werken met een zachtmoedigheid die bij wijsheid behoort” (Jak. 3:13). Of, zoals de Leidsche Vertaling het zegt: „Hij toone wat hij vermag door zijn voortreffelijken wandel, in zachtmoedigheid, vrucht der wijsheid.” Bedenk dat ware wijsheid te maken heeft met weten en doen wat juist is, met het onderscheiden van waarheid en dwaling. Gods Woord zegt ons: „De vrees voor Jehovah is het begin van wijsheid”, en „de vrees voor Jehovah betekent het kwade te haten” (Spr. 9:10; 8:13). Wijsheid wordt niet verkregen door verkeerde dingen te doen. Iemand verkrijgt ware wijsheid door het kwade te haten. „Maar indien gij bittere jaloezie en twistgierigheid in uw hart hebt, snoeft en liegt niet tegen de waarheid”, is de raad van Jakobus. „Dit is niet de wijsheid die van boven neerdaalt, maar ze is aards, dierlijk, demonisch. Want waar jaloezie en twistgierigheid zijn, daar is wanorde en allerlei verachtelijks” (Jak. 3:14-16). Welk soort van wijsheid ziet u onder degenen met wie u omgaat? Als u verbonden bent met een religieuze organisatie, welk soort van wijsheid spreidt ze dan ten toon? Hoe staat het met u persoonlijk? — Matth. 7:15-18.

WARE CHRISTENEN WEERSPIEGELEN „DE WIJSHEID VAN BOVEN”

4. Wat is de betekenis van de verklaring dat ’de wijsheid van boven zuiver is’?

4 Zijn er onder de miljoenen mensen die thans beweren christenen te zijn velen die het bewijs geven door hemelse wijsheid te worden geleid? Er zijn tal van natiën van de christenheid die beweren dat alle mensen die in hun land zijn geboren, christenen zijn, of zij nu katholiek of protestants zijn, en zij staan als zodanig in het geboorteregister ingeschreven. Tonen deze mensen wanneer zij volwassen worden door hun gedrag dat zij werkelijk christenen zijn? Jakobus betoogt dat „de wijsheid van boven . . . allereerst zuiver” is (Jak. 3:17). Een van de betekenissen van zuiver is „zedelijk rein”. Het betekent ook ’zuiver van gedachten te zijn en eerbaar te handelen, vrij van de smet van verontreinigende dingen. Zuiver zijn houdt strikt genomen in dat men zich onthoudt van alle daden, gedachten, enz., die niet deugdzaam of niet in overeenstemming zijn met iemands huwelijksgelofte. Het houdt ook in alles te vermijden wat tot ontaarding leidt of „goedkoop” is, zoals in stijl, enz.’ — Hebr. 13:4.

5. (a) Openbaart de christenheid deze „wijsheid van boven”? Leg dit uit. (b) Wat zegt de bijbel over degenen die een dergelijke ongerechtigheid beoefenen?

5 De meesten van degenen die beweren christenen te zijn, komen stellig niet met die beschrijving overeen, omdat zij meegaan met wat de „nieuwe moraal” wordt genoemd. Zelfs de religieuze geestelijken die deze mensen door de doop in hun kerkelijke richtingen hebben opgenomen, spreken zich ten gunste van deze „nieuwe moraal” uit, die overspel, hoererij en homoseksualiteit toestaat en die aanleiding geeft tot jaloezie en allerlei verachtelijks onder degenen die het beoefenen. Kunnen al deze mensen christenen genoemd worden? „Weet gij niet dat onrechtvaardigen Gods koninkrijk niet zullen beërven? Wordt niet misleid. Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, noch dieven, noch hebzuchtige personen, noch dronkaards, noch beschimpers, noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven” (1 Kor. 6:9, 10). Dat zegt Gods Woord, en toch wordt er van de zijde van de geestelijken der christenheid geen enkele poging in het werk gesteld hun kerken te zuiveren van mensen die deze dingen beoefenen. Als de oudere mannen of ouderlingen van de gemeenten van het religieuze stelsel der christenheid hun huizen zouden zuiveren van wat slecht is, zou er niet veel van hun organisaties overblijven. — Matth. 23:27, 28.

6. Hoe beschrijft Openbaring 17:1-6 Babylon de Grote, en hoe is de christenheid hierbij betrokken?

6 De geestelijken der christenheid hebben stellig niet getoond dat zij door „de wijsheid van boven” worden geleid. In plaats daarvan ’liegen zij tegen de waarheid’ van Gods Woord door te zeggen dat zuiverheid niet altijd noodzakelijk is om God te behagen. „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie, waartoe ook de christenheid behoort, wordt door de apostel Johannes in de Openbaring goed beschreven. Hij maakt daarin melding van een engel van God die zegt: „’Kom, ik zal u het oordeel tonen over de grote hoer, die zit op vele wateren, met wie de koningen der aarde hoererij hebben bedreven, terwijl zij die de aarde bewonen, dronken werden gemaakt van de wijn van haar hoererij [onzuivere liefdesomhelzingen].’ En hij voerde mij in de kracht van de geest weg naar een wildernis. En ik kreeg een vrouw in het oog die op een scharlakengekleurd wild beest zat, dat vol was van lasterlijke namen en dat zeven koppen en tien horens had. En de vrouw was getooid met purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels, en in haar hand had zij een gouden beker, die vol was van walgelijkheden en de onreinheden van haar hoererij. En op haar voorhoofd was een naam geschreven, een mysterie: ’Babylon de Grote, de moeder van de hoeren en van de walgelijkheden der aarde.’ En ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed der heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus. Welnu, toen ik haar in het oog kreeg, verwonderde ik mij met grote verwondering” (Openb. 17:1-6; Byingtonvertaling). Wie zijn wijs? Degenen die de christenheid vormen?

7, 8. (a) Welke hoedanigheden zijn er nog meer bij „de wijsheid van boven” betrokken? (b) Hoe staat het er met de lidmaten van de christenheid voor wat hun vredelievendheid en redelijkheid betreft?

7 Jakobus voert de hoedanigheid van wijsheid verder dan zuiverheid en zegt: „De wijsheid van boven is . . . vredelievend, redelijk.” Is de christenheid „vredelievend”? Tonen haar leden in het dagelijks leven dat zij „redelijk” zijn? De geestelijken van al haar religieuze richtingen hebben partij gekozen in de oorlog, in de Eerste en in de Tweede Wereldoorlog en in alle oorlogen van de natiën sedertdien, en de geschiedenis staat vol bijzonderheden over de religieuze oorlogen en kruistochten van de christenheid. De mensen die beweren lidmaten van de kerken der christenheid te zijn, zijn ook onder elkaar niet bijzonder vredelievend en redelijk. Men behoeft alleen maar de krant te lezen om de twist in families, tussen studenten en leraren en tussen werknemers en werkgevers te zien. Kijk naar de steden. Zijn de bestuurders en de inwoners vredelievend? De christenheid beweert te geloven in de raad die de bijbel over vrede geeft en de „Vredevorst” na te volgen. Worden haar beweringen echter door haar reputatie gestaafd?

8 Paulus zegt in zijn brief aan de Filippenzen dat christenen niets „uit twistgierigheid of uit egotisme” dienden te doen „maar met ootmoedigheid des geestes de anderen superieur aan uzelf achtend, terwijl gij niet alleen uit persoonlijk belang het oog houdt op uw eigen zaken, maar ook uit persoonlijk belang op die van de anderen” (Fil. 2:3, 4). Hoeveel heersers der natiën, hoeveel hoofden van organisaties, of hoeveel mensen zelf pakken de dingen aan zoals zij dit als christenen volgens Gods Woord dienen te doen? Niet veel, niet waar?

9. (a) Wat betekent de uitdrukking „bereid tot gehoorzamen”, en hoe staat het volgens u met de christenheid in dit opzicht? (b) Welke andere aspecten omvat „de wijsheid van boven”? (c) Als iemand zijn Schepper wil behagen, welke stappen moet hij dan ten aanzien van de christenheid ondernemen, en waarom?

9 Nog iets anders dat Jakobus tot christenen zei, is: „De wijsheid van boven is . . . bereid tot gehoorzamen.” Hoeveel zogenaamde christenen zijn bereid zich tot het Woord van God te wenden en te gehoorzamen wat daarin over gedrag staat? Hoeveel mensen haten werkelijk het kwade? U? Jakobus gaat verder met te zeggen dat wij „vol van barmhartigheid en goede vruchten [moeten zijn], geen partijdig onderscheid makend, niet huichelachtig”. Strookt deze beschrijving echter met de christenheid? Als u een kerklid bent, strookt ze dan met uw kerk? Het ontbreekt de wereld duidelijk aan barmhartigheid en goedheid. Overal vindt men partijdigheid en discriminatie. Kerkleden zelf behoren tot de eersten die toegeven dat de christenheid vol huichelaars is. Wilt u zo iemand zijn? Zo niet, dan is het voor u van levensbelang acht te slaan op het dringende gebod van de bijbel „’Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt u af’, zegt Jehovah” (2 Kor. 6:17, 18). Met betrekking tot de handelwijze die men ten opzichte van het hele wereldrijk van valse religie moet volgen, geeft Gods Woord de aansporing: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen” (Openb. 18:4). Als het uw oprechte wens is uw Schepper te behagen, zult u dit zonder uitstel doen. Als u de zegeningen wilt genieten die voortvloeien uit het feit dat u „wijs en verstandig” bent, moet u zich ervan vergewissen dat u „met wijzen wandelt”, met degenen die de „wijsheid van boven” ten toon spreiden.

10. Welke grootse hoop bestaat er, ondanks het falen van de christenheid? Hoe weet u dat?

10 Er zijn zulke ware christenen. Dat de christenheid heeft gefaald, is voor hen geen reden geweest het op te geven en te zeggen: „Wat heeft het voor zin? Waarom zelfs te proberen een christen te zijn?” Omdat zij voor wijsheid naar God opzien, hebben zij een werkelijke hoop. Zij zien met vertrouwen de vervulling tegemoet van het gebed dat Jezus Christus zijn volgelingen leerde: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:10). Zij weten dat „de hele wereld . . . in de macht van de goddeloze” ligt. Zij weten echter ook dat „de Zoon van God is gekomen, en . . . ons het verstandelijke vermogen [heeft] gegeven om de kennis van de waarachtige te verwerven. En wij zijn in eendracht met de waarachtige, door bemiddeling van zijn Zoon, Jezus Christus” (1 Joh. 5:19, 20). Er zijn honderdduizenden mensen op deze aarde die deze „kennis van de waarachtige” hebben verworven en die geloven dat Hij als „de God des hemels een koninkrijk [zal] oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aanmaken, en zelf zal het tot onbepaalde tijd blijven bestaan” (Dan. 2:44). Zij zijn er vast van overtuigd dat deze aarde door middel van Gods koninkrijk spoedig tot een paradijs zal worden gemaakt, waarin degenen die rechtvaardigheid liefhebben eeuwig leven zullen genieten. Zou u graag zo’n geloof bezitten en in staat zijn „onder de natiën [te zeggen]: ’Jehovah zelf is koning geworden’”? — Ps. 96:10.

WIE ZIJN JEHOVAH’S GETUIGEN?

11. Wat verklaart het verschil tussen de levensopvatting van Jehovah’s getuigen en die van de mensen in de christenheid?

11 Dat is nu precies datgene wat anderhalf miljoen mannen en vrouwen thans op wereldomvattende schaal doen. Zij wensen de wil van Jehovah God te doen, zoals hij deze in zijn geschreven Woord heeft uiteengezet. Zij noemen zich Jehovah’s christelijke getuigen (Jes. 43:10-12). Zijn zij beter dan iemand anders die zich een christen noemt? Zij hebben allen dezelfde eerste ouders als ieder ander, Adam en Eva. Zij hebben echter stellig een andere levensopvatting dan de mens en in de christenheid. Zij hebben een zeer krachtig geloof in wat Gods Woord zegt en zij weten dat de bijbel het gedragspatroon aangeeft waarnaar de mens moet leven. Zij hebben hun leven aan Jehovah God opgedragen en beloofd zijn wil te doen zoals deze in zijn geschreven Woord staat opgetekend. Zij streven er ernstig naar uit hun voortreffelijke gedrag hun werken te tonen met een zachtmoedigheid die bij wijsheid behoort.

12. Welke zienswijze moet iemand omtrent het kwade en omtrent „de wijsheid van boven” hebben om een van Jehovah’s getuigen te zijn?

12 Jehovah’s christelijke getuigen hebben een theocratische organisatie van meer dan 27.160 gemeenten over de gehele aarde. Deze gemeenten variëren in grootte van 25 tot 200 of meer personen. Iedere opgedragen Getuige beseft ten volle dat hij om lid van zo’n gemeente te zijn het kwade moet haten en „de wijsheid van boven” moet aanwenden. Hij kent en is het eens met de woorden van Jezus: „Want hij die verachtelijke dingen beoefent, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet worden terechtgewezen. Maar hij die doet wat waar is, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden gemaakt als werken die in overeenstemming met God zijn.” — Joh. 3:20, 21.

13. Op welke voorziening voor redding wijzen Jehovah’s getuigen iedereen, en waarom?

13 Jehovah’s getuigen stellen belang in andere mensen. Zij geloven en prediken dat „God . . . de wereld zozeer [heeft] liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Joh. 3:16). Zij geloven ook dat Jezus het „licht der wereld” is, dat hij door God werd uitgezonden om de mensenwereld te redden. Jezus Christus stierf aan de martelpaal en stortte zijn bloed uit, en hij gaf zijn leven om het hele mensengeslacht te kopen of los te kopen. De voorziening waardoor u leven kunt krijgen, is reeds getroffen. Aanvaard u deze echter? Jezus zelf zei: „Dit nu is de basis voor het oordeel, dat het licht in de wereld is gekomen, maar de mensen hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht, omdat hun werken goddeloos waren.” Hij die verachtelijke dingen verkiest te beoefenen, haat het licht. Haat u het licht? — Joh. 3:19.

14. Hoe toont een ware christen dat hij niet bevreesd voor het licht, doch werkelijk „wijs en verstandig” is?

14 Ware christenen zijn niet bevreesd voor het licht. Zij bestuderen zorgvuldig het Woord van God, van het eerste boek, Genesis, tot en met het laatste boek, Openbaring, en bespreken het openlijk met anderen, opdat zij door de hemelse wijsheid die het bevat, geleid kunnen worden. Zij willen in het licht zijn en bij het licht van Gods Woord leven. U ook? Als dit zo is, sporen wij u aan geregeld de vergaderingen van Jehovah’s getuigen te bezoeken. Pas Gods Woord naarmate u het leert kennen, toe. Toon op deze wijze dat u werkelijk „wijs en verstandig” bent, dat uw gedrag „een zachtmoedigheid die bij wijsheid behoort” weerspiegelt. — Jak. 3:13.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen