Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w55 15/4 blz. 115-120
  • Jehovah leidt zijn volk

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jehovah leidt zijn volk
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HOE JEHOVAH ISRAËL HEEFT GELEID
  • DE TERUGKEER UIT BABYLON
  • VERANDERING VAN HET BEELD
  • Wandel met vertrouwen in Jehovah’s leiding
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1985
  • „Een juiste soort van dienaar”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
  • Bevrijding aan de gang tot de einden der aarde
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
  • „Zeg tot de gevangenen: Gaat uit”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
w55 15/4 blz. 115-120

Jehovah leidt zijn volk

„Gij in uw liefderijke goedgunstigheid hebt het volk geleid dat gij hebt teruggewonnen; gij in uw kracht zult hen stellig naar uw heilige woonplaats leiden.” — Ex. 15:13, NW.

1, 2. (a) Welke treffende voorbeelden van Jehovah’s leiderschap worden in de Schrift onthuld? (b) Om welke twee redenen is het gepast deze voorbeelden te beschouwen?

IN DE oudheid heeft Jehovah bewezen een machtige en toch genaderijke leider van zijn volk te zijn. Bij een zekere gedenkwaardige gelegenheid leidde hij hen uit de dienstbaarheid in Egypte naar hun beloofde erfenis, en bij een andere grote gelegenheid leidde hij hen uit de gevangenschap in Babylon terug naar hun geboorteland. Thans leidt Jehovah zijn volk ten laatste wederom uit het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen naar het koninkrijk van zijn geliefde Zoon. Jehovah zelf heeft vele bijzonderheden laten optekenen met betrekking tot die vroegere voorbeelden van zijn leiderschap, waarvan wij heel veel kunnen leren en ook dienen te leren, „want alles wat vroeger werd geschreven, werd tot ons onderricht geschreven.” Ja, wij kunnen er naar vooruitzien een nauwkeuriger inzicht en een dieper begrip te verwerven van de verscheidene eigenschappen welke door onze grote God worden ten toon gespreid wanneer hij in deze hoedanigheid optreedt. Maar behalve dit hebben wij nog een ander doel. Het is in deze tijd belangrijk en gepast dat wij de verantwoordelijkheid beschouwen welke op ons rust, wij die het voorrecht hebben tot degenen te behoren die door Jehovah worden geleid. In ruime zin gesproken, valt die verantwoordelijkheid onder twee opschriften. In de eerste plaats moeten wij allen leren hoe wij ware volgelingen kunnen zijn, terwijl wij getrouw het voorbeeld volgen dat ons is gesteld. Terzelfdertijd wordt er echter op velen van Jehovah’s dienstknechten een beroep gedaan als leiders op te treden in verscheidene rangen en posities, en niemand van ons wil ’de onverdiende goedgunstigheid van God aanvaarden en dan het doel er van missen.’ — Rom. 15:4; 2 Kor. 6:1, NW.

2 Laten wij, voordat wij overgaan tot een bespreking van de vraag met betrekking tot onze persoonlijke positie en verantwoordelijkheid, en opdat wij deze vraag met een juist begrip en met de juiste geest kunnen behandelen, onze positie als geheel beschouwen. Wij zullen nota nemen van enkele op de voorgrond tredende kenmerken welke onder onze aandacht worden gebracht met betrekking tot de wijze waarop Jehovah in voorbijgegane tijden is opgetreden als de leider van zijn volk, en zullen vervolgens vernemen hoe hierdoor licht wordt geworpen op de wijze en het doel van zijn tegenwoordige leidingen en het aandeel dat wij hierin hebben. Wij zullen beginnen met het grootse voorbeeld waarvan reeds melding is gemaakt, dat van Israëls reizen sedert de tijd dat zij Egypte verlieten.

HOE JEHOVAH ISRAËL HEEFT GELEID

3. Wat vormde de achtergrond van al Jehovah’s handelingen met Israël?

3 Wij worden niet aan ons zelf overgelaten de opgetekende geschiedenis van de Israëlieten sedert de tijd dat zij Egypte verlieten en gedurende de veertig jaar dat zij door de woestijn trokken, te bestuderen en onze eigen gevolgtrekkingen te maken met betrekking tot de wijze waarop Jehovah hen heeft geleid. Hij zelf heeft Mozes omstreeks het einde van Israëls reizen de woorden van een lied laten optekenen, waardoor onze aandacht wordt gevestigd op juist datgene waarvoor wij belangstelling hebben. Eerst wordt aan het begin van het lied duidelijk vermeld wat Jehovah’s voornemen was hetwelk de achtergrond vormde van al zijn handelingen met Israël: „Want ik zal de naam van Jehovah bekendmaken. Schrijf gij grootheid toe aan onze God!” De eer en rechtvaardiging van Jehovah’s heilige naam is van het grootste belang, zoals ook David bevestigde, zeggende: „Wie is, gelijk Uw volk, gelijk Israël, een enig volk op aarde, hetwelk God is heengegaan Zich tot een volk te verlossen [uit Egypte], en om Zich een Naam te zetten.” Jesaja legde hierop eveneens de nadruk toen hij schreef: „Alzo hebt Gij Uw volk geleid, opdat Gij U een heerlijken Naam zoudt maken.” — Deut. 32:3, NW; 2 Sam. 7:23; Jes. 63:14.

4. Welke hoedanigheden werden door Jehovah als Leider ten toon gespreid, en hoe worden ze in het Verslag beschreven?

4 Laten wij nu nota nemen van de uitmuntende hoedanigheden welke door Jehovah werden getoond als de grote Leider van zijn volk. Het zijn er nogal enige, maar wanneer wij ze onderzoeken, blijken ze zich in een treffende, doch evenwichtige, tegenstelling op te stellen. Aan de ene kant bewees hij machtig te zijn wat betreft zijn vermogen de vijand te verpletteren, door met oorlogssterkte en in vurige gramschap op te treden als „een manlijk persoon van oorlog.” Aan de andere kant gaf hij blijk van vaderlijke sterkte en toonde hij het vermogen te bezitten Israël te beschermen en hen teder, doch zeker, de gehele weg te leiden naar hun uiteindelijke „heilige woonplaats.” en hij deed dit in liefderijke goedgunstigheid jegens het volk dat hij uit Farao’s greep had opgeëist. Jehovah heeft stellig bewezen dat hij een Leider is die oneindig vasthoudend en teder is. Mozes bracht dit de Israëlieten in herinnering aan het begin van datgene wat hij hun op de vlakten van Moab vertelde: „Gij hebt gezien hoe Jehovah uw God u heeft gedragen evenals een man zijn zoon draagt, op de gehele weg die gij hebt gereisd totdat gij tot deze plaats zijt gekomen.” Vervolgens treffen wij in Mozes’ laatste lied wederom die lieflijke en opwekkende beschrijving aan van Jehovah’s leiderschap, met al zijn rijkdom aan betekenisvolle beeldspraak, terwijl het lied eindigt op de toon dat Jehovah recht heeft op alle eer en lof: „Hij vond hem [Israël] in een woestijnachtig land, en in een ledige, verschrikkelijke woestijn. Hij begon hem te omringen, zorg voor hem te dragen, hem te beschermen als zijn oogappel. Evenals een arend zijn nest opwekt, boven zijn jonge vogels zweeft, zijn vleugels uitspreidt, ze opneemt, ze op zijn vlerken draagt, is alleen Jehovah hem blijven leiden, en er was geen vreemde god met hem.” — Ex. 15:1-3, 6, 13; Deut. 1:31; 32:10-12, NW.

5. Waardeerde Israël datgene wat God voor hen deed? en werd hierdoor Gods voornemen met betrekking tot hen verijdeld?

5 Aan de hand van de voorgaande aanhalingen alleen al zou men de gevolgtrekking kunnen maken, dat Israël, evenals een dankbaar kind, stellig grote waardering moet hebben gehad voor alles wat Jehovah voor hen had gedaan. Maar was dit het geval? Het is droevig om het te moeten verhalen, maar het was precies het tegenovergestelde. De kinderen Israëls, en vooral het geslacht dat Egypte had verlaten, bewezen sedert de tijd dat zij van de berg Sinaï waren opgetrokken, en zoals Mozes getuigde toen hij hen op de vlakten van Moab toesprak, „een krom en verdraaid geslacht” te zijn. Zij hebben „verderfelijk gehandeld” en „hebben zich haastig afgewend van de weg welke ik [Jehovah] hun heb geboden te gaan. . . . Ik heb naar dit volk gezien en zie, het is een hardnekkig volk.” Maar alhoewel dat geslacht in de woestijn is uitgestorven, op heel enkele uitzonderingen na, zoals Jehovah had voorzegd en bepaald, heeft hij zijn oorspronkelijke voornemen geenszins laten varen. Integendeel, door bemiddeling van zijn engel is hij er ondanks alles mede voortgegaan Israël te leiden en heeft hij de zonen van dat oorspronkelijke geslacht met succes het Beloofde Land binnengebracht en het hun in bezit gegeven. — Ex. 32:7-9, 34; Deut. 1:34-40; 32:5, NW.

6, 7. (a) Welke twee andere hoedanigheden werden aldus nog onthuld? (b) Welk andere grote voorbeeld van Gods leiderschap wordt in de Bijbel aangetroffen?

6 Dit vestigt de aandacht op nog twee hoedanigheden welke door Jehovah als de leider van zijn volk worden ten toon gespreid. Zijn overvloedige barmhartigheid wordt er door onthuld, welke in evenwicht wordt gehouden door zijn rechtvaardige oordelen, welke hij heeft gebracht over hen die, alhoewel zij zijn heerlijkheid en vele wonderbaarlijke tekenen hadden gezien, niet naar zijn stem hebben geluisterd en hem zonder achting hebben behandeld. — Ex. 34:6, 7; Num. 14:22, 23.

7 Er zou onder dit opschrift natuurlijk nog veel meer kunnen worden gezegd. Maar laten wij, terwijl wij ons aan ons hoofdthema houden met betrekking tot de wijze en het doel van Jehovah’s leidingen, vernemen wat wij uit de Schrift kunnen leren wanneer hierin wordt gesproken over de terugkeer van Gods volk uit hun gevangenschap in Babylon.

DE TERUGKEER UIT BABYLON

8. In welk opzicht breidt het gebied van onze studie zich nu uit?

8 Bemerk nu hoe het gebied van onze studie zich uitbreidt. Het verslag dat reeds is beschouwd, is hoofdzakelijk historisch, alhoewel het waar is dat het de basis verschaft voor vele profetische voorbeelden. In tegenstelling hiermede is het verslag betreffende de terugkeer van de Joden uit Babylon in hoofdzaak profetisch, want de belangrijkste dingen die er bij waren betrokken, werden lang voordat de gebeurtenis geschiedde, opgetekend. In werkelijkheid werd Jesaja er ongeveer tweehonderd jaar van tevoren in het bijzonder toe geïnspireerd die talrijke gloedvolle passages op te tekenen, waarin wordt gesproken over de terugkeer uit ballingschap. Wat nog meer verwondering wekt, is, dat die profetieën in werkelijkheid voor een latere tijd werden opgetekend, voor onze tijd, waarin Jehovah zijn volk uit het tegenwoordige Babylon leidt naar zijn Nieuwe-Wereld-organisatie, Zion.

9. Op welke drie manieren blijken vele profetieën in vervulling te gaan?

9 Er is in de kolommen van dit tijdschrift vele malen over die profetieën gesproken, waarbij tegelijkertijd ter ondersteuning Schriftuurlijke bewijzen werden gegeven, terwijl er werd aangetoond hoe ze eerst een letterlijke vervulling hadden in het jaar 537 v. Chr. en de jaren daarna. Vervolgens hadden ze in vele gevallen een vervulling in het klein ten tijde van de eerste komst, daar ze betrekking hadden op de persoon Christus Jezus. Maar ongetwijfeld heeft de vervulling in het groot van deze profetieën, tezamen met de vervulling van profetieën in het algemeen, betrekking op deze dagen van de tweede komst, en vinden ze hun vervulling in de verbazingwekkende gebeurtenissen die thans geschieden onder leiding van de regerende Koning, Christus Jezus. Terwijl wij deze basis aanvaarden, zullen wij onze aandacht beperken tot de bijzondere uitdrukkingen en aspecten van deze profetieën die betrekking hebben op ons hoofdthema.

10. Aan wie worden wij in het bijzonder voorgesteld in Jesaja’s profetie, en wat wordt er over hem gezegd met betrekking tot zijn opdracht en hoedanigheden?

10 Om te beginnen, worden wij voorgesteld aan Degene die door God is aangesteld om als zijn vertegenwoordiger op te treden: „Zie, mijn dienstknecht, die ik ondersteun; mijn uitverkorene, in wie mijn ziel een welbehagen heeft; ik heb mijn Geest op hem gelegd; hij zal de heidenen het recht voortbrengen.” Onmiddellijk wordt voorzegd dat deze Dienstknecht dezelfde hoedanigheden van een onvermoeid, getrouw leiderschap aan de dag zal leggen als Jehovah zelf: „Hij zal niet falen noch ontmoedigd zijn, totdat hij het recht op de aarde heeft gesteld; en de eilanden zullen op zijn wet wachten.” Vervolgens breidt de profetie zich uit en er wordt in verteld over de grootse opdracht welke door deze dienstknecht verricht moet worden, wiens aanstelling een waarborg is dat hij niet alleen een overblijfsel van getrouwe Joden, maar ook een grote schare van heidenen uit duisternis en dienstbaarheid zal leiden tot in glorierijk licht en vrijheid: ’Ik, Jehovah, heb u geroepen in gerechtigheid, en Ik [als de voornaamste Leider] zal u bij uw hand grijpen; en Ik zal u behoeden, en Ik zal u geven tot een Verbond des volks, tot een Licht der heidenen; om te openen de blinde ogen, om de gebondenen uit te voeren uit de gevangenis, en uit het gevangenhuis, die in duisternis zitten.’ Dan komt een herhaling van het feit dat de eer en lof voor al deze dingen aan Jehovah toebehoort, die geen mededinger duldt: ’Ik ben Jehovah, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik geen anderen geven, noch Mijn lof den gesnedenen beelden.’ — Jes. 42:1, 4, AS; 42:6-8.

11. Hoe kunnen wij de „dienstknecht” van Jesaja’s profetie identificeren?

11 Maar wie is deze geëerde dienstknecht? Gij zult uit het voorgaande opmerken dat het eerste wat wordt vermeld, is, dat Jehovah zijn geest, zijn onzichtbare werkzame kracht, op deze Dienstknecht legt, hetgeen hem bekleedt met autoriteit en machtigt ten einde zijn opdracht ten uitvoer te brengen. Hierdoor wordt onze aandacht gevestigd op de belangrijke schakel in de keten van aanwijzingen, namelijk, de profetie welke staat opgetekend in Jesaja 61:1-3 (gelieve deze tekst te lezen), waarin meer inlichtingen worden gegeven met betrekking tot het resultaat en de uitwerking van de werkzaamheid van de geest op deze gezalfde dienstknecht, met inbegrip van het te voorschijn brengen in vrijheid van hen die in gevangenschap of dienstbaarheid worden aangetroffen. Vervolgens werd deze laatste schriftuurplaats door Jezus aangehaald toen hij in de synagoge te Nazareth de mensen van zijn eigen plaats toesprak, terwijl Jezus verklaarde dat die schriftuurplaats op diezelfde dag in hem in vervulling ging (Luk. 4:17-21). Zoals velen van onze lezers goed weten, is dit geenszins de enige schakel waardoor de „dienstknecht” over wie Jesaja vaak spreekt, wordt geïdentificeerd. Aanhalingen uit het 53ste hoofdstuk van Jesaja bijvoorbeeld, waarin wordt gesproken over het lijden en de schande waarmede Jehovah’s dienstknecht werd overladen, worden in de Christelijke Griekse Geschriften in heel wat voorvallen op Christus Jezus van toepassing gebracht.

12. Hoe wordt deze „dienstknecht” in Jesaja 55:3, 4, beschreven, en welke schriftuurplaatsen werpen licht op de tegenwoordige toepassing van deze profetie?

12 Wanneer wij ons nu tot het 55ste hoofdstuk van Jesaja wenden, vinden wij enkele interessante en belangrijke inlichtingen. Terwijl Jehovah een beroep doet op hen die tot het besef komen dat zij de geestelijke voorzieningen nodig hebben welke Jehovah alleen kan verschaffen, zegt hij: „Neigt uw oor, en komt tot mij, luistert, en uw ziel zal leven; en ik zal een eeuwig verbond met u sluiten, ja, de gewisse barmhartigheden van David. Ziet, ik heb hem gegeven tot een getuige der volken, een leider en gebieder der volken” (Jes. 55:3, 4, AS). Hier hebben wij de uitdrukkelijke verklaring dat deze Persoon, Jehovah’s dienstknecht, zal optreden als een leider die de volledige autoriteit heeft om voorschriften en bevelen uit te vaardigen. Het zijn gebiedende bevelen. „Voorwaar, elke ziel die niet luistert naar die Profeet, zal volledig worden verdelgd uit het midden van het volk.” Hij is Jehovah’s „getrouwe en waarachtige getuige,” en hij is degene die uiting geeft aan het dringende bevel in deze dagen van Babylons op handen zijnde vernietiging: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij niet een deel van haar plagen wilt ontvangen.” Als Jehovah’s vertegenwoordiger, die „Getrouw en Waarachtig” wordt genoemd, gaat hij er vervolgens toe over de hemelse legers aan te voeren tegen de natiën dezer wereld, die tegen zijn regering zijn gekant, „en uit zijn mond komt een scherp lang zwaard te voorschijn,” terwijl hij bevelen uitvaardigt die ten slotte tot resultaat zullen hebben dat de vijandelijke strijdkrachten ter dood worden gebracht. Wat een treffende gelijkenis met de oorlogssterkte en het vermogen om te strijden welke door Jehovah werden ten toon gespreid toen hij Farao en zijn strijdkrachten omverwierp! — Hand. 3:19-23; Openb. 3:14; 18:4; 19:11-16, NW.

13. Welke bevestiging vinden wij in Jesaja 11:1-5 dat Jehovah’s dienstknecht een leider is?

13 Nu wij op dit punt van de bespreking zijn aangeland, wensen wij uw aandacht op nog een andere passage van Jesaja’s profetie te vestigen, waarin de reeds beschouwde kenmerken nauw worden aaneengeschakeld en krachtig worden bevestigd. Houd in gedachten dat Christus Jezus Degene is die als Davids Zoon en rechtmatige erfgenaam, „de gewisse barmhartigheden van David” erft, welke worden opgesomd in het onverbreekbare verbond voor het Koninkrijk, dat aan Davids zaad was beloofd, zoals dit prachtig onder woorden wordt gebracht in Psalm 89:34-38. Het is daarom passend dat deze Persoon als de Grotere David in de eerste verzen van het 11de hoofdstuk van Jesaja wordt beschreven als ’een rijsje uit den tronk van Isaï [Davids vader] en een scheut uit zijn wortelen.’ (Zie Openbaring 22:16 voor het bewijs van de identificatie.) Lees nu voor u zelf de beschrijving welke volgt in Jesaja 11:1-5 (NBG), waarin wordt getoond wat een wonderbaarlijke en evenwichtige hoedanigheden voor leiderschap er door Jehovah’s geest aan deze Grotere David zijn geschonken, waardoor hij tot een wijze, sterke en verstandige leider is gemaakt, die blijk geeft van vaderlijke sterkte en in staat is een vader te zijn ten behoeve van „de zachtmoedigen der aarde,” en die volkomen betrouwbaar is, want „gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen.” Neem eveneens nota van het verband met Openbaring 19:15 doordat er staat dat ’hij de aarde zal slaan met de roede zijns monds en met den adem zijner lippen den goddeloze zal doden.’

14. Hoe wordt er in de profetie gesproken over het grootse resultaat van Christus’ leiderschap?

14 Het uiteindelijke resultaat van zijn leiderschap zal zo glorierijk zijn, dat geen enkel schepsel noch ding kwaad zal doen of zal verderven in zijn gehele heilige rijk. Er zal zelfs onder de gehele dierlijke schepping vrede en harmonie zijn, en deze dieren te leiden, zal voor de mens een prettige taak zijn, want er staat dat ’een klein kind ze zal leiden.’ Zulk een gelukkige verhouding bestaat reeds onder hen die in Zion, Jehovah’s organisatie, wonen en die zijn geest bezitten terwijl zij getrouw het leiderschap van Christus volgen. — Jes. 11:6-9, AS.

VERANDERING VAN HET BEELD

15. Door het gebruik van welke uitdrukking wordt in het 11de hoofdstuk van Jesaja een veranderde zienswijze te kennen gegeven?

15 Maar dit is niet alles. Het 11de hoofdstuk van Jesaja gaat voort te vertellen over de wonderbaarlijke dingen welke door Jehovah’s aangestelde leider en dienstknecht tot stand zijn gebracht, maar er wordt een andere uitdrukking gebruikt waardoor een andere zienswijze wordt gegeven. Tot dusver hebben de schriftuurplaatsen welke zijn beschouwd en welke handelen over Israël in de dagen van Mozes en ook over de terugkeer der Joden uit Babylon, het idee gegeven van een mobiel leiderschap, waarbij Jehovah door bemiddeling van zijn vertegenwoordiger, vooropging. Het beeld verandert nu echter en beschrijft een leiderschap dat wordt uitgeoefend door middel van een vaststaand, opgeheven signaal, want in de verzen 10 en 12 (AT) staat: „Op die dag dat de natiën tot de wortel van Jesse, die als een signaal [Hebreeuws, nehs] voor de volkeren zal staan — dat ze tot hem hun toevlucht zullen nemen, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn. Hij zal een signaal [nehs] opheffen tot de natiën, en hij zal de verstotenen van Israël vergaderen; en de verstrooide dochteren van Juda zal hij van de vier hoeken der aarde verzamelen.”

16. Wie is het Signaal waarover in deze profetieën wordt gesproken?

16 Deze schriftuurplaats is tezamen met Jesaja 62:10-12 en andere passages reeds eerder in de bladzijden van dit tijdschrift onderzocht, en er is aangetoond dat het Hebreeuwse woord hetwelk met „signaal” is vertaald, geen betrekking heeft op een vlag of banier, welke wordt opgeheven door een leider die aan het hoofd van een colonne mensen marcheert. In plaats daarvan heeft het betrekking op een vaststaand signaal dat op een verheven hoogte wordt opgericht. (Zie De Wachttoren van 15 april 1948.) Wij bevinden ons thans in „die dag” waarover in Jesaja 11:10 wordt gesproken, en gelukkig zijn onze ogen des verstands en des geloofs, die het glorierijke en in het oog vallende signaal zien dat door Jehovah is opgeheven in de persoon van zijn regerende Koning, Christus Jezus. Hij is inderdaad het Signaal, dat op de verheven hoogte van de berg Zion, het opgerichte koninkrijk Gods, op de troon is geplaatst. En met welk doel?

17. Met welk voornaamste doel werd het Signaal opgeheven? Hoe was dit in Israëls tijd van toepassing?

17 Hoofdzakelijk ten einde voorop te gaan in het op deze aarde herstellen en voor eeuwig bevestigen van de ware, zuivere aanbidding van Jehovah. Lang geleden was Satan, die zich voordeed als een „engel des lichts,” verkeerd voorgegaan in deze van levensbelang zijnde kwestie der aanbidding, door eerst Eva te verlokken en door bemiddeling van haar, de grote meerderheid van het menselijke geslacht. Na verloop van tijd viel Israël in deze strik, waardoor dit volk ten slotte in een duistere en op de toestand van een kerker gelijkende gevangenschap in Babylon, het bolwerk van de valse religie, werd geleid. De beloofde bevrijding voor een getrouw overblijfsel uit deze gevangenschap vormde de onmiddellijke basis voor vele van Jesaja’s profetieën. Het uitnodigende en gebiedende signaal in die tijd was Jeruzalem, dat op haar eigen heuveltop was hersteld, terwijl Jehovah’s zichtbare vertegenwoordiger in haar midden regeerde en zijn officiële hogepriester voorging in de reine aanbidding van Jehovah, welke in de gerestaureerde tempel werd beoefend. — 2 Kor. 11:3, 14.

18. Toon met een Schriftuurlijke ondersteuning aan wat er in deze tijd wordt bedoeld met het opheffen van het Signaal.

18 In deze tijd hebben wij het grote voorrecht, er getuigen van te zijn dat deze profetieën op grote schaal, voor het laatst in vervulling gaan, want pas sedert en na 1919 heeft het overblijfsel van Christus’ gezalfde volgelingen acht geslagen op het goddelijke bevel en alle connecties met het hedendaagse Babylon verbroken en hebben zij zich tot het Signaal op de berg Zion vergaderd. Maar dit was slechts het begin der goede dingen, want het opheffen van het Signaal kenmerkt het begin van een grote bijeenvergadering van mensen over de gehele aarde, die het lang verwachte Koninkrijk en zijn Koning ondersteunen en een actief aandeel hebben aan de aanbidding en dienst van hem die er het opperste recht op heeft, zonder dat hij een mededinger heeft (Luk. 4:8). Paulus spreekt over deze bestemde tijd voor dit allerbelangrijkste werk, terwijl hij onder andere melding maakt van hen die het eerst waren bijeenvergaderd, wanneer hij zegt: „Het is overeenkomstig zijn [Gods] welbehagen, hetwelk hij zich had voorgenomen ten einde het aan de volledige grens der bestemde tijden ten uitvoer te brengen, namelijk, alles wederom bijeen te vergaderen in de Christus, dat wat in de hemelen en dat wat op de aarde is. Ja, in hem, . . . opdat wij zouden dienen tot de lof van zijn heerlijkheid, wij die de eersten zijn geweest die op de Christus hebben gehoopt.” — Ef. 1:9-12, NW.

19. (a) Tegenover welk belangrijke werk en welke belangrijke vraag worden wij daardoor geplaatst? (b) Hoe wordt in de Schrift te kennen gegeven wat het juiste antwoord op deze vraag is?

19 Nu wij tegenover deze ontzettend grote taak staan, zien wij in dat de vraag met betrekking tot het middel dat door God wordt gebruikt voor het ten uitvoer brengen van deze taak, van grote betekenis wordt. Is Christus Jezus, als Koning en Signaal, de enige die is aangesteld om het leiderschap op zich te nemen van allen die tot de Koninkrijksorganisatie worden bijeenvergaderd, en nog bijeenvergaderd zullen worden? Dit is een belangrijke vraag, die op de een of andere manier rechtstreeks van invloed is op alle dienstknechten van Jehovah op aarde, en wij willen het juiste, en daarom het Schriftuurlijke, antwoord hebben. Met betrekking tot het getrouwe overblijfsel der Joden, dat uit Babylon was teruggekeerd, liet Jehovah Jesaja het volgende optekenen: „Gij zijt mijn getuigen, zegt Jehovah, en mijn dienstknecht, die ik heb uitverkoren” (Jes. 43:10, AS). Dit is slechts één van vele verwijzingen waaruit blijkt dat alhoewel er zo nu en dan over Jehovah’s dienstknecht wordt gesproken als één afzonderlijke persoon, er andere voorvallen zijn waar er in een collectieve betekenis over die dienstknecht wordt gesproken. Met andere woorden, in de laatste vervulling van Jesaja 43:10-12 bemerken wij dat, alhoewel er slechts de ene gezalfde dienstknecht-klasse of het ene gezalfde dienstknecht-lichaam is, die klasse niettemin wordt gevormd door vele afzonderlijke getuigen, of leden (1 Kor. 12:14). Toen Jezus over deze zelfde gezalfde slaafklasse sprak, vertelde hij over de verantwoordelijkheden van leiderschap welke aan die klasse waren toevertrouwd door de vraag te stellen en te beantwoorden: „Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun hun voedsel te geven op de juiste tijd? . . . Waarlijk ik zeg u dat hij hem zal aanstellen over al zijn bezittingen.” — Matth. 24:45-47. NW.

20. Welke gevolgtrekking dient op grond van deze schriftuurplaats te worden gemaakt, en tot welke vraag leidt dit, die aan een verdere beschouwing onderworpen zal worden?

20 Alhoewel de Meester dus te allen tijde en op alle gebied het toezicht behoudt, geeft hij zijn getrouwe volgelingen toch een aanzienlijk aandeel en een grote verantwoordelijkheid in de dienst der Koninkrijksbelangen. En hoe staat het met het persoonlijke aspect van de aangelegenheid, want, zoals reeds is gezegd, niemand van ons wil ’de onverdiende goedgunstigheid van God aanvaarden en dan het doel er van missen’? (2 Kor. 6:1, NW). Wij zullen de beschouwing van deze vraag bewaren voor het artikel dat hierop volgt.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen