„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 27
Volgens het elfde hoofdstuk van Daniëls profetie voorzei Jehovah’s engel dat het rijk van Alexander de Grote na zijn dood in vier Hellenistische of Griekse rijken onder vier van Alexanders generaals uiteen zou vallen. De lijn van koningen die uit een van deze generaals voortsproot, zou de „koning van het Noorden” worden omdat deze heersers ten opzichte van Jeruzalem vanuit het noorden regeerden, terwijl de lijn van koningen die met een van de andere generaals begon, de „koning van het Zuiden” zou worden omdat deze koningen vanuit Jeruzalem gerekend in het zuiden hun heerschappij uitoefenden. De vervulling van de profetie bewijst dat de „koning van het Noorden” eerst de lijn van koningen was die als afstammelingen van generaal Seleukos Nikator vanuit Syrië regeerden, terwijl de mededingende „koning van het Zuiden” oorspronkelijk uit de lijn van koningen bestond die als afstammelingen van generaal Ptolemaeus Lagi vanuit Egypte regeerden. In 187 v. Chr. werd de koning van het noorden door de persoon van Seleukos IV van Syrië vertegenwoordigd. In zijn tijd werd de koning van het zuiden door Ptolemaeus VI Philometor van Egypte, die de opkomende macht van Rome in Italië, achter zich had staan, vertegenwoordigd.
48. Hoe kwam deze koning van het noorden te vallen en werd hij niet meer gevonden, en wie volgde hem op?
48 De koning van het noorden, Seleukos IV, had geld nodig om de zware geldboete te kunnen voldoen die hij als een van de strafmaatregelen welke uit de door zijn vader te Magnesia geleden nederlaag waren voortgevloeid, aan Rome schuldig was. Naar algemeen werd beweerd, werden er in Jeruzalems herbouwde tempel of heiligdom rijkdommen bewaard. Onias III was destijds de joodse hogepriester. Ten einde geld te bemachtigen, stuurde Seleukos IV zijn schatbewaarder Heliodorus er op uit om Jehovah’s tempel te plunderen. Heliodorus wilde zelf als koning van het noorden de Syrische troon bestijgen en derhalve vermoordde hij Seleukos IV. Eumenes en Attalus, de koningen van Pergamum, beletten de moordlustige Heliodorus echter zijn plan te volvoeren en zorgden ervoor dat de broer van de vermoorde koning, die Antiochus IV werd, op de troon werd geplaatst.
49. Welke bijnaam nam de koning van het noorden nu op aanmatigende wijze aan, en wat betekende deze naam wanneer hij werd vertaald?
49 De nieuwe koning had veertien jaar lang als een gijzelaar in Rome geleefd. Hij regeerde ongeveer twaalf jaar (175-163 v. Chr.) en had de bijnaam Epiphanes. Dit is een verkorting van de titel die Antiochus IV zichzelf op door hem geslagen muntstukken gaf, namelijk Theos Epiphanés. Deze naam betekent „de op aarde verschenen God”, dat wil zeggen, de god die verschijnt of zich openbaart. De Egyptenaren vertaalden deze inscriptie als „God die te voorschijn komt”, ofte wel, die gelijk de brandende zon, Horus, aan de oostelijke horizon te voorschijn komt. Aldus vereenzelvigden de Egyptenaren koning Antiochus IV Epiphanes met de triomferende, verschijnende god.
50. Hoe trachtte Antiochus IV Epiphanes zich machtiger dan Jehovah God te betonen?
50 Hij trachtte zich machtiger dan Jehovah God te betonen en deed pogingen Judea en Jeruzalem te vergrieksen of te helleniseren. Hij ontzette de hogepriester Onias III uit diens ambt en stelde voor een omkoopsom Jesus, de broer van de hogepriester, in dat hoge ambt aan opdat het helleniseren van de joden sneller voortgang zou vinden. Hij ging zelfs zover dat hij de joodse religie, de aanbidding van Jehovah God, trachtte uit te roeien. In uitdaging aan hun God wijdde hij de door de bestuurder Zerubbabel gebouwde tempel opnieuw in en droeg hij hem aan Zeus Olympios of Jupiter op. De hogepriester van de opnieuw ingewijde tempel was Jesus, die zijn naam in de Griekse vorm ervan, Jason, veranderde. Op 15 Kislew van het jaar 145 van de Seleucidische jaartelling, of in december van 168 v. Chr., werd op het grote altaar van Jehovah dat zich in de tempelvoorhof bevond en waarop men het dagelijkse brandoffer aan Jehovah placht te brengen, een heidens altaar opgericht. Tien dagen later, of op 25 Kislew, werd er voor de eerste maal een offer op het heidense altaar gebracht (1 Maccabeeën 1:54-59). Het werd aan Zeus van de Olympus in Griekenland geofferd.a
51. Waartoe leidde deze ontwijding van de tempel, en hoe kwam er ten slotte een einde aan de heerschappij der Maccabeeën?
51 Deze ontwijding van het heiligdom van Jehovah leidde in 167 v. Chr. tot de joodse opstand onder leiding van de Maccabeeën. Drie jaar lang voerde Antiochus IV Epiphanes een bittere strijd tegen hen en werd bewezen dat hij in vergelijking met Jehovah geen god was. In 165 v. Chr., precies op de gedenkdag van het ogenblik waarop het heiligdom was ontheiligd, droeg Judas Maccabaeus, de leider, de tempel opnieuw aan Jehovah op en werd het feest der inwijding (chanoekafeest) ingesteld (Joh. 10:22). De dagelijkse of voortdurende brandoffers werden wederom gebracht. In 161 v. Chr. sloten de Maccabeeën echter een verdrag met Rome — het eerste verdrag van hen waarover een bericht is opgetekend. Pas in 104 v. Chr., toen Aristobulus I de titel van koning aannam, stichtten de Maccabeeën een koninkrijk. In de daaropvolgende jaren had men met vele moeilijkheden te kampen. Ten slotte deed men een beroep op Rome om tussenbeide te komen. De Romeinse generaal Gnaeus Pompejus begaf zich van de op dat ogenblik Romeinse provincie Syrië naar het zuiden en begon een beleg van drie maanden rondom Jeruzalem, waarna hij de stad in het midden van de zomer van 63 v. Chr. innam. Naar men zegt, is hij het heiligdom, ja zelfs het Heilige der Heiligen van de tempel binnengegaan. Hij stelde Hyrcanus II tot hogepriester in de tempel aan. In 40 v. Chr. riep de Romeinse senaat Herodes de Idumeeër tot koning van Judea uit. Pas in 37 v. Chr. veroverde hij Jeruzalem en bevestigde hij zichzelf als koning, waardoor er een einde aan de heerschappij der Maccabeeën kwam.
52. Hoe brengen joodse en katholieke commentators het overige gedeelte van het 11de hoofdstuk van Daniël van toepassing, maar wie, en door welke profetie, verzekert dat de identiteit van de koning van het noorden zoals die destijds was, moest veranderen?
52 Zowel joodse als rooms-katholieke commentators brengen het overige gedeelte van het 11de hoofdstuk van Daniël, tot aan het laatste vers (45), op koning Antiochus IV Epiphanes als koning van het noorden van toepassing. Tussen de verzen 19 en 20 verandert de identiteit van de „koning van het Noorden” echter van de Seleucidische lijn van koningen van Syrië, in Rome, de opkomende wereldmacht die in de aangelegenheden van het Midden-Oosten een dominerende positie was gaan innemen. Het ligt voor de hand dat de identiteit van de koning van het noorden niet tot aan Daniël 11:45 dezelfde blijft, want Jezus Christus verwees naar het 11de hoofdstuk van Daniël om aan te tonen dat de identiteit moest veranderen en zeer modern, ja zelfs zo modern als onze twintigste eeuw, moest worden. Jezus sprak een schitterende profetie over de „tijd van het einde” van deze wereld uit en deed daarin een aanhaling uit Daniël 11:31. Deze profetie dateert uit de lente van 33 (n. Chr.), of 195 jaar nadat Antiochus IV in 163 v. Chr. stierf.
53. In welke richting keek Jezus toen hij zijn profetie uitsprak, voor de vervulling van Daniël 11:31, en welke nationaliteit kreeg de koning van het noorden nu derhalve?
53 Jezus zei tot zijn apostelen, die hem vragen hadden gesteld: „Wanneer gij dan den gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan — wie het leest, geve er acht op — laten dan wie in Judéa zijn, vluchten naar de bergen. . . . Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal” (Matth. 24:15-21). Jezus zag voor de vervulling van Daniël 11:31 tot na zijn tijd uit en hij keek dus niet terug naar de dagen van de Syriër Antiochus IV Epiphanes. Tijdens de historische vervulling van Daniël 11:31 is de koning van het noorden niet Syrisch noch Seleucidisch. Na Daniël 11:19 moet de persoon en nationaliteit van de koning van het noorden dus veranderen. De historische feiten bevestigen dat de verandering in het volgende vers, Daniël 11:20, begon. De koning wordt nu Romeins.
54. Hoe boog Antiochus IV Epiphanes zich voor de bevelen van Rome, en hoe werd Syrië ten slotte een Romeinse provincie, waardoor welke verandering in de koning van het noorden definitief intrad?
54 Reeds vóór Antiochus IV Epiphanes bekleedde Rome een overheersende positie in de aangelegenheden van het Midden-Oosten en schreef het Syrië de wet voor. Zelfs deze zogenaamde „op aarde verschenen God” moest zich voor de bevelen van Rome buigen. Antiochus IV had de oorlog met Egypte gewonnen en zich tot koning van Egypte gekroond. Daarom bracht de Romeinse vloot haar afgevaardigde Cajus Pilius Laenas, die Antiochus IV namens de Romeinse Senaat moest gelasten zijn koningschap over Egypte op te geven en het land te verlaten. Dit deed de Syrische koning, maar hij behield Coele-Syrië, Palestina en Phoenicië. In 163 v. Chr. stierf hij als een tempelplunderaar in Perzië. Na hem kwamen er in Syrië nog veel meer onafhankelijke koningen van de Seleucidische dynastie. In 65 v. Chr. werd de laatste, Antiochus XIII Asiaticus, echter door de Romeinse generaal Pompejus de Grote onttroond en in 64 v. Chr. werd Syrië een Romeinse provincie. Op dat tijdstip bekleedde Rome definitief de positie van de koning van het noorden. In 63 v. Chr. viel Jeruzalem in handen van deze koning van het noorden, terwijl de Egyptische koning van het zuiden niet bij machte was dit te verhinderen.
55. Hoelang bleef de Ptolemaeïsche dynastie bestaan, en wat werd Egypte?
55 De Ptolemaeïsche dynastie in Egypte behield de positie van koning van het zuiden iets langer. In 31 v. Chr. werd de beslissende strijd bij Actium geleverd, waarbij Egypte’s koningin Cleopatra de vloot van haar Romeinse minnaar Antonius verliet, waardoor hij de nederlaag leed. De overwinnaar, Octavianus, de achterneef van Julius Caesar, ging er vervolgens toe over Egypte te veroveren. In 30 v. Chr. pleegde Cleopatra zelfmoord en werd Egypte een Romeinse provincie welke aan de nieuwe koning van het noorden onderworpen was.
DE „VORST VAN HET VERBOND” VERBROKEN
56. Wie werd de eerste Romeinse keizer, en wat staat er in Daniël 11:20 over hem geschreven?
56 Octavianus kwam uit de strijd om de macht ten slotte als de alleenheerser van Rome te voorschijn en werd de eerste Romeinse keizer. Hij schafte de titels van rex („koning”) en dictator af. Ten slotte werd hij in 27 v. Chr., krachtens een besluit van de Romeinse Senaat, Augustus genoemd. De Grieken vertaalden deze titel met Sebastós, hetgeen „vererenswaardige” of „Zijne Majesteit” betekent (Hand. 25:21, 25). Wanneer Jehovah’s engel de op een lange tijdsduur betrekking hebbende profetie over de strijd tussen het noorden en het zuiden vervolgt, maakt hij er met de volgende woorden melding van hoe deze Augustus in plaats van de Seleucidische dynastie van Syrische koningen als koning van het noorden optreedt: „In zijn plaats zal iemand opstaan, die een afperser rondzendt door het heerlijkste deel van het koninkrijk, maar binnen enkele dagen zal hij verbroken worden, doch niet door toorn, noch door strijd” (Dan. 11:20). Het „heerlijkste deel van het koninkrijk” van Augustus Caesar omvatte het „Sieraadland” van Daniëls volk. — Dan. 11:16.
57. Wanneer werd deze „afperser . . . door het heerlijkste deel van het koninkrijk” rondgezonden, en welk bericht heeft Lukas hierover opgetekend?
57 De „afperser” werd in het jaar 2 v. Chr. rondgezonden. De christelijke geschiedschrijver Lukas maakte in de volgende bewoordingen melding van deze bijzondere gebeurtenis: „En het geschiedde in die dagen, dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat het gehele rijk moest worden ingeschreven. Deze inschrijving had voor het eerst plaats, toen Quirinius het bewind over Syrië voerde. En zij gingen allen op reis om zich te laten inschrijven, ieder naar zijn eigen stad. Ook Jozef trok op van Galiléa, uit de stad Nazareth, naar Judéa naar de stad van David, die Bethlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was, om zich te laten inschrijven met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke zwanger was. En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg”. — Luk. 2:1-7.
58. Wanneer was deze Quirinius bestuurder van Syrië, en waarom was deze inschrijving een van de belangrijkste gebeurtenissen tijdens Augustus’ regering zodat ze vermelding in Daniëls profetie verdiende?
58 P. Sulpicius Quirinius, een Romeinse senator, is tweemaal de Romeinse bestuurder van Syrië geweest, de eerste maal omstreeks de dood van koning Herodes de Grote, die de tempel te Jeruzalem had hersteld. Deze bestuursperiode liep, gerekend vanaf het tijdstip waarop Rome werd gesticht, van 750 tot 753, of van 4 tot 1 v. Chr.b De telling of inschrijving vond niet louter en alleen plaats om het aantal van de bevolking te weten te komen, doch werd uit het oogpunt van de belasting gedaan en om te vernemen hoeveel mannen er voor inschrijving in de militaire dienst in aanmerking kwamen. Deze bijzondere telling was een van de belangrijkste gebeurtenissen die gedurende de regering van Caesar Augustus als koning van het noorden plaatsvonden. Ze diende ertoe de aangelegenheden zo te leiden dat de timmerman van Nazareth en zijn vrouw Maria naar Bethlehem zouden gaan opdat Jezus daar als een vervulling van Micha 5:2 geboren zou worden (Matth. 2:1-11). Er was dus een gegronde reden voor dat Jehovah’s engel in het aan Daniël gegeven visioen van deze belangrijke gebeurtenis melding maakte, ten einde ons tevens te helpen de tijd vast te stellen waarop de profetische „koning van het Noorden” niet langer door de Syrische koningen van de vijfde wereldmacht maar door de Romeinse heersers van de zesde wereldmacht werd vertegenwoordigd.
59. Hoe werd hij als koning van het noorden „verbroken, doch niet door toorn, noch door strijd”? En hoe binnen „enkele dagen”?
59 Caesar Augustus stelde de keizerlijke lijfwacht, bekend als de praetoriaanse lijfwacht, in, die later door zijn opvolger werd uitgebreid. Op 19 augustus van het jaar 14 n. Chr. stierf hij in het vijfenveertigste jaar van zijn regering. Dit was in zeker opzicht „enkele dagen” nadat hij de belangrijke inschrijving had laten plaatsvinden gedurende welke tijd Jezus, de Zoon van God, in de stad van koning David als diens koninklijke erfgenaam werd geboren. Zoals een acteur in een theater had Augustus goed geregeerd, en hij werd onder de Romeinse goden gerekend, terwijl er tevens tempels en altaren te zijner ere werden opgericht.
60, 61. (a) Wie was de ’verachte man’ die vervolgens opstond, en hoe werd hij aan Caesar Augustus verwant? (b) Hoe had men hem de „koninklijke waardigheid” niet toegedacht?
60 In de door de engel geuite profetie werd te kennen gegeven dat Augustus’ opvolger eveneens in nauw contact met het aardse leven van Gods eniggeboren Zoon zou komen te staan: „En in zijn plaats zal een veracht man opstaan, wien men de koninklijke waardigheid niet had toegedacht; onverhoeds echter zal hij komen en zich meester maken van het koningschap door slinkse streken [vleierijen, SV]; alles overstromende strijdkrachten zullen voor zijn aangezicht weggespoeld en vernietigd [verbroken, Lu] worden, ja, ook een [de, SV] vorst van het verbond” (Dan. 11:21, 22). De hier genoemde mysterieuze ’verachte man’ was Tiberius Caesar, de zoon van Livia. Deze Livia werd de derde vrouw van keizer Augustus, zodat Tiberius op natuurlijke wijze derhalve de stiefzoon van de keizer werd. Caesar Augustus wilde niet dat Tiberius zijn opvolger zou worden, want hij haatte deze stiefzoon om zijn slechte eigenschappen. Ten slotte werd Tiberius, alleen niet van harte, de „koninklijke waardigheid” verleend. Slechts nadat elke andere hoop in rook was vervlogen, werd Augustus ertoe gedwongen Tiberius als zijn opvolger in het keizerschap te aanvaarden. Hoe dan wel?
61 Keizer Augustus had geen zoons. Zijn zuster had een zoon Marcellus, maar deze neef overleed. Zijn dochter had twee zoons, Gajus en Lucius, die Augustus als zijn opvolgers aanwees, maar hij verloor hen eveneens doordat zij stierven. Hij koesterde veel genegenheid voor zijn geliefde stiefzoon Drusus, de jongere broer van Tiberius, maar deze geliefde stierf vroeg, en wel op 14 september van het jaar 9 v. Chr. Hierdoor bleef Tiberius, die een bekwaam generaal was, over om de hoogste positie in het leger van het Romeinse Rijk te bekleden. In het jaar 12 v. Chr. stierf Agrippa, de grote generaal van keizer Augustus, op eenenvijftigjarige leeftijd. Met het oog hierop wist Livia, de moeder van Tiberius, de keizer er met grote moeite toe te bewegen de dode Agrippa door haar zoon Tiberius te vervangen. Om Agrippa te vervangen, moest Tiberius echter de schoonzoon van de keizer worden. Tot zijn grote droefheid moest Tiberius derhalve wel Agrippina, (de dochter van generaal Agrippa) voor des keizers dochter Julia in de plaats stellen. In het jaar 4 (n. Chr.) adopteerde keizer Augustus Tiberius en Agrippa Postumus. Negen jaar later werd Tiberius krachtens een speciale wet tot mederegent met keizer Augustus verheven. Op 19 augustus van het volgende jaar, 14 n. Chr., stierf Augustus en werd Tiberius tot keizer uitgeroepen. Aldus is deze ’verachte man opgestaan’ of in de plaats van Caesar Augustus — die hier niet gaarne mee instemde — aan de macht gekomen.
62. Hoe maakte Tiberius Caesar zich ’door vleierijen meester van het koningschap’?
62 Betreffende de rol die vleierijen met betrekking tot de nieuwe koning van het noorden, Tiberius, speelden, lezen wij in The Encyclopædia Britannica, Deel 26, bladzijde 916 (elfde uitgave) het volgende: „Geschiedschrijvers uit het oude Rome herinnerden zich Tiberius hoofdzakelijk als de soeverein onder wiens regering het voor het eerst algemeen begon voor te komen dat men wanneer er slechts geringe voorwendsels voor verraad bestonden, gerechtelijk werd vervolgd en het het gehate geslacht van beroepsaanbrengers voor het eerst werd toegestaan zich met de winst van gerechtelijke moord te bevoordelen. . . . De geschiedenis van de regeringsprocessen onder Tiberius’ regering toont echter afdoende aan dat de wet in eerste instantie geweld werd aangedaan omdat de senaat hem graag wilde vleien, . . . waar hij tegen het einde van zijn regering met een enigszins minachtende onverschilligheid mee instemde totdat hij, door vrees gedreven, een zucht tot bloedvergieten ontwikkelde”.c
63. Hoe werden de „alles overstromende strijdkrachten” vervolgens „voor zijn aangezicht weggespoeld”?
63 Ten tijde dat Tiberius koning van het noorden werd, voerde zijn neef Germanicus Caesar het bevel over de Romeinse troepen die aan de rivier de Rijn waren gelegerd. Kort nadat Tiberius op de troon was gekomen, brak er onder deze troepen een gevaarlijke muiterij los, maar Germanicus weerhield de ontevreden legioenen ervan naar Rome op te trekken. In 15 (n. Chr.) voerde Germanicus zijn troepen aan in de strijd tegen de Germaanse held Arminius (Hermann), joeg hem op de vlucht en nam zelfs zijn vrouw Thusnelda gevangen, terwijl hij hem het volgende jaar versloeg. Ten slotte werd er ten aanzien van de buitenlandse politiek, of de politiek met betrekking tot de Romeinse grens, vrede nagestreefd, hetgeen met resultaten werd beloond. „Enkele uitzonderingen daargelaten, werden de plichten van de aan de grenzen opgestelde Romeinse strijdkrachten beperkt tot het gadeslaan van de volken aan de andere zijde terwijl die elkaar vernietigden”.d Op deze wijze werden de „alles overstromende strijdkrachten” in bedwang gehouden of „voor zijn aangezicht weggespoeld” en „verbroken”.
(Wordt vervolgd)
[Voetnoten]
a Zie eveneens Josephus’ Joodsche Oudheden, Boek 12, Hoofdstuk 6, paragraaf 463; ook 2 Maccabeeën 6:2.
b Zie Zumpts Commentat epigraph., II, 86-104, De Syria romana provincia, 97, 98 en Mommsens Res gestae divi Augusti. Ook de Dictionary of the New Testament in de Franse bijbelvertaling van Canon A. Crampon, uitgave van 1939, bladzijde 358. Vergelijk tevens Werner Kellers The Bible as History, uitgave van 1956, de bladzijden 326, 327 (van de Londense uitgave, de bladzijden 343, 344 van de New Yorkse uitgave), waarin wordt verteld dat Quirinius, volgens een fragment van een Romeinse inscriptie welke te Antiochië in Syrië, is ontdekt, in de dagen van Saturninus, de proconsul van vóór de christelijke jaartelling, in Syrië de legaat van keizer Augustus was geweest, en hoe Quirinius destijds zijn regeringszetel en zijn militaire hoofdkwartier in Syrië had gevestigd.
c Zie ook The Eighteen Christian Centuries, door James White (1884), de bladzijden 18, 19 en Thy Kingdom Come, door C.T. Russell (1891), bladzijde 30, de paragrafen 1, 2.
d The Encyclopædia Britannica, Deel 26, bladzijde 915, de paragrafen 2, 3.
[Kaart op blz. 153]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
PALESTINA IN DE PERIODE DER MACCABEEËN (167-63 v. Chr.)
(Middellandse Zee)
PHOENICIË
Tyrus
Sidon
Libanon
PANIAS
(Caesarea Philippi)
Hermon
NABATAEA
Damascus
Philadelphia
GALILEA
Karmel
Meer van Galiléa
Jordaan
(Dode Zee)
GAULANITIS
Pella
SAMARIA
Samaria
Alexandrium
Joppe
Antipatris
Modin
Jamnia
Jericho
Jeruzalem
Hyrcanië
JUDEA
Asdod
Askelon
Hebron
Gaza
IDUMEA
Raphia
Alusa
Oryba?
PEREA
Machaerus
Zoar