JUDAÏSME
(judaï̱sme).
Het joodse religieuze stelsel (Ga 1:13, 14). In de 1ste eeuw G.T. was het judaïsme in zijn verscheidene vormen niet exclusief op de Hebreeuwse Geschriften gebaseerd. De Sadduceeën, een van de belangrijkste groeperingen in het judaïsme, verwierpen de bijbelse leer van de opstanding en loochenden het bestaan van engelen (Mr 12:18-27; Han 23:8). Hoewel de Farizeeën, een andere invloedrijke groepering in het judaïsme, het in dit opzicht totaal oneens waren met de Sadduceeën (Han 23:6-9), maakten zij zich er schuldig aan Gods Woord krachteloos te maken ter wille van hun vele onschriftuurlijke overleveringen (Mt 15:1-11). Niet de Wet, die eigenlijk een leermeester was die tot Christus leidde (Ga 3:24), maar deze onschriftuurlijke overleveringen maakten het voor velen moeilijk Christus te aanvaarden. De Wet op zich was goed en heilig (Ro 7:12), maar de overleveringen van mensen brachten de joden in slavernij (Kol 2:8). Wegens zijn vurige ijver voor ’de overleveringen van zijn vaderen’ had Saulus (Paulus) christenen boosaardig vervolgd. — Ga 1:13, 14, 23; zie FARIZEEËN; SADDUCEEËN.