Vragen van lezers
◼ Welke fundamentele raad bevat Spreuken 27:23 voor geestelijke herders alsook voor christenen in het algemeen?
Het vers luidt: „Gij behoort beslist te weten hoe uw kleinvee eruitziet. Zet uw hart op uw kudden” (Spreuken 27:23). Deze tekst is vaak gebruikt om geestelijke herders aan te moedigen belangstelling te tonen voor en bekend te zijn met de omstandigheden en problemen van christenen in de gemeente. Zo’n aanmoediging is passend, aangezien de bijbel de ouderlingen met herders vergelijkt en de gemeente met een kudde schapen (Handelingen 20:28, 29; 1 Petrus 5:2-4). Maar hoewel het bovenstaande beginsel zeker van toepassing is, gaat dit vers in de grond der zaak niet over geestelijke herders.
Het boek Spreuken bevat veel verzen die als kernachtige raadgevingen op zichzelf staan, maar Spreuken 27:23 maakt deel uit van een groep verzen: „Gij behoort beslist te weten hoe uw kleinvee eruitziet. Zet uw hart op uw kudden; want een schat zal niet tot onbepaalde tijd zijn, noch een diadeem voor alle geslachten. Het groene gras is geweken, en het nieuwe gras is verschenen, en de plantengroei van de bergen is vergaard. De jonge rammen zijn voor uw kleding, en de bokken zijn de prijs van het veld. En er is volop geitemelk voor uw voedsel, voor het voedsel van uw huisgezin, en de levensmiddelen voor uw meisjes.” — Spreuken 27:23-27.
Deze geïnspireerde passage prijst een levensstijl aan die gekenmerkt wordt door ijver, vlijt, eenvoud en erkenning van onze afhankelijkheid van Jehovah. Dit gebeurt door de aandacht te vestigen op het eenvoudige landleven van een Israëlitische herder, in contrast misschien met een met veel meer zwier en vertoon gepaard gaand leven van zakendoen en snelle winsten.
„Een schat”, ofwel rijkdom verworven in snelle zakelijke ondernemingen, met daaruit voortvloeiende prominentie („diadeem”), kunnen zo weer verdwijnen, zoals velen zullen kunnen bevestigen. Er valt dus veel te zeggen voor een eenvoudig leven, zoals de herders van vroeger leidden terwijl zij voor hun dieren zorgden. Dat soort leven was niet eenvoudig in de zin van onbekommerd en vrij van verantwoordelijkheid. Een herder moest oplettende aandacht aan zijn kudde besteden en ervoor zorgen dat de schapen beschermd waren (Psalm 23:4). Als hij terwijl hij aandacht schonk aan de dieren, daar een ziek of gewond schaap onder aantrof, kon hij dat inwrijven met verzachtende olie (Psalm 23:5; Ezechiël 34:4; Zacharia 11:16). In de meeste gevallen zou de ijverige herder die zijn hart op zijn beesten zette, zien hoe zijn inspanningen resultaat hadden — de geleidelijke toename van zijn kudde.
Een hardwerkende en zorgzame herder had een betrouwbare bron van hulp — Jehovah. Hoe dat zo? Welnu, God voorziet in de seizoenen en kringlopen die normaliter zorgen voor voldoende gras waarmee de kudde zich kon voeden (Psalm 145:16). Wanneer met het veranderen der seizoenen het groene gras uit de lagere gebieden verdwijnt, kan het op hoger gelegen plaatsen overvloedig aanwezig zijn, en een opmerkzame herder kon zijn dieren daarheen brengen.
Spreuken 27:26, 27 noemt één resultaat van zulke inspanningen — voedsel en kleding. Toegegeven, het is geen beschrijving van luxe kant-en-klaarmaaltijden of delicatessen voor fijnproevers, en ook geeft het de werker geen reden te mogen verwachten dat hij zich in dure merkkleding van het laatste ontwerp of het beste materiaal zal kunnen steken. Maar als de herder bereid was zich in te spannen, kon de kudde hem en zijn gezin melk verschaffen (en dus kaas) en ook wol waarvan sterke kleding geweven kon worden.
De raad, „gij behoort beslist te weten hoe uw kleinvee eruitziet”, is dus niet in de eerste plaats tot geestelijke opzieners gericht; hij geldt voor alle christenen. Hij onderstreept de waarde van tevreden zijn met voeding en kleding die verworven worden met gestaag en ijverig werk, in het vertrouwen dat God ons niet in de steek zal laten (Psalm 37:25; 2 Thessalonicenzen 3:8, 12; Hebreeën 13:5). Door Spreuken 27:23-27 te vergelijken met de raad in Lukas 12:15-21 en 1 Timotheüs 6:6-11 zien wij dat Gods raad in deze aangelegenheid steeds eensluidend is geweest. Elk van ons zou dus Spreuken 27:23-27 kunnen herlezen en zich kunnen afvragen: ’Neem ik dit ter harte en pas ik het in mijn dagelijkse leven toe?’
[Illustratieverantwoording op blz. 31]
Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.