Vragen van lezers
Wordt door Mattheüs 28:17 te kennen gegeven dat sommige apostelen nog steeds twijfelden lang nadat de opgestane Jezus aan hen was verschenen?
Nee, dat hoeven wij niet te concluderen uit Mattheüs 28:16, 17, waar staat: „De elf discipelen gingen . . . naar Galilea, naar de berg waar Jezus met hen had afgesproken, en toen zij hem zagen, brachten zij hem hulde, maar sommigen twijfelden.”
Geruime tijd van tevoren probeerde Jezus de discipelen te helpen inzien „dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden van de zijde van de oudere mannen en overpriesters en schriftgeleerden, en dat hij gedood en op de derde dag opgewekt zou worden” (Mattheüs 16:21). Toch bleven de discipelen na zijn gevangenneming en terechtstelling teleurgesteld en verward achter. Zijn opstanding schijnt als een verrassing te zijn gekomen. En toen hij zich in menselijke gedaante vertoonde, „geloofden” sommigen „het uit louter vreugde nog niet” (Lukas 24:36-41). Door zijn verschijningen na zijn opstanding werden zijn intieme volgelingen echter geholpen het feit van zijn opstanding te aanvaarden; zelfs de apostel Thomas raakte ervan overtuigd dat Jezus was opgewekt. — Johannes 20:24-29.
Daarna „gingen” de elf getrouwe apostelen „naar Galilea” (Mattheüs 28:16; Johannes 21:1). Terwijl zij daar waren, verscheen Jezus „aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk” (1 Korinthiërs 15:6). In deze setting zegt Mattheüs 28:17 dat „sommigen twijfelden”. Degenen die nog steeds twijfels hadden, kunnen zich dus heel goed onder die 500 volgelingen hebben bevonden.
Merk eens op welk interessant commentaar C. T. Russell, de eerste president van het Wachttorengenootschap, hierover gaf:
„Wij kunnen er redelijkerwijs niet van uitgaan dat degenen die twijfelden, tot de elf apostelen hebben behoord, want zij waren volkomen tevredengesteld, ten volle overtuigd, en hadden daar voordien uiting aan gegeven. Zij die twijfelden, moeten naar onze mening tot de op deze afgesproken bijeenkomst aanwezige ’vijfhonderd broeders’ hebben behoord, die sinds zijn opstanding geen omgang meer met hem hadden gehad en van wie sommigen, naar wij redelijkerwijs mogen aannemen, veel zwakker in het geloof waren dan de apostelen en speciale vrienden met wie Jezus na zijn opstanding had gesproken. De vermelding dat ’sommigen twijfelden’, is een bewijs van de eerlijkheid van de schrijver van het evangelieverslag. Ook laat het ons zien dat de volgelingen van de Heer niet al te lichtgelovig waren, maar veeleer geneigd waren het geboden bewijsmateriaal nauwkeurig te onderzoeken en af te wegen, en de latere ijver, energie en zelfopofferende geest van degenen die geloofden, verschaft ons een overvloed aan bewijzen van de oprechtheid van hun overtuigingen betreffende de opstanding van onze Heer, die zij en ook wij als het fundament van ons geloof in hem erkennen. Als Christus niet is opgewekt, is ons geloof vergeefs en zijn wij nog in onze zonden. — 1 Kor. 15:17.” — Zion’s Watch Tower and Herald of Christ’s Presence, 1 mei 1901, blz. 152.
Wij zouden terloops kunnen opmerken dat de wijze waarop Mattheüs dit punt vermeldt, ons een bewijs verschaft van de betrouwbaarheid en eerlijkheid van de bijbel. Als iemand bezig was een verhaal in elkaar te zetten, zou hij geneigd zijn details te verschaffen die zijn verzonnen verhaal geloofwaardig zouden doen schijnen; hij zou waarschijnlijk denken dat door weggelaten details of schijnbare hiaten zijn verzinsel in twijfel getrokken zou worden. Hoe staat het wat dit betreft met Mattheüs?
Hij voelde zich niet verplicht een gedetailleerde verklaring te geven van zijn opmerking dat „sommigen twijfelden”. De verslagen van Markus, Lukas en Johannes zeggen niets hierover, zodat Mattheüs’ opmerking op zichzelf genomen schijnbaar de elf apostelen zou omvatten, van wie hij er één was. Niettemin maakte Mattheüs de korte opmerking zonder enige nadere verklaring. Ongeveer veertien jaar later schreef de apostel Paulus zijn eerste brief aan de Korinthiërs. In het licht van het detail dat hij in 1 Korinthiërs 15:6 verschafte, kunnen wij de voor de hand liggende gevolgtrekking maken dat degenen die twijfelden niet apostelen waren, maar discipelen in Galilea aan wie Jezus nog niet was verschenen. Bijgevolg heeft Mattheüs’ opmerking dat „sommigen twijfelden”, de klank van waarheid; ze wekt terecht de indruk dat wij te doen hebben met een eerlijk schrijver die een waarheidsgetrouw verslag geeft zonder er moeite voor te doen alles tot in de finesses te verklaren.