Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w92 1/6 blz. 10-15
  • Een vrij volk, maar met verantwoordelijkheid

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Een vrij volk, maar met verantwoordelijkheid
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1992
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Door God geschonken vrijheid — met verantwoordelijkheid
  • De vrijheid van Gods uitverkoren volk
  • De aard van christelijke vrijheid
  • Vrij maar met verantwoordelijkheid
  • Vrijheid met zekerheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
  • Dien Jehovah, de God van vrijheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2018
  • Mis niet het doel van door God geschonken vrijheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1992
  • Vrijheid
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1992
w92 1/6 blz. 10-15

Een vrij volk, maar met verantwoordelijkheid

„Gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken.” — JOHANNES 8:32.

1, 2. (a) Hoe is vrijheid altijd een belangrijk begrip geweest in de menselijke geschiedenis? (b) Wie alleen is echt vrij? Leg dit uit.

VRIJHEID. Wat een kracht heeft dat woord! De mensheid heeft talloze oorlogen en revoluties plus een niet te beschrijven sociale beroering doorstaan vanwege de wens van mensen om vrij te zijn. Ja, The Encyclopedia Americana zegt: ’In de ontwikkeling der beschaving heeft geen enkel begrip zo’n belangrijke rol gespeeld als vrijheid.’

2 Niettemin, hoeveel mensen zijn echt vrij? Hoevelen weten zelfs wat vrijheid is? The World Book Encyclopedia zegt: „Willen mensen volkomen vrij zijn, dan moeten er geen beperkingen bestaan ten aanzien van wat zij denken, zeggen of doen. Zij moeten zich ervan bewust zijn welke mogelijkheden er voor hen openstaan, en zij moeten de macht hebben om daaruit een keus te doen.” Kent u, in dit licht bezien, ook maar iemand die werkelijk vrij is? Wie kunnen zeggen dat er voor hen „geen beperkingen bestaan ten aanzien van wat zij denken, zeggen of doen”? Werkelijk, slechts één persoon in het hele universum beantwoordt aan die beschrijving — Jehovah God. Hij alleen heeft absolute vrijheid. Alleen hij kan elke keus doen die hij wenst en die vervolgens ten uitvoer brengen in weerwil van alle tegenstand. Hij is „de Almachtige”. — Openbaring 1:8; Jesaja 55:11.

3. Op welke voorwaarde genieten mensen gewoonlijk vrijheid?

3 Voor geringe mensen kan vrijheid alleen maar relatief zijn. Ze wordt gewoonlijk verleend of gegarandeerd door de een of andere autoriteit en hangt samen met onze onderworpenheid aan die autoriteit. Ja, in praktisch elk geval kan iemand alleen vrij zijn als hij de autoriteit erkent van degene die zijn vrijheid garandeert. Mensen die in de „vrije wereld” leven, genieten bijvoorbeeld vele voordelen, zoals vrijheid van bewegen, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. Waardoor worden deze vrijheden gegarandeerd? Door de wet van het land. Men geniet deze vrijheden alleen zolang men de wet gehoorzaamt. Als iemand zijn vrijheid misbruikt en de wet overtreedt, wordt hij daarvoor door de autoriteiten ter verantwoording geroepen, en zijn vrijheid zou wel eens drastisch beperkt kunnen worden door een gevangenisstraf. — Romeinen 13:1-4.

Door God geschonken vrijheid — met verantwoordelijkheid

4, 5. Welke vrijheid genieten aanbidders van Jehovah, en waarvoor zal hij hun rekenschap vragen?

4 In de eerste eeuw sprak Jezus over vrijheid. Hij zei tot de joden: „Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij werkelijk mijn discipelen, en gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken” (Johannes 8:31, 32). Hij had het niet over vrijheid van meningsuiting of vrijheid van godsdienst. Hij had het beslist niet over bevrijding van het juk van Rome, iets waar veel joden intens naar verlangden. Nee, dit was iets veel kostbaarders, een vrijheid die niet door menselijke wetten of de gril van een menselijke heerser verleend werd, maar door de allerhoogste Soeverein van het universum, Jehovah. Het betrof vrijheid van bijgeloof, vrijheid van religieuze onwetendheid en nog veel meer. Door Jehovah verleende vrijheid is werkelijke vrijheid, en ze zal in alle eeuwigheid blijven bestaan.

5 De apostel Paulus zei: „Jehovah . . . is de Geest, en waar de geest van Jehovah is, daar is vrijheid” (2 Korinthiërs 3:17). In de loop der eeuwen heeft Jehovah zich met de mensheid ingelaten opdat getrouwen zich uiteindelijk mogen verheugen in de voortreffelijkste en hoogste soort van menselijke vrijheid, „de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods” (Romeinen 8:21). Ondertussen verleent Jehovah ons een mate van vrijheid door middel van de bijbelse waarheid, en hij stelt ons verantwoordelijk als wij die vrijheid misbruiken. De apostel Paulus schreef: „Geen schepping is voor zijn ogen niet openbaar, maar alle dingen liggen naakt en openlijk tentoongesteld voor de ogen van hem aan wie wij rekenschap hebben af te leggen.” — Hebreeën 4:13.

6-8. (a) Welke vrijheden genoten Adam en Eva, en op welke voorwaarde konden zij die vrijheden behouden? (b) Wat verloren Adam en Eva voor zichzelf en hun nageslacht?

6 Rekenschap verschuldigd te zijn aan Jehovah kwam duidelijk in beeld toen onze eerste menselijke ouders, Adam en Eva, leefden. Jehovah schiep hen met de kostbare gave van een vrije wil. Zolang zij die vrije wil op een verantwoordelijke wijze gebruikten, genoten zij nog andere zegeningen, zoals vrijheid van vrees, vrijheid van ziekte, vrijheid van dood, en de vrijheid hun hemelse Vader met een rein geweten te naderen. Maar toen zij hun vrije wil misbruikten, veranderde dat alles.

7 Jehovah plaatste Adam en Eva in de tuin van Eden, en gaf hun de vruchten van alle bomen van de tuin om van te genieten — behalve één. Die boom behield hij voor zichzelf; het was „de boom der kennis van goed en kwaad” (Genesis 2:16, 17). Door zich ervan te onthouden de vrucht van die boom te eten, zouden Adam en Eva erkennen dat alleen Jehovah vrij was om de maatstaf te stellen voor wat goed en kwaad is. Als zij verantwoordelijk handelden en zich ervan onthielden de verboden vrucht te eten, zou Jehovah hun andere vrijheden veilig blijven stellen.

8 Jammer genoeg luisterde Eva naar de subtiele suggestie van de Slang dat zij eigenlijk zelf ’goed en kwaad zou moeten kennen’ (Genesis 3:1-5). Eerst at zij van de verboden vrucht, en vervolgens ook Adam. Een gevolg was dat toen Jehovah God in de tuin van Eden met hen ging spreken, zij beschaamd waren en zich verborgen (Genesis 3:8, 9). Zij waren nu zondaars, en het uit een rein geweten voortspruitende gevoel vrij tot God te kunnen naderen, was weg. Hierdoor waren zij ook de vrijheid van ziekte en dood kwijtgeraakt, zowel voor zichzelf als voor hun nageslacht. Paulus zei: ’Door één mens [Adam] is de zonde de wereld binnengekomen en door de zonde de dood, en aldus heeft de dood zich tot alle mensen uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.’ — Romeinen 5:12; Genesis 3:16, 19.

9. Wie kennen wij als personen die hun mate van vrijheid goed hebben gebruikt?

9 Niettegenstaande dat had de mens nog steeds een vrije wil, en in de loop van de tijd hebben sommige onvolmaakte mensen deze op een verantwoordelijke wijze gebruikt om Jehovah te dienen. De namen van sommigen van hen zijn voor ons uit de oudheid bewaard gebleven. Mannen als Abel, Henoch, Noach, Abraham, Isaäk en Jakob (ook Israël genoemd) zijn voorbeelden van personen die de mate van vrijheid die zij nog steeds bezaten, gebruikten om Gods wil te doen. En het verging hun als gevolg daarvan goed. — Hebreeën 11:4-21.

De vrijheid van Gods uitverkoren volk

10. Wat waren de voorwaarden van het verbond dat Jehovah met zijn speciale volk sloot?

10 In de dagen van Mozes bevrijdde Jehovah de zonen van Israël — wier aantal inmiddels in de miljoenen liep — uit slavernij in Egypte en sloot een verbond met hen waardoor zij zijn speciale volk werden. Onder dit verbond hadden de Israëlieten een priesterschap en een stelsel van dierenoffers die op symbolische wijze hun zonden bedekten. Zo hadden zij de vrijheid om God in aanbidding te naderen. Zij bezaten ook een stelsel van wetten en verordeningen om hen vrij te houden van bijgelovige praktijken en valse aanbidding. Later zouden zij het Beloofde Land ontvangen als een erfenis, met de verzekering van goddelijke hulp tegen hun vijanden. Hun kant van het verbond vergde van de Israëlieten dat zij Jehovah’s Wet hielden. De Israëlieten aanvaardden deze voorwaarde gewillig met de woorden: „Alles wat Jehovah gesproken heeft, zijn wij bereid te doen.” — Exodus 19:3-8; Deuteronomium 11:22-25.

11. Wat was het gevolg toen Israël naliet hun kant van het verbond met Jehovah na te komen?

11 Gedurende meer dan 1500 jaar stonden de Israëlieten in die speciale verhouding tot Jehovah. Maar keer op keer hielden zij zich niet aan het verbond. Herhaaldelijk werden zij verlokt door valse aanbidding en kwamen zij in knechtschap aan afgoderij en bijgeloof, zodat God toeliet dat zij in fysieke slavernij aan hun vijanden geraakten (Rechters 2:11-19). In plaats van de bevrijdende zegeningen te genieten die resulteerden uit het houden van het verbond, werden zij gestraft vanwege hun overtreden ervan (Deuteronomium 28:1, 2, 15). Ten slotte liet Jehovah in 607 v.G.T. toe dat de natie in slavernij in Babylon terechtkwam. — 2 Kronieken 36:15-21.

12. Wat werd uiteindelijk duidelijk ten aanzien van het Mozaïsche wetsverbond?

12 Dit was een harde les. Zij zouden eruit hebben moeten leren hoe belangrijk het is de Wet te houden. Niettemin schoten de Israëlieten toen zij na zeventig jaar naar hun eigen land terugkeerden, er nog steeds in te kort het Wetsverbond op juiste wijze te houden. Bijna honderd jaar na hun terugkeer zei Jehovah tot Israëls priesters: „Gijlieden — gij zijt afgeweken van de weg. Gij hebt velen doen struikelen in de wet. Gij hebt het verbond van Levi te gronde gericht” (Maleachi 2:8). Ja, zelfs de oprechtsten onder de Israëlieten konden niet beantwoorden aan de norm van de volmaakte Wet. In plaats van een zegen te zijn, werd ze, om met de woorden van de apostel Paulus te spreken, „een vloek” (Galaten 3:13). Er was duidelijk iets meer dan het Mozaïsche wetsverbond nodig om onvolmaakte, getrouwe mensen te verheffen tot de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods.

De aard van christelijke vrijheid

13. Welke betere basis voor vrijheid werd ten slotte verschaft?

13 Dat meerdere was het loskoopoffer van Jezus Christus. Omstreeks het jaar 50 G.T. schreef Paulus aan de gemeente van gezalfde christenen in Galatië. Hij beschreef hoe Jehovah hen had bevrijd van slavernij aan het Wetsverbond en zei toen: „Voor zulk een vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt. Staat daarom vast en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen” (Galaten 5:1). In welke opzichten heeft Christus mensen vrijgemaakt?

14, 15. In welke schitterende opzichten maakte Jezus gelovige joden en niet-joden vrij?

14 Na Jezus’ dood kwamen joden die hem als de Messias aanvaardden en zijn discipelen werden, onder een nieuw verbond te staan, dat het oude Wetsverbond verving (Jeremia 31:31-34; Hebreeën 8:7-13). Onder dit nieuwe verbond gingen zij — en niet-joodse gelovigen die zich later bij hen voegden — deel uitmaken van een nieuwe, geestelijke natie die het vleselijke Israël als Gods speciale volk verving (Romeinen 9:25, 26; Galaten 6:16). In die hoedanigheid genoten zij de vrijheid die Jezus had beloofd toen hij zei: „De waarheid zal u vrijmaken.” Behalve joodse christenen vrij te maken van de vloek van de Wet van Mozes bevrijdde de waarheid hen ook van al de zwaar drukkende tradities die religieuze leiders hun hadden opgelegd. En ze bevrijdde de niet-joodse christenen van de afgoderij en bijgelovigheden van hun vroegere aanbidding (Mattheüs 15:3, 6; 23:4; Handelingen 14:11-13; 17:16). En er was nog meer.

15 In verband met de waarheid die vrijmaakt, zei Jezus: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Al wie zonde doet, is een slaaf van de zonde” (Johannes 8:34). Aangezien Adam en Eva hadden gezondigd, was een ieder die ooit had geleefd, een zondaar geweest en aldus een slaaf van de zonde. De enige uitzondering was Jezus zelf, en Jezus’ slachtoffer verloste gelovigen van die slavernij. Het is waar, zij waren nog steeds onvolmaakt en van nature zondig. Nu echter konden zij berouw hebben van hun zonden en vergeving vragen op basis van Jezus’ slachtoffer, in het vertrouwen dat hun smeekbeden gehoord zouden worden (1 Johannes 2:1, 2). Op grond van Jezus’ loskoopoffer verklaarde God hen rechtvaardig, en zij konden hem met een gereinigd geweten naderen (Romeinen 8:33). En omdat de loskoopprijs het vooruitzicht bood op een opstanding tot eindeloos leven, bevrijdde de waarheid hen bovendien zelfs van vrees voor de dood. — Mattheüs 10:28; Hebreeën 2:15.

16. Hoe omvatte christelijke vrijheid meer dan elke vrijheid die de wereld biedt?

16 Op een schitterende manier kwam christelijke vrijheid beschikbaar voor mannen en vrouwen, ongeacht wat menselijk gesproken hun situatie was. Armen, gevangenen, zelfs slaven, konden vrij zijn. Anderzijds waren de hooggeplaatsten van de natiën die de boodschap omtrent de Christus afwezen, nog steeds in slavernij aan bijgeloof, zonde en vrees voor de dood. Wij zouden nooit mogen ophouden Jehovah te danken voor deze vrijheid die wij genieten. Niets wat de wereld biedt, kan er ook maar aan tippen.

Vrij maar met verantwoordelijkheid

17. (a) Hoe hebben sommigen in de eerste eeuw hun christelijke vrijheid verloren laten gaan? (b) Waarom moeten wij ons niet laten bedriegen door de schijnbare vrijheid in Satans wereld?

17 In de eerste eeuw heeft de meerderheid van gezalfde christenen zich waarschijnlijk verheugd in hun vrijheid en ten koste van alles hun rechtschapenheid bewaard. Jammer genoeg hebben enkelen echter christelijke vrijheid met al haar zegeningen gesmaakt en die vrijheid vervolgens versmaad, en zij zijn teruggekeerd naar slavernij in de wereld. Waardoor kwam zoiets? Ongetwijfeld is het geloof van velen verzwakt, en zijn zij gewoon ’afgedreven’ (Hebreeën 2:1). Anderen ’hebben het geloof en een goed geweten van zich afgestoten en schipbreuk geleden betreffende hun geloof’ (1 Timotheüs 1:19). Misschien zijn zij gevallen voor materialisme of een immorele levenswijze. Hoe belangrijk is het dan ook dat wij ons geloof beschermen en erop voortbouwen, druk bezig blijvend met persoonlijke studie, omgang, gebed en christelijke activiteiten! (2 Petrus 1:5-8) Mogen wij er nooit mee ophouden waardering te hebben voor christelijke vrijheid! Toegegeven, sommigen kunnen een bepaalde verlokking voelen uitgaan van de afwezigheid van regels die zij buiten de gemeente waarnemen, en menen dat mensen in de wereld vrijer zijn dan wij. In werkelijkheid echter is wat er uitziet als vrijheid in de wereld gewoonlijk slechts onverantwoordelijkheid. Als wij geen slaven van God zijn, zijn wij slaven van de zonde, en die slavernij betaalt een bitter loon. — Romeinen 6:23; Galaten 6:7, 8.

18-20. (a) Hoe werden sommigen „vijanden van de martelpaal”? (b) Hoe gebruikten sommigen hun vrijheid „als een dekmantel voor slechtheid”?

18 Verder schreef Paulus in zijn brief aan de Filippenzen: „Er zijn er velen, ik heb al dikwijls over hen gesproken, maar nu spreek ik ook wenend over hen, die als vijanden van de martelpaal van de Christus wandelen” (Filippenzen 3:18). Ja, er waren voormalige christenen die vijanden van het geloof werden, misschien afvalligen. Het is van levensbelang dat wij hun handelwijze niet volgen! Bovendien schreef Petrus: „Weest als vrije mensen, en gebruikt toch uw vrijheid niet als een dekmantel voor slechtheid, maar als slaven van God” (1 Petrus 2:16). Hoe zou iemand zijn vrijheid kunnen gebruiken als een dekmantel voor slechtheid? Door ernstige zonden te begaan — misschien in het geheim — terwijl hij omgang met de gemeente blijft hebben.

19 Denk aan Diotrefes. Johannes zei van hem: ’Diotrefes, die graag de eerste plaats [in de gemeente] inneemt, ontvangt niets van ons met achting. Ook ontvangt hij de broeders niet met achting, en degenen die hen willen ontvangen, tracht hij hiervan te weerhouden en uit de gemeente te werpen’ (3 Johannes 9, 10). Diotrefes gebruikte zijn vrijheid als een dekmantel voor zijn eigen zelfzuchtige ambitie.

20 De discipel Judas schreef: „Er [zijn] zekere mensen heimelijk . . . binnengedrongen, reeds lang geleden door de Schriften voor dit oordeel bestemd, goddeloze mensen, die de onverdiende goedheid van onze God veranderen in een verontschuldiging voor losbandig gedrag en ontrouw blijken te zijn aan onze enige Eigenaar en Heer, Jezus Christus” (Judas 4). Terwijl zij met de gemeente verbonden waren, vormden deze personen een corrumperende invloed (Judas 8-10, 16). In Openbaring lezen wij dat in de gemeenten Pergamum en Thyatira sektarisme, afgoderij en immoraliteit bestond (Openbaring 2:14, 15, 20-23). Wat een misbruik van christelijke vrijheid!

21. Wat staat degenen te wachten die hun christelijke vrijheid misbruiken?

21 Wat staat degenen te wachten die hun christelijke vrijheid op deze manier misbruiken? Bedenk wat Israël overkwam. Israël was Gods uitverkoren natie, maar Jehovah heeft haar uiteindelijk verworpen. Waarom? Omdat de Israëlieten hun verhouding tot God gebruikten als een dekmantel voor slechtheid. Zij pochten dat zij zonen van Abraham waren, maar zij verwierpen Jezus, het Zaad van Abraham en Jehovah’s uitverkoren Messias (Mattheüs 23:37-39; Johannes 8:39-47; Handelingen 2:36; Galaten 3:16). „Het Israël Gods” als geheel zal niet op soortgelijke wijze ontrouw blijken te zijn (Galaten 6:16). Maar een individuele christen die geestelijke of morele verontreiniging veroorzaakt, zal uiteindelijk met streng onderricht te maken krijgen, zelfs met een veroordeling. Wij moeten allen rekenschap afleggen ten aanzien van de manier waarop wij onze christelijke vrijheid gebruiken.

22. Welke vreugde verkrijgen zij die hun christelijke vrijheid gebruiken om God als slaven te dienen?

22 Hoeveel beter is het God als slaven te dienen en zo echt vrij te zijn. Alleen Jehovah verleent de vrijheid die werkelijk telt. De spreuk zegt: „Wees wijs, mijn zoon, en verheug mijn hart, opdat ik een antwoord kan geven aan hem die mij hoont” (Spreuken 27:11). Laten wij onze christelijke vrijheid gebruiken om Jehovah te rechtvaardigen. Als wij dat doen, zal ons leven betekenis hebben, zullen wij onze hemelse Vader vreugde verschaffen, en zullen wij ons uiteindelijk bevinden onder degenen die de glorierijke vrijheid van de zonen Gods genieten.

Kunt u dit uitleggen?

◻ Wie alleen is echt vrij?

◻ Welke vrijheden genoten Adam en Eva, en waarom verloren zij die?

◻ Welke vrijheden genoten de Israëlieten toen zij hun verbond met Jehovah onderhielden?

◻ Welke vrijheden vielen degenen die Jezus aanvaardden ten deel?

◻ Hoe verloren of misbruikten sommigen in de eerste eeuw hun christelijke vrijheid?

[Illustratie op blz. 13]

De vrijheid die Jezus schonk, was veel beter dan welke vrijheid maar ook die mensen kunnen verlenen

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen