2 ‘Neem een boekrol en schrijf daar alle woorden in die ik tegen je heb gesproken over Israël en Juda+ en alle volken,+ vanaf de eerste dag dat ik tegen je gesproken heb in de tijd van Josi̱a tot op deze dag.+
4 Toen riep Jeremia Ba̱ruch,+ de zoon van Neri̱a. Jeremia dicteerde alle woorden die Jehovah tegen hem had gesproken en Ba̱ruch schreef ze op in de boekrol.+