12 en ik gaf de koopakte aan Ba̱ruch,+ de zoon van Neri̱a,+ de zoon van Machse̱ja, in het bijzijn van Hana̱meël, de zoon van mijn oom, van de getuigen die in de koopakte hadden geschreven en van alle Joden die in het Hof van de Wacht+ zaten.
4 Toen riep Jeremia Ba̱ruch,+ de zoon van Neri̱a. Jeremia dicteerde alle woorden die Jehovah tegen hem had gesproken en Ba̱ruch schreef ze op in de boekrol.+
45Dit is het woord dat de profeet Jeremia in het vierde jaar van koning Jo̱jakim+ van Juda, de zoon van Josi̱a, sprak tot Ba̱ruch,+ de zoon van Neri̱a. Hij schreef de volgende woorden die Jeremia dicteerde+ in een boek: