Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlandse Gebarentaal
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • nwt Spreuken 1:1-31:31
  • Spreuken

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Spreuken
  • Nieuwewereldvertaling van de Bijbel
Nieuwewereldvertaling van de Bijbel
Spreuken

SPREUKEN

1 De spreuken van Salomo,+ de zoon van David,+ de koning van Israël.+

 2 Ze bieden* wijsheid+ en correctie,*

ze laten je wijze woorden begrijpen.

 3 Ze geven je correctie+ die leidt tot inzicht,

rechtvaardigheid,+ een goed oordeel*+ en oprechtheid.*

 4 Ze maken iemand die onervaren is verstandig+

en geven een jonge man kennis en denkvermogen.+

 5 Wie wijs is, luistert en neemt meer onderwijs in zich op.+

Wie verstandig is, zoekt deskundige leiding*+

 6 om een spreuk en een moeilijk spreekwoord* te begrijpen,

de woorden van de wijzen en hun raadsels.+

 7 Ontzag voor Jehovah is het begin van kennis.+

Alleen dwazen minachten wijsheid en correctie.+

 8 Mijn zoon, luister naar de correctie van je vader+

en verwerp het onderwijs* van je moeder niet.+

 9 Ze zijn een mooie krans voor je hoofd+

en een sierlijke ketting voor je hals.+

10 Mijn zoon, als zondaars je proberen over te halen, ga daar dan niet op in.+

11 Als ze zeggen: ‘Ga met ons mee.

Laten we op de loer gaan liggen om bloed te vergieten.

We verbergen ons en wachten onschuldige mensen op, zomaar.

12 We verslinden ze levend, zoals het Graf* doet,

met huid en haar, zoals de kuil mensen opslokt.

13 Laten we al hun kostbaarheden meenemen.

We vullen onze huizen met buit.

14 Sluit je bij ons aan,*

dan verdelen we eerlijk wat we stelen.’*

15 Mijn zoon, ga niet met ze mee.

Zet geen voet op hun pad,+

16 want hun voeten snellen naar slechtheid.

Ze haasten zich om bloed te vergieten.+

17 Een net spannen als de vogel het kan zien, heeft natuurlijk geen zin.

18 Daarom liggen ze op de loer om bloed te vergieten.

Ze verbergen zich om anderen van het leven* te beroven.

19 Zo doen mensen die uit zijn op oneerlijke winst.

De bezitters ervan zullen het leven* verliezen.+

20 De ware wijsheid+ roept luid op straat.+

Ze blijft haar stem verheffen op de pleinen.+

21 Op de hoek* van de drukke straten roept ze.

Bij de ingangen van de stadspoorten zegt ze:+

22 ‘Onervarenen, hoelang blijven jullie onervarenheid liefhebben?

Spotters, hoelang blijven jullie genieten van spot?

En dwazen, hoelang blijven jullie kennis haten?+

23 Luister naar mijn terechtwijzing.*+

Dan stort ik mijn geest voor jullie uit.

Ik maak mijn woorden aan jullie bekend.+

24 Omdat ik riep maar jullie me bleven afwijzen,

ik mijn hand uitstak maar niemand er aandacht voor had,+

25 jullie al mijn advies in de wind bleven slaan

en mijn terechtwijzing bleven negeren,

26 daarom zal ik lachen als ellende jullie treft.

Ik zal spotten als wat jullie vrezen komt,+

27 als wat jullie vrezen komt als een storm,

en ongeluk jullie treft als een stormwind,

als ellende en moeilijkheden over jullie komen.

28 In die tijd zullen ze me blijven roepen, maar ik zal niet antwoorden.

Ze zullen me blijven zoeken, maar ze zullen me niet vinden,+

29 omdat ze kennis hebben gehaat+

en hebben geweigerd ontzag voor Jehovah te tonen.+

30 Ze hebben mijn advies afgewezen.

Ze hebben al mijn terechtwijzingen veracht.

31 Daarom zullen ze de gevolgen dragen van hun gedrag,*+

en ze zullen vol zijn van hun eigen raad.*

32 Want de koppigheid van de onervarenen zal hun dood worden

en de gemakzucht van de dwazen hun ondergang.

33 Maar wie naar mij luistert, zal zich veilig voelen*+

en niet gekweld worden door angst voor tegenspoed.’+

2 Mijn zoon, als je mijn woorden aanneemt

en mijn geboden als een schat bewaart+

 2 door naar wijsheid je oor te spitsen+

en naar inzicht je hart te neigen,+

 3 als je bovendien roept om verstand+

en je stem verheft om inzicht,+

 4 als je ernaar blijft zoeken als naar zilver+

en ernaar blijft speuren als naar verborgen schatten,+

 5 dan ga je begrijpen wat ontzag voor Jehovah is+

en dan zul je de kennis van God vinden.+

 6 Want Jehovah zelf geeft wijsheid,+

uit zijn mond komen kennis en inzicht.

 7 Hij heeft een schat aan praktische wijsheid voor de oprechten.

Hij is een schild voor wie oprecht* hun weg gaan.+

 8 Hij waakt over de paden van het recht

en hij beschermt de weg van zijn loyalen.+

 9 Dan zul je begrijpen wat rechtvaardig, eerlijk en oprecht is,

wat de goede weg is.+

10 Als wijsheid in je hart komt+

en kennis aangenaam wordt voor je ziel,*+

11 zal denkvermogen over je waken+

en inzicht je beschermen

12 om je te redden van het slechte pad,

van de man die verkeerde dingen spreekt,+

13 van hen die de oprechte paden verlaten

om de wegen van de duisternis te bewandelen,+

14 van hen die genieten van kwaaddoen,

die een pervers genoegen hebben in slechtheid,

15 die op kromme paden lopen

en van wie alle wegen sluw zijn.

16 Het zal je redden van de verdorven* vrouw,

van de gladde* woorden van de immorele* vrouw,+

17 die de goede vriend* van haar jeugd verlaat+

en het verbond* van haar God vergeet.

18 Want haar huis zinkt weg in de dood

en haar paden* leiden naar wie machteloos zijn in de dood.+

19 Wie omgang met haar hebben,* keren nooit terug,

ze bereiken de paden van het leven niet meer.+

20 Volg dus de weg van goede mensen

en blijf op de paden van de rechtvaardigen,+

21 want alleen de oprechten zullen op de aarde wonen

en de onberispelijken* zullen daar blijven.+

22 De slechte mensen zullen van de aarde worden verwijderd+

en de verraders zullen ervan worden weggerukt.+

3 Mijn zoon, vergeet mijn onderwijs* niet

en laat je hart mijn geboden gehoorzamen,

 2 want ze geven je veel dagen

en jaren van leven en vrede.+

 3 Mogen loyale liefde en trouw* je niet verlaten.+

Bind ze om je hals.

Schrijf ze op je hart.*+

 4 Dan krijg je gunst en goed inzicht

in de ogen van God en mensen.+

 5 Vertrouw op Jehovah+ met heel je hart

en vertrouw* niet op je eigen verstand.+

 6 Houd hem voor ogen in al je wegen+

en hij zal je paden rechtmaken.+

 7 Word niet wijs in je eigen ogen.+

Heb ontzag voor Jehovah en ga het kwaad uit de weg.

 8 Het zal je lichaam* genezing brengen

en je botten verkwikking.

 9 Eer Jehovah met je waardevolle dingen,+

met het allerbeste* van heel je oogst.*+

10 Dan zullen je opslagplaatsen helemaal gevuld zijn+

en je kuipen* overlopen van nieuwe wijn.

11 Mijn zoon, wijs de correctie* van Jehovah niet af+

en veracht zijn terechtwijzing niet,+

12 want Jehovah wijst degenen terecht van wie hij houdt,+

zoals een vader dat doet met een geliefde zoon.+

13 Gelukkig is de mens die wijsheid vindt+

en de mens die inzicht krijgt.

14 Dat levert meer op dan zilver

en geeft meer profijt dan goud.+

15 Ze is kostbaarder dan koralen.*

Alles wat je ooit zou kunnen wensen verbleekt erbij.

16 Een lang leven is in haar rechterhand,

rijkdom en eer zijn in haar linkerhand.

17 Haar wegen zijn aangenaam

en al haar paden zijn vreedzaam.+

18 Ze is een levensboom voor wie haar vastgrijpt,

en wie haar goed vasthoudt, is gelukkig te prijzen.+

19 Jehovah heeft de aarde met wijsheid gegrondvest.+

Hij heeft de hemel met inzicht gevestigd.+

20 Door zijn kennis werden de waterdiepten gespleten

en druppelde de dauw uit de wolkenhemel.+

21 Mijn zoon, verlies ze* niet uit het oog.

Bescherm praktische wijsheid en denkvermogen.

22 Ze zullen je* leven geven

en een sieraad zijn voor je hals.

23 Dan zul je veilig je weg gaan

en zul je niet struikelen.*+

24 Als je gaat liggen, hoef je niet bang te zijn.+

Je zult liggen en heerlijk slapen.+

25 Je zult niet bang zijn voor plotselinge paniek+

of voor de storm die slechte mensen treft.+

26 Want Jehovah zal je bron van vertrouwen zijn.+

Hij houdt je voet uit de valstrik.+

27 Onthoud het goede niet aan wie je het hoort te geven*+

als het in je macht* ligt te helpen.+

28 Zeg niet tegen je naaste: ‘Ga weg, kom morgen maar terug, dan zal ik het je geven’,

als je het nu kunt geven.

29 Smeed geen plannen om je naaste kwaad te doen+

als hij onbezorgd bij je woont.

30 Zoek niet zomaar ruzie met iemand+

als hij je geen kwaad heeft gedaan.+

31 Wees niet jaloers* op de man van geweld+

en kies geen van zijn wegen.

32 Want Jehovah heeft een hekel aan wie sluw is,+

maar hij is een goede vriend van de oprechten.+

33 De vloek van Jehovah rust op het huis van wie slecht is,+

maar hij zegent het huis van de rechtvaardigen.+

34 Hij spot met de spotters+

maar toont de zachtmoedigen gunst.+

35 De wijzen zullen eer ontvangen,

maar de dwazen zijn trots op oneer.+

4 Luister, mijn zonen, naar de correctie* van een vader.+

Let goed op, dan word je verstandig.

 2 Want ik zal je goed onderwijs geven.

Sla mijn lessen* niet in de wind.+

 3 Ik was een echte zoon voor mijn vader+

en de lieveling van mijn moeder.+

 4 Hij leerde mij: ‘Houd met heel je hart vast aan mijn woorden.+

Volg mijn geboden op en blijf leven.+

 5 Streef naar wijsheid, verkrijg verstand.+

Vergeet niet wat ik zeg en wijk er niet van af.

 6 Verlaat de wijsheid niet en ze zal je beschermen.

Heb haar lief en ze zal je behoeden.

 7 Wijsheid is het belangrijkst,*+ streef dus naar wijsheid

en voeg aan alles wat je krijgt verstand toe.+

 8 Acht haar hoog en ze zal je verheffen.+

Ze zal je eer geven omdat je haar omarmt.+

 9 Ze zal een sierlijke krans op je hoofd zetten.

Ze zal je sieren met een prachtige kroon.’

10 Luister, mijn zoon, en neem mijn woorden aan,

dan zullen de jaren van je leven talrijk zijn.+

11 Ik zal je de weg van wijsheid leren.+

Ik zal je in de sporen van oprechtheid leiden.+

12 Als je loopt, zullen je voetstappen niet belemmerd worden

en als je rent, zul je niet struikelen.

13 Houd vast aan correctie, laat niet los.+

Bescherm haar, ze betekent je leven.+

14 Ga niet het pad op van wie slecht is

en loop niet op de weg van slechte mensen.+

15 Vermijd die, volg die niet.+

Keer je ervan af en ga eraan voorbij.+

16 Want als ze geen kwaad doen, kunnen ze niet slapen.

Als ze niemand ten val brengen, liggen ze wakker.

17 Ze eten het brood van slechtheid

en drinken de wijn van geweld.

18 Maar het pad van de rechtvaardigen is als het heldere morgenlicht

dat steeds helderder wordt tot het klaarlichte dag is.+

19 De weg van slechte mensen is als het duister.

Ze struikelen en weten niet waarover.

20 Mijn zoon, heb aandacht voor mijn woorden.

Luister goed* naar mijn uitspraken.

21 Verlies ze niet uit het oog.

Bewaar ze diep in je hart.+

22 Ze betekenen leven voor wie ze vinden+

en genezing voor hun hele lichaam.*

23 Bescherm je hart, meer dan al het andere dat je bewaakt,+

want daar ontspringen de bronnen van het leven.

24 Doe sluwe spraak van je weg+

en houd listige woorden ver van je vandaan.

25 Laat je ogen recht vooruitkijken.

Richt je blik* recht vooruit.+

26 Effen* de weg voor je voeten+

en al je paden zullen zeker zijn.

27 Wijk niet af naar rechts of naar links.+

Leid je voeten weg van het slechte.

5 Mijn zoon, let op mijn wijsheid.

Luister goed* naar mijn inzicht+

 2 om je denkvermogen te beschermen

en met je lippen kennis te bewaren.+

 3 Want de lippen van een verdorven* vrouw druipen als een honingraat+

en haar mond is gladder dan olie.+

 4 Maar uiteindelijk is ze zo bitter als alsem+

en zo scherp als een tweesnijdend zwaard.+

 5 Haar voeten dalen af naar de dood.

Haar voetstappen leiden regelrecht naar het Graf.*

 6 Ze is niet geïnteresseerd in de weg naar het leven.

Ze zwerft rond, ze weet niet waar haar weg heen leidt.

 7 Mijn zonen, luister naar mij

en keer je niet af van wat ik zeg.

 8 Blijf ver bij haar vandaan.

Kom niet in de buurt van de ingang van haar huis.+

 9 Anders verlies je het respect van anderen+

en oogst je jaren van wreedheid.+

10 Anders wordt je bezit* door vreemden verbrast+

en gaat alles waar je voor hebt gezwoegd naar het huis van een onbekende.

11 Anders zul je aan het eind van je leven zuchten en kreunen

terwijl je vlees en lichaam wegteren.+

12 Je zult zeggen: ‘Wat heb ik correctie* gehaat!

Wat had ik een hartgrondige hekel aan terechtwijzingen!

13 Ik luisterde niet naar de stem van mijn onderwijzers

en sloot mijn oren voor mijn leraren.

14 Ik sta aan de rand van de afgrond

in het zicht van de hele gemeente.’*+

15 Drink water uit je eigen waterput,

stromend* water uit je eigen bron.+

16 Moeten je bronnen soms over de straat stromen

en je waterstromen zich over de pleinen verspreiden?+

17 Houd ze voor jezelf alleen

en deel ze niet met vreemden.+

18 Laat je eigen bron gezegend zijn

en wees blij met de vrouw van je jeugd,+

19 een lieflijke hinde en een sierlijke steengeit.+

Laten haar borsten je altijd genot schenken.*

Laat je steeds meevoeren door haar liefde.+

20 Mijn zoon, waarom zou je je laten meeslepen door een verdorven* vrouw

of de boezem van een immorele* vrouw omhelzen?+

21 Want Jehovah richt zijn ogen op de wegen van een man.

Hij onderzoekt al zijn paden.+

22 Wie slecht is raakt verstrikt in zijn eigen overtredingen,

hij wordt gevangen in de touwen van zijn eigen zonde.+

23 Hij zal sterven door gebrek aan correctie

en afdwalen door zijn grote dwaasheid.

6 Mijn zoon, als je borg staat voor je naaste,+

als je een vreemde een handdruk geeft,*+

 2 als je verstrikt bent door je belofte,

gevangenzit door de woorden van je mond,+

 3 doe dan het volgende, mijn zoon, en bevrijd je,

want je bent in handen van je naaste gevallen:

verneder je en ga bij hem smeken.+

 4 Gun je ogen geen slaap

en laat je oogleden niet rusten.

 5 Bevrijd je als een gazelle uit de greep van de jager,

als een vogel uit de hand van de vogelvanger.

 6 Ga naar de mier, jij luiaard,+

kijk goed naar wat hij doet en word wijs.

 7 Hoewel hij geen aanvoerder, opzichter of leider heeft,

 8 zorgt hij in de zomer voor voedsel+

en verzamelt hij voorraden tijdens de oogst.

 9 Hoelang, luiaard, blijf je nog liggen?

Wanneer sta je op uit je slaap?

10 Nog even slapen, nog even sluimeren,

nog even de handen over elkaar om te rusten,+

11 en armoede zal je overvallen als een rover,

gebrek als een gewapend man.+

12 Een slechte, waardeloze man gaat rond met sluwe spraak.+

13 Hij knipoogt,+ seint met zijn voet en geeft tekens met zijn vingers.

14 Zijn hart is verdorven,

altijd heeft hij kwaad in de zin+ en lokt hij ruzies uit.+

15 Daarom zal zijn ongeluk plotseling komen.

Ineens wordt hij gebroken, onherstelbaar.+

16 Er zijn zes dingen die Jehovah haat,

zeven dingen waar hij* een hekel aan heeft:

17 ogen die trots kijken,+ een tong die liegt+ en handen die onschuldig bloed vergieten,+

18 een hart dat misdadige plannen smeedt+ en voeten die snel naar het slechte rennen,

19 een valse getuige die leugens ademt+

en iemand die onrust zaait onder broeders.+

20 Mijn zoon, houd je aan het gebod van je vader

en verwerp het onderwijs* van je moeder niet.+

21 Bind ze voor altijd op je hart.

Hang ze om je hals.

22 Als je onderweg bent, zal het je leiden,

als je gaat liggen, zal het de wacht over je houden

en als je wakker wordt, zal het je toespreken.*

23 Want het gebod is een lamp,+

de wet is een licht+

en terechtwijzing en correctie* zijn de weg naar het leven.+

24 Ze zullen je beschermen tegen de slechte vrouw,+

tegen de verleidelijke tong van de immorele* vrouw.+

25 Verlang in je hart niet naar haar schoonheid+

en laat je niet verlokken door haar mooie ogen.

26 Want een hoer brengt een man tot droog brood,+

maar de vrouw van een ander maakt jacht op zijn kostbare leven.*

27 Kan een man vuur in zijn boezem halen zonder dat zijn kleren vlam vatten?+

28 Of kan een man op gloeiende kolen lopen zonder zijn voeten te branden?

29 Zo gaat het ook met iemand die met de vrouw van een ander slaapt:

wie haar aanraakt, blijft niet ongestraft.+

30 Een dief wordt niet veracht

als hij steelt om zijn honger te stillen.*

31 Maar als hij wordt betrapt, moet hij het zevenvoudig vergoeden.

Alle waardevolle dingen in zijn huis moet hij afstaan.+

32 Wie overspel pleegt met een vrouw, heeft geen verstand.*

Wie dat doet, bewerkt zijn eigen ondergang.*+

33 Schade en schande zullen het gevolg zijn.+

Zijn smaad zal niet worden uitgewist.+

34 Want jaloezie maakt een echtgenoot razend.

Zijn wraak zal meedogenloos zijn.+

35 Hij zal geen enkele vergoeding* accepteren.

Zelfs het grootste geschenk kalmeert hem niet.

7 Mijn zoon, houd je aan mijn woorden

en bewaar mijn geboden als een schat.+

 2 Gehoorzaam mijn geboden en blijf leven.+

Waak over mijn onderwijs* als je oogappel.

 3 Bind ze om je vingers.

Schrijf ze op je hart.*+

 4 Zeg tegen de wijsheid: ‘Je bent mijn zus’

en noem het verstand ‘mijn familie’

 5 om je te beschermen tegen de verdorven* vrouw,+

tegen de immorele* vrouw met haar gladde* woorden.+

 6 Vanuit het venster van mijn huis,

door het traliewerk, keek ik naar beneden.

 7 Ik bekeek de onervarenen*

en zag bij de jongeren een jongen zonder verstand.*+

 8 Hij liep door de straat, kwam bij haar hoek

en stapte in de richting van haar huis.

 9 Het was in de schemering, in de avond,+

toen de nacht aanbrak en het donker werd.

10 Toen zag ik een vrouw naar hem toe gaan,

gekleed als* een hoer,+ met een listig hart.

11 Ze is brutaal en uitdagend.+

Ze blijft* nooit thuis.

12 Nu eens loopt ze op straat, dan weer op de pleinen,

op elke hoek staat ze op de loer.+

13 Ze grijpt hem vast en kust hem.

Met een schaamteloze blik zegt ze:

14 ‘Ik moest vredeoffers* brengen.+

Vandaag heb ik mijn geloften ingelost.

15 Daarom ben ik naar buiten gegaan, naar jou toe,

om je te zoeken, en nu heb ik je gevonden!

16 Ik heb mijn bed opgemaakt met schitterende spreien,

met kleurig linnen uit Egypte.+

17 Ik heb mijn bed besprenkeld met mirre, aloë en kaneel.+

18 Kom, laten we ons aan de liefde bedrinken tot de morgen toe.

Laten we hartstochtelijk de liefde bedrijven.

19 Want mijn man is niet thuis,

hij is vertrokken voor een verre reis.

20 Hij heeft een buidel met geld meegenomen

en komt pas terug op de dag van de vollemaan.’

21 Met grote overredingskracht haalt ze hem over.+

Met gladde woorden verleidt ze hem.

22 Plotseling gaat hij haar achterna, als een stier naar de slacht,

als een dwaas die gestraft zal worden in het blok,*+

23 tot een pijl zijn lever doorboort.

Als een vogel die een vangnet in vliegt, beseft hij niet dat het hem zijn leven* zal kosten.+

24 En nu, mijn zonen, luister naar mij.

Heb aandacht voor wat ik zeg.

25 Laat je hart niet afdwalen naar haar wegen.

Dool niet rond op haar paden.+

26 Want velen zijn haar slachtoffer geworden,+

en talloos zijn degenen die ze heeft gedood.+

27 Haar huis is een weg naar het Graf,*

die afdaalt naar de kamers van de dood.

8 Roept de wijsheid niet?

Laat het inzicht zijn stem niet horen?+

 2 Op de hoge plaatsen+ langs de weg,

op het kruispunt, neemt ze haar plaats in.

 3 Naast de poorten die toegang geven tot de stad,

bij de ingangen van de poorten,

roept ze luid:+

 4 ‘Mensen, ik roep tot jullie,

ik laat iedereen* mijn stem horen.

 5 Onervarenen, word toch verstandig.+

Dwazen, ontwikkel toch een wijs hart!*

 6 Luister, want wat ik zeg is belangrijk.

Mijn lippen spreken wat juist is.

 7 Mijn mond spreekt zachtjes wat waar is

en mijn lippen haten wat slecht is.

 8 Alle woorden uit mijn mond zijn rechtvaardig,

niets daarvan is verdraaid of vals.

 9 Ze zijn duidelijk voor wie inzicht heeft

en juist voor wie kennis heeft gevonden.

10 Verkies mijn correctie* boven zilver

en kennis boven het zuiverste goud.+

11 Wijsheid is beter dan koralen.

Alles wat je ooit zou kunnen wensen verbleekt erbij.

12 Ik, wijsheid, woon bij het verstand.

Ik heb kennis en denkvermogen gevonden.+

13 Ontzag voor Jehovah betekent het kwaad te haten.+

Zelfverheerlijking, trots,+ de slechte weg en verdorven spraak+ haat ik.

14 Ik bezit goed advies en praktische wijsheid.+

Verstand+ en macht,+ ze zijn van mij.

15 Door mij blijven koningen regeren

en nemen hoge ambtenaren rechtvaardige besluiten.+

16 Door mij blijven vorsten heersen

en oordelen edelen rechtvaardig.

17 Ik heb lief wie mij liefheeft,

en wie mij zoekt, zal me vinden.+

18 Rijkdom en eer zijn bij mij,

duurzame rijkdom* en rechtvaardigheid.

19 Mijn vrucht is beter dan goud, het zuiverste goud,

en mijn opbrengst is beter dan het beste zilver.+

20 Op het pad van rechtvaardigheid wandel ik,

midden op de wegen van het recht.

21 Ik geef een grote erfenis aan wie mij liefhebben,

ik vul hun schatkamers.

22 Jehovah bracht mij voort als het begin van zijn weg,+

het eerste van zijn werken van lang geleden.+

23 In het verre verleden* ben ik aangesteld,+

vanaf het begin, vanaf tijden eerder dan de aarde.+

24 Ik werd voortgebracht* toen er nog geen diepe wateren waren,+

toen er geen bronnen waren, overlopend van water.

25 Voordat de bergen waren neergezet,

vóór de heuvels, werd ik voortgebracht,

26 toen hij de aarde en haar velden nog niet had gemaakt,

toen de eerste kluit grond er nog niet was.

27 Toen hij de hemel maakte,+ was ik daar,

toen hij de horizon* aftekende op het watervlak,+

28 toen hij daarboven de wolken plaatste,*

toen hij de bronnen van de waterdiepte vestigde,

29 toen hij grenzen stelde aan de zee

zodat het water zijn gebod niet zou overschrijden,+

toen hij de fundamenten van de aarde legde,*

30 toen was ik naast hem als een meesterwerker.+

Ik was degene op wie hij bijzonder gesteld was,+ elke dag weer.

Ik was altijd vrolijk bij hem.+

31 Ik was blij over de aarde, die bewoond kon worden,

en ik was bijzonder gesteld op de mensen.*

32 En nu, mijn zonen, luister naar mij.

Gelukkig zijn degenen die mijn wegen volgen.

33 Luister naar correctie+ en word wijs.

Sla die niet in de wind.

34 Gelukkig is de mens die naar mij luistert,

die elke dag vroeg aan mijn deur staat,*

die bij mijn deurposten wacht.

35 Want wie mij vindt, vindt leven+

en krijgt goedkeuring van Jehovah.

36 Maar wie mij negeert, schaadt zichzelf*

en wie mij haat, heeft de dood lief.’+

9 De ware wijsheid heeft haar huis gebouwd.

Ze heeft haar zeven zuilen uitgehouwen.

 2 Ze heeft haar vlees bereid,*

ze heeft haar wijn gemengd,

ook heeft ze haar tafel gedekt.

 3 Ze heeft haar dienaressen gestuurd

om vanaf de hoge plaatsen van de stad te roepen:+

 4 ‘Wie onervaren is moet hierheen komen!’

Ze zegt tegen degene zonder verstand:*

 5 ‘Kom, eet mijn brood

en drink van de wijn die ik gemengd heb.

 6 Laat je onervarenheid* achter je en blijf leven.+

Ga rechtdoor op de weg van het verstand.’+

 7 Wie een spotter corrigeert, haalt zich schande op de hals+

en wie een slecht mens terechtwijst, zal eronder lijden.

 8 Wijs een spotter niet terecht, want hij zal je haten.+

Geef een wijze een terechtwijzing en hij zal van je houden.+

 9 Deel iets met een wijze en hij zal wijzer worden.+

Onderwijs een rechtvaardige en zijn kennis neemt toe.

10 Ontzag voor Jehovah is het begin van wijsheid+

en kennis van de Allerheiligste+ — dat is verstand.

11 Want door mij zullen je dagen talrijk zijn+

en worden jaren aan je leven toegevoegd.

12 Als je wijs wordt, is dat in je eigen voordeel,

maar als je spot, moet je zelf de gevolgen dragen.

13 Een domme vrouw is brutaal.+

Ze is onnozel en weet helemaal niets.

14 Ze zit voor de ingang van haar huis,

op een zetel op de hoge plaatsen van de stad.+

15 Ze roept naar voorbijgangers,

naar wie rechtdoor gaan op de weg:

16 ‘Wie onervaren is moet hierheen komen!’

Zij zegt tegen degenen zonder verstand:*+

17 ‘Gestolen water smaakt zoet

en stiekem gegeten brood is heerlijk.’+

18 Maar ze weten niet dat daar degenen zijn die machteloos zijn in de dood,

dat haar gasten zich in de diepten van het Graf* bevinden.+

10 Spreuken van Salomo.+

Een wijze zoon maakt zijn vader blij,+

een dwaze zoon doet zijn moeder verdriet.

 2 Oneerlijk verkregen schatten leveren niets op,

maar rechtvaardigheid redt van de dood.+

 3 Jehovah laat de rechtvaardige* geen honger lijden,+

maar hij weigert slechte mensen wat ze verlangen.

 4 Luie handen brengen armoede,+

maar ijverige handen maken rijk.+

 5 De verstandige zoon haalt in de zomer de oogst binnen,

maar de schaamteloze zoon slaapt diep tijdens de oogst.+

 6 Zegen rust op het hoofd van de rechtvaardige,+

maar de mond van wie slecht is verhult geweld.

 7 De herinnering aan* de rechtvaardige leidt tot zegen,+

maar de naam van wie slecht is zal wegrotten.+

 8 Wie wijs van hart is neemt raad* aan,+

maar wie domme dingen zegt komt ten val.+

 9 Wie oprecht* wandelt, wandelt veilig,+

maar wie zijn wegen verdraait, wordt betrapt.+

10 Wie sluw knipoogt veroorzaakt pijn+

en wie domme dingen zegt komt ten val.+

11 De mond van de rechtvaardige is een bron van leven,+

maar de mond van een slecht mens verhult geweld.+

12 Haat ontketent ruzies

maar liefde bedekt alle overtredingen.+

13 De verstandige heeft wijsheid op zijn lippen,+

maar de verstandeloze* krijgt de stok* op zijn rug.+

14 Wie wijs is verzamelt kennis als een schat,+

maar de mond van de dwaas vraagt om ellende.+

15 De rijkdom* van een rijke is zijn vesting.

De armoede van de arme is zijn ondergang.+

16 De activiteit van de rechtvaardige leidt tot leven,

maar de opbrengst van de slechte leidt tot zonde.+

17 Wie naar correctie* luistert is een weg naar het leven,*

maar wie terechtwijzing negeert brengt anderen op een dwaalspoor.

18 Wie zijn haat verbergt spreekt leugens+

en wie laster* verspreidt is dwaas.

19 Bij een overvloed van woorden is een fout niet te vermijden,+

maar wie zijn lippen in bedwang houdt is verstandig.+

20 De tong van de rechtvaardige is als het beste zilver,+

maar het hart van een slecht mens is van weinig waarde.

21 De lippen van de rechtvaardige voeden* velen,+

maar de dwazen sterven door gebrek aan verstand.+

22 Het is de zegen van Jehovah die je rijk maakt+

en hij voegt er geen verdriet* aan toe.

23 Voor de dwaas is schaamteloos gedrag een spel,

maar wijsheid is voor de man met inzicht.+

24 Wat een slecht mens vreest, zal hem overkomen.

Wat de rechtvaardige verlangt, zal hij krijgen.+

25 Als de storm voorbij is, is de goddeloze verdwenen,+

maar de rechtvaardige is als een eeuwig fundament.+

26 Als azijn voor de tanden en als rook voor de ogen,

zo is een luiaard voor wie hem eropuit stuurt.*

27 Ontzag voor Jehovah verlengt het leven,+

maar de jaren van slechte mensen worden verkort.+

28 De verwachting* van de rechtvaardigen leidt tot vreugde,+

maar de hoop van de goddelozen zal vergaan.+

29 De weg van Jehovah is een vesting voor de onberispelijke+

maar betekent de ondergang voor boosdoeners.+

30 De rechtvaardige zal nooit ten val worden gebracht,+

maar slechte mensen zullen de aarde niet meer bewonen.+

31 De mond van de rechtvaardige spreekt* wijsheid,

maar de bedrieglijke tong zal worden afgesneden.

32 De lippen van de rechtvaardige weten wat aangenaam is,

maar de mond van de goddeloze is vol bedrog.

11 Jehovah walgt van een oneerlijke* weegschaal,

maar zuivere gewichten* maken hem blij.+

 2 Waar hoogmoed is komt schande,+

maar wijsheid is bij de bescheidenen.+

 3 De oprechten laten zich leiden door hun oprechtheid,*+

maar de onbetrouwbaren gaan ten onder aan hun bedrog.+

 4 Rijkdom* zal je niet helpen op de dag van woede,+

maar rechtvaardigheid redt van de dood.+

 5 De rechtvaardigheid van de onberispelijke maakt zijn weg recht,

maar wie slecht is komt door zijn eigen slechtheid ten val.+

 6 De oprechten worden gered door hun rechtvaardigheid,+

maar de onbetrouwbaren worden gevangen in hun eigen verlangens.+

 7 Als een slecht mens sterft, vergaat zijn hoop.

Ook verwachtingen gebaseerd op zijn eigen kracht vergaan.+

 8 De rechtvaardige wordt uit moeilijkheden gered

en wie slecht is neemt zijn plaats in.+

 9 Met zijn mond richt de afvallige* zijn naaste te gronde,

maar door kennis worden de rechtvaardigen gered.+

10 De goedheid van de rechtvaardigen maakt een stad blij

en als de slechte mensen vergaan, klinkt er gejuich.+

11 Door de zegen van de oprechten wordt een stad groot,+

maar de mond van slechte mensen haalt haar neer.+

12 Wie geen verstand heeft* kleineert* zijn naaste,

maar de man met inzicht houdt zich stil.+

13 Een lasteraar gaat rond om vertrouwelijke gesprekken te onthullen,+

maar iemand die betrouwbaar* is kan iets vertrouwelijk houden.*

14 Zonder deskundige leiding* komt het volk ten val,

maar met veel raadgevers behaal je succes.*+

15 Wie garant staat voor de lening van een vreemde zal het slecht vergaan,+

maar wie niet met een handdruk belooft,* zal veilig zijn.

16 Een innemende* vrouw oogst roem,+

maar meedogenloze mannen eigenen zich rijkdom toe.

17 Wie vriendelijk is* heeft daar zelf ook voordeel van,*+

maar wie wreed is bezorgt zichzelf ellende.*+

18 De goddeloze ontvangt een bedrieglijk loon,+

maar wie rechtvaardigheid zaait krijgt een echte beloning.+

19 Wie voor rechtvaardigheid staat vindt leven,+

maar wie het slechte najaagt de dood.

20 Jehovah walgt van mensen met een oneerlijk hart,+

maar hij is blij met wie onberispelijk leeft.*+

21 Hier kun je van op aan:* wie slecht is blijft niet ongestraft,+

maar de kinderen van de rechtvaardigen zullen ontkomen.

22 Als een gouden ring in een varkenssnuit

is een mooie vrouw die haar verstand niet gebruikt.

23 Het verlangen van de rechtvaardigen leidt tot het goede,+

maar de hoop van slechte mensen eindigt in woede.

24 De een geeft gul* en krijgt steeds meer,+

de ander geeft niet wat hij hoort te geven en wordt arm.+

25 Een vrijgevig mens* zal gedijen*+

en wie anderen verkwikt,* zal zelf worden verkwikt.+

26 Het volk vervloekt wie koren achterhoudt

maar zegent wie het verkoopt.

27 Wie het goede nastreeft, zoekt gunst,+

maar wie op het kwade uit is, wordt door kwaad getroffen.+

28 Wie op zijn rijkdom vertrouwt, komt ten val,+

maar de rechtvaardigen zullen gedijen als het jonge loof.+

29 Wie ellende* brengt over zijn huisgezin zal wind erven,+

en de dwaas wordt de slaaf van wie wijs is van hart.

30 De vrucht van de rechtvaardige is een levensboom+

en wie zielen* wint, is wijs.+

31 Als de rechtvaardige op aarde zijn loon krijgt,

dan helemaal de goddeloze en de zondaar!+

12 Wie correctie* liefheeft, heeft kennis lief,+

maar wie terechtwijzing haat, is dom.*+

 2 Een goed mens krijgt Jehovah’s goedkeuring,

maar wie kwade plannen heeft, wordt door Hem veroordeeld.+

 3 Geen mens kan veilig zijn door het slechte te doen,+

maar de rechtvaardigen zullen nooit worden ontworteld.

 4 Een bekwame vrouw is een kroon voor haar man,+

maar de vrouw die zich schandelijk gedraagt is als verrotting in zijn botten.+

 5 Rechtvaardige mensen bedenken rechtvaardige dingen,

maar slechte mensen geven bedrieglijke raad.*

 6 De woorden van de goddelozen zijn een dodelijke hinderlaag,*+

maar de mond van de oprechten biedt redding.+

 7 De goddelozen worden omvergeworpen en bestaan niet meer,

maar het huis van de rechtvaardigen blijft staan.+

 8 Een mens wordt geprezen om zijn woorden* van inzicht,+

maar iemand met een verdorven hart wordt veracht.+

 9 Beter weinig aanzien maar met een knecht,

dan zelfverheerlijking maar zonder eten.*+

10 De rechtvaardige zorgt goed voor zijn dieren,*+

maar de slechte is zelfs in zijn medelijden* wreed.

11 Wie zijn land bebouwt, wordt met voedsel verzadigd,+

maar wie zinloze dingen najaagt, heeft geen verstand.*

12 De goddeloze is jaloers* op de prooi van andere slechte mensen,

maar de wortel van de rechtvaardige brengt vrucht voort.

13 De boosdoener raakt verstrikt door zijn eigen zondige woorden,+

maar de rechtvaardige ontsnapt aan ellende.

14 De vrucht van zijn woorden* verzadigt een mens met het goede,+

en het werk van zijn handen beloont hem.

15 De dwaas denkt dat zijn weg recht is,*+

maar de wijze neemt advies* aan.+

16 Een dwaas toont meteen* zijn ergernis,+

maar de verstandige negeert* een belediging.

17 Een betrouwbare getuige vertelt de waarheid,*

maar een valse getuige spreekt leugens.

18 Ondoordachte woorden zijn als dolksteken,

maar de tong van de wijze is genezing.+

19 Lippen die waarheid spreken blijven voor altijd,+

maar een leugentong houdt slechts een ogenblik stand.+

20 Bedrog is in het hart van wie kwaad smeden,

maar wie vrede bevorderen* hebben vreugde.+

21 De rechtvaardige zal geen kwaad overkomen,+

maar wie slecht is, wordt bedolven onder ellende.+

22 Jehovah walgt van lippen die liegen,+

maar wie betrouwbaar handelt, maakt hem blij.

23 Een verstandig mens verbergt wat hij weet,

maar de dwaas* kraamt onzin uit.+

24 IJverige personen* zullen heersen,+

maar luie mensen moeten dwangarbeid verrichten.+

25 Bezorgdheid maakt het hart van een man neerslachtig,*+

maar een goed woord vrolijkt het op.+

26 De rechtvaardige zoekt zijn weiden uit,

maar de slechte mens volgt een dwaalspoor.

27 Wie lui is jaagt de prooi niet na,+

maar ijver is voor de mens een kostbare schat.

28 Het pad van rechtvaardigheid leidt naar het leven.+

Haar wegen leiden niet naar de dood.

13 Een wijze zoon aanvaardt de correctie* van zijn vader,+

maar de spotter luistert niet naar een terechtwijzing.+

 2 De vrucht van zijn woorden* verzadigt een mens met het goede,+

maar het verlangen* van de onbetrouwbare gaat uit naar geweld.

 3 Wie zijn mond* bewaakt beschermt zijn leven,*+

maar wie zijn lippen wijd opent gaat ten onder.+

 4 Een lui mens verlangt wel maar hij* heeft niets,+

maar een ijverig persoon* krijgt meer dan genoeg.*+

 5 De rechtvaardige haat leugens,+

maar de daden van slechte mensen brengen smaad en schande.

 6 Rechtvaardigheid beschermt de onschuldige op zijn weg,+

maar aan slechtheid gaat de zondaar ten onder.

 7 De een doet zich rijk voor maar heeft niets.+

De ander doet zich arm voor maar is schatrijk.

 8 De rijkdom van een mens is de losprijs voor zijn leven,*+

maar de armen worden niet eens bedreigd.*+

 9 Het licht van de rechtvaardigen schijnt helder,*+

maar de lamp van slechte mensen wordt uitgedoofd.+

10 Hoogmoed leidt alleen maar tot ruzie.+

Wijsheid is bij hen die advies inwinnen.*+

11 Snel verdiende rijkdom* is zo verdwenen,+

maar rijkdom die je langzaam opbouwt* blijft groeien.

12 Uitgestelde verwachting* maakt het hart ziek,+

maar een vervuld verlangen is een levensboom.+

13 Wie instructie* veracht moet daarvoor boeten,+

maar wie het gebod respecteert wordt beloond.+

14 Het onderwijs* van de wijze is een bron van leven,+

het houdt je weg van de strikken van de dood.

15 Goed inzicht wint gunst,

maar de weg van de onbetrouwbare is hard.

16 Een verstandig mens handelt met kennis,+

maar de dwaas onthult zijn eigen dwaasheid.+

17 Een goddeloze boodschapper komt in de problemen,+

maar een betrouwbare afgezant brengt genezing.+

18 Wie correctie negeert vervalt tot armoede en schande,

maar wie correctie* aanneemt krijgt eer.+

19 Een vervuld verlangen is aangenaam voor een mens*+

en het kwaad vermijden is voor dwazen afschuwelijk.+

20 Wie met wijzen omgaat* wordt wijs,+

maar wie zich met dwazen inlaat zal het slecht vergaan.+

21 Tegenspoed achtervolgt zondaars,+

maar voorspoed is de beloning van de rechtvaardigen.+

22 Een goed mens laat een erfenis na aan zijn kleinkinderen,

maar de zondaar spaart zijn rijkdom op voor de rechtvaardige.+

23 Het geploegde land van de arme levert veel voedsel op,

maar onrecht kan het* wegvagen.

24 Wie zijn zoon de stok* bespaart, haat hem,+

maar wie van hem houdt, laat niet na hem te corrigeren.*+

25 De rechtvaardige eet en raakt verzadigd,*+

maar de buik van de goddelozen is leeg.+

14 De vrouw die echt wijs is, bouwt haar huis op,+

maar de dwaze breekt het met eigen handen af.

 2 Wie oprecht zijn weg gaat, heeft ontzag voor Jehovah,

maar wie slinkse* wegen volgt, veracht hem.

 3 De stok van hoogmoed ligt in de mond van een dwaas,

maar de lippen van wijzen bieden bescherming.

 4 Waar geen runderen zijn, is de voederbak schoon,

maar de kracht van een stier levert een rijke oogst op.

 5 Een betrouwbare getuige liegt niet,

maar een valse getuige ademt leugens.+

 6 De spotter zoekt wijsheid maar vindt niets,

maar voor de verstandige is kennis makkelijk te vinden.+

 7 Blijf uit de buurt van een dwaas,

want op zijn lippen vind je geen kennis.+

 8 Door wijsheid begrijpt de verstandige welke weg hij gaat,

maar dwazen bedriegen zichzelf* met hun dwaasheid.+

 9 Dwazen lachen om schuld,*+

maar de oprechten zijn bereid het goed te maken.*

10 Alleen je eigen hart kent je verdriet*

en geen buitenstaander kan in je vreugde delen.

11 Het huis van de goddelozen wordt verwoest,+

maar de tent van de oprechten heeft voorspoed.

12 Een weg die recht lijkt voor een mens+

kan toch eindigen in de dood.+

13 Zelfs onder het lachen kan het hart pijn hebben,

en vreugde kan eindigen in verdriet.

14 Wie opstandig van hart is oogst de gevolgen van zijn wegen,+

maar een goed mens plukt de vruchten van zijn daden.+

15 De naïeveling* gelooft elk woord,

maar de verstandige overdenkt elke stap.+

16 De wijze is voorzichtig en vermijdt slechtheid,

maar de dwaas is roekeloos* en overmoedig.

17 Wie snel kwaad wordt doet domme dingen.+

Wie alles overdenkt* wordt gehaat.

18 De naïevelingen* erven dwaasheid,

maar de verstandigen worden met kennis gekroond.+

19 Slechte mensen zullen moeten buigen voor de goede

en de goddelozen zullen buigen bij de poorten van de rechtvaardigen.

20 De arme wordt zelfs door zijn naasten gehaat,+

maar de rijke heeft veel vrienden.+

21 Wie zijn naaste veracht, zondigt.

Wie medegevoel heeft met de armen is gelukkig.+

22 Is het niet zo dat wie kwaad smeedt afdwaalt?

Maar wie goed wil doen, krijgt loyale liefde en trouw.+

23 Elk hard werk levert iets op,

maar praatjes leiden tot gebrek.+

24 De kroon van de wijzen is hun rijkdom,

maar de dwaasheid van de dwazen is alleen maar dwaasheid.+

25 Een ware getuige redt levens,*

maar een valse getuige ademt leugens.

26 Ontzag voor Jehovah geeft een sterk vertrouwen+

en zal een veilige plaats zijn voor je kinderen.+

27 Ontzag voor Jehovah is een bron van leven,

het houdt je weg van de strikken van de dood.

28 Een groot volk is de pracht van een koning,+

maar een heerser zonder onderdanen gaat ten onder.

29 Wie niet snel kwaad wordt heeft veel inzicht,+

maar wie ongeduldig is toont zijn dwaasheid.+

30 Een kalm hart geeft je lichaam leven,*

maar jaloezie vreet aan je botten.+

31 Wie de arme afzet, beledigt zijn Maker,+

maar wie medegevoel toont met de arme, eert Hem.+

32 De slechte komt ten val door zijn eigen slechtheid,

maar de rechtvaardige vindt bescherming in zijn oprechtheid.*+

33 Wijsheid rust stil in het hart van een verstandig mens,+

maar bij de dwazen moet ze zich laten horen.

34 Rechtvaardigheid verheft een natie,+

maar zonde brengt schande over het volk.

35 De koning is blij met een dienaar die inzicht toont,+

maar zijn woede treft wie zich schandelijk gedraagt.+

15 Een vriendelijk* antwoord keert woede af,+

maar harde* woorden wekken woede op.+

 2 De tong van de wijzen maakt goed gebruik van kennis,+

maar de mond van de dwaas kraamt onzin uit.

 3 De ogen van Jehovah zijn overal,

hij let op de goeden en de slechten.+

 4 Een beheerste tong* is een levensboom,+

maar verdraaide woorden veroorzaken wanhoop.*

 5 Een dwaas minacht de correctie* van zijn vader,+

maar wie verstandig is neemt correctie* aan.+

 6 Het huis van de rechtvaardige is vol schatten,

maar wat de slechte binnenbrengt* bezorgt hem ellende.+

 7 De lippen van de wijzen verspreiden kennis+

maar het hart van de dwaas niet.+

 8 Jehovah walgt van het slachtoffer van de slechten,+

maar het gebed van de oprechten maakt hem blij.+

 9 Jehovah veracht de weg van de slechte,+

maar hij houdt van wie rechtvaardigheid najaagt.+

10 Voor wie het rechte pad verlaat lijkt correctie slecht,*+

maar wie terechtwijzing haat zal sterven.+

11 Het Graf* en de plaats van vernietiging* zijn voor Jehovah duidelijk zichtbaar.+

Hoeveel te meer het hart van mensen!+

12 De spotter houdt niet van wie hem corrigeert.*+

Hij zal de wijze niet om raad vragen.+

13 Een vrolijk hart maakt het gezicht blij,

maar een hart vol pijn breekt de geest.+

14 Het verstandige hart zoekt kennis.+

De mond van de dwazen voedt zich met* dwaasheid.+

15 Voor de ellendige zijn alle dagen slecht,+

maar voor iemand met een vrolijk hart is het altijd feest.+

16 Beter weinig bezit met ontzag voor Jehovah+

dan grote rijkdom met veel zorgen.*+

17 Beter een schotel groente waar liefde is+

dan een vetgemeste* stier waar haat is.+

18 Een heethoofd wakkert strijd aan,+

maar wie kalm is,* sust een ruzie.+

19 De weg van de luiaard is vol doornstruiken,+

maar het pad van de oprechten is geëffend.+

20 Een wijze zoon maakt zijn vader blij,+

maar een dwaas veracht zijn moeder.+

21 Dwaasheid is een vreugde voor wie geen verstand heeft,*+

maar een mens met inzicht houdt het rechte pad.+

22 Plannen mislukken als er geen overleg* is,

maar met veel raadgevers komt iets tot stand.+

23 Een mens is blij als hij een passend antwoord geeft,*+

en wat fijn is een woord op het juiste moment!+

24 Voor een mens met inzicht loopt het levenspad omhoog.+

Zo ontkomt hij aan het Graf* beneden.+

25 Jehovah breekt het huis van trotse mensen af,+

maar hij beschermt de grens van de weduwe.+

26 Jehovah walgt van de plannen van slechte mensen,+

maar aangename woorden zijn zuiver voor hem.+

27 Wie oneerlijke winst maakt brengt ellende* over zijn eigen huisgezin,+

maar wie steekpenningen haat zal blijven leven.+

28 Het hart van de rechtvaardige mediteert voordat het antwoordt,*+

maar de mond van de slechte mens kraamt allerlei slechts uit.

29 Jehovah is ver van slechte mensen,

maar hij hoort het gebed van de rechtvaardigen.+

30 Stralende ogen* maken het hart blij.

Een goed bericht versterkt de botten.*+

31 Wie luistert naar een levengevende terechtwijzing

voelt zich thuis bij de wijzen.+

32 Wie correctie weigert, minacht zijn leven,*+

maar wie naar terechtwijzing luistert, krijgt inzicht.*+

33 Ontzag voor Jehovah is een opleiding in wijsheid,+

nederigheid gaat vooraf aan eer.+

16 Een mens ordent de gedachten van zijn hart,

maar het antwoord dat hij geeft,* komt van Jehovah.+

 2 Een mens denkt dat al zijn wegen goed* zijn,+

maar Jehovah onderzoekt zijn motieven.*+

 3 Vertrouw alles wat je doet aan Jehovah toe*+

en je plannen zullen slagen.

 4 Jehovah laat alles bijdragen aan zijn doel,*

zelfs de slechte mens op de dag van onheil.+

 5 Jehovah walgt van iemand die trots van hart is.+

Reken er maar op* dat hij niet ongestraft blijft.

 6 Door loyale liefde en trouw wordt zonde verzoend+

en door ontzag voor Jehovah vermijd je het kwaad.+

 7 Als Jehovah ingenomen is met iemands wegen,

geeft hij hem zelfs vrede met zijn vijanden.+

 8 Beter weinig met rechtvaardigheid+

dan veel inkomsten met onrecht.+

 9 Een mens stippelt in zijn hart zijn weg uit,

maar Jehovah leidt zijn stappen.+

10 Op de lippen van een koning hoort een geïnspireerd besluit* te zijn.+

Nooit mag hij het recht buigen.+

11 De eerlijke weegschaal en balans komen van Jehovah,

de hele buidel gewichten is zijn werk.+

12 Koningen verfoeien slechte praktijken,+

want de troon wordt bevestigd door rechtvaardigheid.+

13 Koningen waarderen oprechte woorden.

Ze houden van iemand die eerlijk spreekt.+

14 De woede van een koning is als een boodschapper van de dood,+

maar de wijze man kalmeert* die.+

15 Het stralende gezicht van de koning betekent leven,

zijn gunst is als een wolk die lenteregen brengt.+

16 Je kunt veel beter wijsheid krijgen dan goud.+

En verstand is te verkiezen boven zilver.+

17 De oprechten vermijden de weg van het kwaad.

Wie oppast welke weg hij volgt, blijft in leven.*+

18 Trots komt voor de ondergang,

hoogmoed* komt voor de val.+

19 Beter een nederig leven* met de zachtmoedigen+

dan de buit verdelen met de hoogmoedigen.

20 Wie inzicht toont in een kwestie zal succes hebben,*

en gelukkig is hij die op Jehovah vertrouwt.

21 Wie wijs van hart is, wordt verstandig genoemd,+

en wie vriendelijk spreekt,* heeft overtuigingskracht.+

22 Inzicht is een bron van leven voor wie het bezitten,

maar dwazen worden gecorrigeerd door hun eigen dwaasheid.

23 Het hart van de wijze geeft zijn mond inzicht+

en geeft zijn woorden overtuigingskracht.

24 Aangename woorden zijn een honingraat,

zoet voor de ziel* en genezing voor de botten.+

25 Een weg die recht lijkt voor een mens

kan toch eindigen in de dood.+

26 Eetlust* laat de werker zwoegen,

want zijn honger* drijft hem voort.+

27 Een waardeloze man graaft slechtheid op+

en zijn woorden zijn als een verterend vuur.+

28 Een onruststoker* zaait verdeeldheid+

en een lasteraar drijft goede vrienden uit elkaar.+

29 Een gewelddadige man verlokt zijn naaste

en leidt hem het verkeerde pad op.

30 Hij knipoogt terwijl hij slechte plannen smeedt.

Hij perst zijn lippen samen en richt kwaad aan.

31 Grijs haar is een prachtige* kroon+

als het gevonden wordt op de weg van rechtvaardigheid.+

32 Wie niet snel kwaad wordt+ is beter dan een dappere strijder

en wie zich beheerst* meer dan wie een stad verovert.+

33 In de schoot wordt het lot geworpen,+

maar elke beslissing ervan komt van Jehovah.+

17 Beter een stuk droog brood en vrede* erbij,+

dan een feestmaal* in een huis vol ruzie.+

 2 Een dienaar met inzicht zal heersen over de zoon die zich schandelijk gedraagt.

Hij zal samen met de broers in de erfenis delen.

 3 De smeltkroes is voor zilver en de smeltoven voor goud,+

maar Jehovah onderzoekt het hart.+

 4 Een slecht mens luistert graag naar gemene woorden

en een bedrieger hoort graag een boosaardige tong.+

 5 Wie de arme bespot beledigt zijn Maker+

en wie geniet van andermans ellende blijft niet ongestraft.+

 6 Kleinzonen* zijn een kroon voor ouderen

en vaders* zijn de trots van hun zonen.*

 7 Oprechte* woorden passen niet bij een dwaas.+

Hoeveel te minder leugens bij een heerser!*+

 8 Een geschenk is voor de bezitter als een edelsteen.*+

Het brengt hem succes, waar hij ook heen gaat.+

 9 Wie een fout vergeeft* zoekt liefde,+

maar wie steeds op een zaak terugkomt drijft goede vrienden uit elkaar.+

10 Een terechtwijzing maakt op een verstandige een diepere indruk+

dan honderd slagen op een dwaas.+

11 Een slecht mens wil alleen maar opstand,

maar er wordt een wrede boodschapper gestuurd om hem te straffen.+

12 Je kunt beter een berin tegenkomen die haar jongen kwijt is

dan een dwaas in al zijn dwaasheid.+

13 Als iemand goed met kwaad vergeldt,

zal het kwaad zijn huis niet verlaten.+

14 Een ruzie beginnen is alsof je de sluizen openzet.*

Ga dus weg voordat de ruzie uitbreekt.+

15 Wie de goddeloze vrijspreekt en wie de rechtvaardige veroordeelt:+

allebei zijn ze walgelijk voor Jehovah.

16 Wat moet een dwaas met de mogelijkheid om wijsheid te verkrijgen

als hij het niet van harte wil?*+

17 Een echte vriend blijft altijd liefde tonen+

en is een broeder geboren voor tijden van nood.+

18 Een mens zonder verstand* stemt met een handdruk toe

om zich borg te stellen in de aanwezigheid van zijn naaste.+

19 Wie van ruzie houdt, houdt van overtreding.+

Wie een hoge ingang maakt, zoekt zijn eigen ondergang.+

20 Wie sluw van hart is zal geen succes hebben,*+

en wie leugens vertelt komt ten val.

21 Wie vader wordt van een dwaas krijgt verdriet

en de vader van een kind zonder verstand kent geen vreugde.+

22 Een vrolijk hart is een goed geneesmiddel,*+

maar een gebroken geest berooft je van je kracht.*+

23 Een slecht mens neemt in het geheim* steekpenningen aan

om de paden van het recht te buigen.+

24 Een verstandig mens houdt wijsheid voor ogen,

maar de ogen van de dwaas dwalen naar de einden van de aarde.+

25 Een dwaze zoon bezorgt zijn vader verdriet

en doet wie hem gebaard heeft pijn.*+

26 Het is niet juist een rechtvaardige te straffen*

en respectabele mensen slaan is in strijd met het recht.

27 Wie kennis heeft houdt zijn woorden in+

en iemand met inzicht blijft kalm.*+

28 Zelfs een dwaas lijkt wijs als hij zwijgt,

en wie zijn lippen op elkaar houdt lijkt verstandig.

18 Wie zich afzondert, volgt zijn eigen zelfzuchtige verlangens.

Hij verwerpt* alle praktische wijsheid.

 2 Een dwaas is niet geïnteresseerd in inzicht.

Hij laat liever zien wat er in zijn eigen hart leeft.+

 3 Waar een slecht mens komt, komt ook verachting,

en met schande komt smaad.+

 4 De woorden uit de mond van een man zijn diepe wateren.+

De bron van wijsheid is een opwellende beek.

 5 Het is niet goed partij te kiezen voor de slechte+

of de rechtvaardige zijn recht te onthouden.+

 6 De woorden van de dwaas leiden tot ruzie+

en zijn mond vraagt om slaag.+

 7 De mond van de dwaas is zijn ondergang+

en zijn lippen vormen een valstrik voor hem.*

 8 De woorden van een lasteraar zijn als lekkernijen*+

die men graag naar binnen laat glijden, tot diep in de buik.+

 9 Wie lui is in zijn werk

is een broeder van de verwoester.+

10 De naam van Jehovah is een sterke toren.+

De rechtvaardige snelt er binnen en krijgt bescherming.*+

11 De rijkdom van een rijke is zijn vesting.

In zijn verbeelding is het een beschermende muur.+

12 Hoogmoed in je hart komt voor de val+

en nederigheid gaat vooraf aan eer.+

13 Wie op een zaak antwoordt voordat hij de feiten hoort,

is dwaas en maakt zich belachelijk.+

14 Geestkracht kan je staande houden tijdens ziekte,+

maar wie houdt het vol met een gebroken geest?*+

15 Het hart van de verstandige doet kennis op+

en het oor van de wijze zoekt kennis.

16 Een geschenk opent deuren,+

het geeft je toegang tot prominenten.

17 Wie als eerste zijn zaak bepleit lijkt gelijk te hebben,+

totdat de tegenpartij komt en hem ondervraagt.*+

18 Loten maakt een eind aan geschillen+

en beslist tussen* de grootste rivalen.

19 Een gekwetste broeder is onverzettelijker dan een vesting+

en geschillen kunnen als de grendel van een burcht zijn.+

20 Een man vult zijn buik met de vrucht van zijn woorden.*+

Hij wordt verzadigd met de opbrengst van zijn lippen.

21 Dood en leven zijn in de macht van de tong.+

Wie hem graag gebruikt zal zijn vruchten eten.+

22 Wie een goede vrouw vindt, vindt iets goeds,+

en hij krijgt gunst* van Jehovah.+

23 De arme smeekt als hij spreekt,

maar de rijke antwoordt ruw.

24 Er zijn vrienden die elkaar kapot kunnen maken,+

maar er bestaat een vriend die trouwer is dan een broer.+

19 Je kunt beter arm zijn en oprecht* wandelen+

dan dwaas zijn en leugens spreken.+

 2 Het is niet goed als iemand* zonder kennis is,+

en wie overhaast te werk gaat,* zondigt.

 3 De mens belandt op een kromme weg door zijn eigen dwaasheid,

maar zijn hart wordt woedend op Jehovah.

 4 Rijkdom maakt veel vrienden,

maar de arme houdt geen vriend over.+

 5 Een valse getuige blijft niet ongestraft+

en wie leugens ademt zal niet ontkomen.+

 6 Velen willen in de gunst komen bij een vooraanstaand persoon*

en iedereen is een vriend van de man die geschenken geeft.

 7 Een arme wordt gehaat door al zijn broeders+

en zijn vrienden mijden hem al helemaal!+

Hij loopt ze smekend achterna, maar niemand reageert.

 8 Wie verstand krijgt* heeft zichzelf* lief.+

Wie inzicht koestert zal succes hebben.*+

 9 Een valse getuige blijft niet ongestraft

en wie leugens ademt zal vergaan.+

10 Het is niet passend dat een dwaas in weelde leeft

en nog minder dat een dienaar over vorsten heerst!+

11 Het inzicht van een mens remt zijn woede af+

en het siert hem als hij een fout* door de vingers ziet.*+

12 De woede van een koning is als het gebrul van een leeuw,*+

maar zijn gunst is als dauw op het gras.

13 Een dwaze zoon is een ramp voor zijn vader+

en een vrouw die altijd ruzie zoekt* is als een dak dat altijd lekt.+

14 Een huis en vermogen erf je van je vader,

maar een verstandige vrouw komt van Jehovah.+

15 Luiheid veroorzaakt diepe slaap

en wie laks is* zal honger lijden.+

16 Wie zich aan het gebod houdt blijft in leven.*+

Wie zich niet bekommert om zijn wegen zal sterven.+

17 Wie goed is voor een arme leent aan Jehovah,+

en Hij zal hem terugbetalen* voor wat hij doet.+

18 Corrigeer je zoon terwijl er nog hoop is+

en word niet verantwoordelijk voor* zijn dood.+

19 Een heethoofd zal moeten boeten.

Als je hem wilt sparen, kun je dat wel blijven doen.+

20 Luister naar raad en aanvaard correctie,*+

dan word je in de toekomst wijs.+

21 Het hart van een mens maakt veel plannen,

maar het is de raad* van Jehovah die zal slagen.+

22 Het aantrekkelijke in een mens is zijn loyale liefde.+

En het is beter arm te zijn dan een leugenaar.

23 Ontzag voor Jehovah leidt tot leven.+

Wie het heeft kan rustig slapen, hem overkomt niets.+

24 De luiaard steekt zijn hand in de feestschaal

maar neemt niet eens de moeite hem naar zijn mond te brengen.+

25 Sla de spotter+ zodat de onervarene verstandig wordt+

en wijs de verstandige terecht zodat hij meer kennis krijgt.+

26 Wie zijn vader slecht behandelt en zijn moeder verjaagt,

is een zoon die smaad en schande veroorzaakt.+

27 Mijn zoon, als je niet meer naar correctie luistert,

zul je afwijken van de woorden van kennis.

28 Een waardeloze getuige spot met het recht,+

en de mond van slechte mensen smult van kwaad.+

29 Spotters wacht het oordeel+

en de rug van de dwazen wacht slaag.+

20 Wijn is een spotter,+ alcohol is een lawaaischopper.*+

Wie erdoor afdwaalt is niet wijs.+

 2 De dreiging* van een koning is als het gebrul van een leeuw.*+

Wie zijn woede uitlokt riskeert zijn leven.+

 3 Het strekt een man tot eer een ruzie te vermijden,+

maar elke dwaas raakt erbij betrokken.+

 4 Een luiaard ploegt niet in de winter,

dus zal hij bedelen in de oogsttijd, als hij niets heeft.*+

 5 De gedachten* in het hart van een mens zijn als diepe wateren,

maar iemand met inzicht haalt ze naar boven.

 6 Veel mensen verkondigen hun loyale liefde,

maar wie kan iemand vinden die echt trouw is?

 7 De rechtvaardige wandelt in oprechtheid.*+

Gelukkig zijn zijn kinderen* die na hem komen.+

 8 Als de koning op de troon zit om te oordelen,+

zift hij al het kwaad uit met zijn ogen.+

 9 Wie kan zeggen: ‘Ik heb mijn hart gezuiverd,+

ik ben rein van zonde’?+

10 Wegen met twee gewichten, meten met twee maten,*

het is allebei walgelijk voor Jehovah.+

11 Zelfs een kind* laat zich kennen door zijn daden,

je ziet daaraan of zijn gedrag zuiver en goed is.+

12 Het horende oor en het ziende oog,

Jehovah heeft beide gemaakt.+

13 Heb de slaap niet lief, anders word je arm.+

Open je ogen, dan word je verzadigd met brood.+

14 ‘Waardeloos! Waardeloos!’, zegt de koper.

Dan gaat hij weg en schept op over zichzelf.+

15 Goud is er, ook veel koraal,

maar de lippen van kennis zijn iets kostbaars.+

16 Staat iemand borg voor een vreemde, neem dan zijn mantel.+

Doet hij dat voor een buitenlandse vrouw,* neem dan zijn onderpand.+

17 Gestolen* brood smaakt lekker,

maar later heb je een mond vol kiezels.+

18 Door overleg* zullen plannen slagen.*+

Voer je oorlog met deskundige leiding.*+

19 Een lasteraar gaat rond en onthult vertrouwelijke gesprekken.+

Ga niet om met iemand die van roddelen houdt.*

20 Als je je vader en je moeder vervloekt,

zal je lamp worden uitgedoofd wanneer de duisternis valt.+

21 Een erfenis die aanvankelijk door hebzucht is verkregen,

zal uiteindelijk geen zegen zijn.+

22 Zeg niet: ‘Ik zal kwaad vergelden!’+

Hoop op Jehovah+ en hij zal je redden.+

23 Oneerlijke gewichten* zijn walgelijk voor Jehovah

en een bedrieglijke weegschaal is niet goed.

24 Jehovah leidt de voetstappen van een mens.+

Hoe kan een mens zijn eigen weg begrijpen?*

25 Het is voor de mens een valstrik overhaast ‘Heilig!’ te roepen+

en pas later te overdenken welke geloften hij heeft gedaan.+

26 Een wijze koning zift slechte mensen uit+

en dorst ze onder het rad.+

27 De adem van de mens is de lamp van Jehovah,

die hem diep vanbinnen doorzoekt.

28 Loyale liefde en trouw beschermen de koning.+

Op loyale liefde steunt zijn troon.+

29 De pracht van jonge mensen is hun kracht+

en het sieraad van oude mensen is hun grijze haar.+

30 Kneuzingen en wonden verwijderen het kwaad*+

en slagen zuiveren iemand diep vanbinnen.

21 Het hart van een koning is als waterstromen in Jehovah’s hand.+

Hij leidt het waarheen hij maar wil.+

 2 Een mens denkt dat al zijn wegen goed zijn,+

maar Jehovah onderzoekt de harten.*+

 3 Dat je doet wat goed en juist is,

heeft Jehovah liever dan een slachtoffer.+

 4 Hoogmoedige ogen en een arrogant hart

— de lamp die slechte mensen leidt is zonde.+

 5 De plannen van wie ijverig is leiden zeker tot succes,*+

maar wie haastig is stuurt zeker aan op armoede.+

 6 Schatten verkregen door een leugentong

zijn als een vervagende nevel, als een dodelijke valstrik.*+

 7 Het geweld van slechte mensen zal hen wegvagen,+

want ze weigeren recht te doen.

 8 De weg van een schuldig mens is krom,

maar de daden van een zuiver mens zijn oprecht.+

 9 Je kunt beter op een hoek van het dak wonen

dan het huis delen met een vrouw die altijd ruzie zoekt.*+

10 Een slecht mens* verlangt naar wat slecht is.+

Hij toont geen medelijden met zijn naaste.+

11 Als een spotter wordt gestraft, worden de onervarenen wijzer,

en als een wijze inzicht krijgt, krijgt hij kennis.*+

12 De Rechtvaardige houdt het huis van de slechte in het oog.

Hij stort slechte mensen in het verderf.+

13 Wie zijn oren sluit voor het hulpgeroep van de arme,

zal geen antwoord krijgen als hij zelf roept.+

14 Een heimelijk geschenk beteugelt woede+

en verborgen steekpenningen* razernij.

15 Voor de rechtvaardige is het een vreugde recht te doen,+

maar voor wie kwaad doen is het iets verschrikkelijks.

16 Wie afdwaalt van de weg van inzicht

zal rusten in het gezelschap van wie machteloos zijn in de dood.+

17 Wie van feesten houdt* vervalt tot armoede.+

Wie van wijn en olie houdt wordt niet rijk.

18 De goddeloze is een losprijs voor de rechtvaardige

en de onbetrouwbare voor de oprechten.+

19 Je kunt nog beter in de woestijn wonen

dan met een humeurige vrouw die altijd ruzie zoekt.*+

20 Een kostbare schat en olie vind je in het huis van de wijze,+

maar de dwaas verkwanselt* wat hij heeft.+

21 Wie rechtvaardigheid en loyale liefde najaagt,

vindt leven, rechtvaardigheid en eer.+

22 Een wijze kan de stad van sterke mannen beklimmen*

en de kracht waarop ze vertrouwen ondermijnen.+

23 Wie zijn mond en zijn tong bewaakt,

bespaart zichzelf* problemen.+

24 Iemand wordt een verwaande, arrogante opschepper genoemd

als hij met roekeloze overmoed handelt.+

25 Waar een luiaard naar verlangt wordt zijn dood,

want zijn handen weigeren te werken.+

26 De hele dag verlangt hij hebzuchtig naar meer,

maar de rechtvaardige geeft en houdt niets achter.+

27 Het slachtoffer van de slechte is walgelijk,+

vooral als hij het met kwade bedoelingen* offert!

28 Een getuige die liegt zal vergaan,+

maar wie luistert zal met succes getuigen.*

29 De slechte zet een brutaal gezicht,+

maar de oprechte volgt een weg die zeker is.*+

30 Er is geen wijsheid, geen inzicht en geen raad tegen Jehovah.+

31 Het paard wordt klaargemaakt voor de dag van strijd,+

maar redding behoort Jehovah toe.+

22 Een goede naam* is te verkiezen boven grote rijkdom.+

Gerespecteerd worden* is beter dan zilver en goud.

 2 De rijke en de arme hebben dit gemeen:*

Jehovah heeft ze allebei gemaakt.+

 3 Wie verstandig is ziet het gevaar en verbergt zich,

maar wie onervaren is gaat gewoon door en moet de gevolgen dragen.*

 4 Het resultaat van nederigheid en ontzag voor Jehovah

is rijkdom, eer en leven.+

 5 Doorns en valstrikken zijn op het pad van een verdorven mens.

Als je leven* je lief is, blijf je er ver vandaan.+

 6 Leer een jongen welke weg hij moet gaan.*+

Zelfs als hij oud is geworden, zal hij er niet van afwijken.+

 7 De rijke heerst over de armen

en wie leent is een slaaf van wie uitleent.+

 8 Wie onrecht zaait zal ellende oogsten,+

en de stok van zijn woede wordt gebroken.+

 9 Wie vrijgevig is* wordt gezegend,

want hij deelt zijn voedsel met de arme.+

10 Verjaag de spotter

en ruzie verdwijnt.

Geschillen* en beledigingen houden op.

11 Wie een zuiver hart liefheeft en vriendelijk spreekt,

zal de koning als vriend hebben.+

12 De ogen van Jehovah beschermen kennis,

maar hij weerlegt de woorden van de onbetrouwbare.+

13 Een luiaard zegt: ‘Er is een leeuw buiten!

Hij zal me doden midden op het plein!’+

14 De mond van verdorven* vrouwen is een diepe kuil.+

Wie door Jehovah wordt veroordeeld, zal erin vallen.

15 Dwaasheid zit diep geworteld in het hart van een jongen,*+

maar de stok* van correctie* zal die ver van hem verwijderen.+

16 Wie de arme afzet om zelf rijker te worden+

en wie geschenken aan de rijke geeft:

ze eindigen allebei in armoede.

17 Spits je oren en luister naar de woorden van de wijzen+

om mijn kennis in je hart op te nemen,+

18 want het is goed om ze diep in je binnenste te bewaren,+

zodat ze allemaal steeds op je lippen zijn.+

19 Om je op Jehovah te laten vertrouwen,

geef ik je nu kennis.

20 Heb ik je niet al geschreven,

je advies en kennis gegeven

21 om je ware, betrouwbare woorden te leren,

zodat je nauwkeurig verslag kunt uitbrengen aan degene die je heeft gestuurd?

22 Beroof de arme niet omdat hij arm is+

en vertrap de zwakke niet in de stadspoort,+

23 want Jehovah zelf zal hun zaak bepleiten+

en hij zal degenen die hen afzetten het leven ontnemen.*

24 Ga niet om met een heethoofd

en laat je niet in met iemand die snel kwaad wordt,

25 zodat je nooit zijn wegen gaat volgen

en voor jezelf* een valstrik zet.+

26 Meng je niet onder hen die met een handdruk een belofte doen,

die borg staan voor leningen.+

27 Als je niets hebt om te betalen,

wordt je bed onder je vandaan gehaald!

28 Verzet geen oude grenstekens

die je voorvaders hebben geplaatst.+

29 Heb je een man gezien die vaardig is in zijn werk?

Hij zal voor koningen staan+

en niet voor gewone mensen.

23 Als je bij een koning gaat eten,

let dan goed op wat er voor je staat.

 2 Zet een mes op je keel*

als je een grote eetlust* hebt.

 3 Verlang niet naar zijn lekkernijen,

want het is bedrieglijk voedsel.

 4 Sloof je niet uit voor rijkdom.+

Stop en toon je verstand.*

 5 Als je je ogen erover laat gaan, is het verdwenen.+

Het krijgt vleugels als een arend en vliegt weg, de lucht in.+

 6 Eet niet het voedsel van een vrek.*

Verlang niet naar zijn lekkernijen.

 7 Want hij is als iemand die alles bijhoudt.*

‘Eet en drink’, zegt hij tegen je, maar hij meent het niet.*

 8 Wat je hebt gegeten zul je uitbraken

en je complimenten zul je verspild hebben.

 9 Praat niet in de oren van een dwaas,+

want hij zal neerkijken op de wijsheid van je woorden.+

10 Verzet geen oude grenstekens+

en leg geen beslag op het veld van een wees.*

11 Want hun Verdediger* is sterk.

Hij zal hun zaak tegen je verdedigen.+

12 Open je hart voor correctie*

en je oren voor de woorden van kennis.

13 Onthoud een jongen* geen correctie.+

Als je hem met de stok* slaat, zal hij niet sterven.

14 Sla hem met de stok*

om hem* te redden van het Graf.*

15 Mijn zoon, als je hart wijs wordt,

zal mijn eigen hart blij zijn.+

16 Diep vanbinnen* heb ik vreugde

als je lippen spreken wat juist is.

17 Laat je hart niet jaloers* zijn op zondaars,+

maar heb de hele dag door ontzag voor Jehovah,+

18 want dan heb je een toekomst+

en zal je hoop niet verdwijnen.

19 Luister, mijn zoon, en word wijs,

en leid je hart op de goede weg.

20 Bevind je niet onder hen die te veel wijn drinken,+

onder hen die zich volvreten aan vlees,+

21 want een dronkaard en een veelvraat vervallen tot armoede+

en slaperigheid zal je met lompen bekleden.

22 Luister naar je vader, die je verwekt heeft,

en veracht je moeder niet omdat ze oud is geworden.+

23 Koop* waarheid en verkoop haar nooit.+

Dat geldt ook voor wijsheid, correctie en verstand.+

24 De vader van een rechtvaardige zal zeker vreugde hebben.

Wie vader wordt van een wijze, zal blij met hem zijn.

25 Je vader en je moeder zullen blij zijn

en zij die je gebaard heeft, zal vreugde hebben.

26 Mijn zoon, geef me toch je hart

en vind vreugde* in mijn wegen.+

27 Want een hoer is een diepe kuil

en een immorele* vrouw een nauwe put.+

28 Ze ligt als een rover op de loer,+

ze vergroot het aantal ontrouwe mannen.

29 Wie heeft wee? Wie heeft ongemak?

Wie heeft ruzie? Wie heeft klachten?

Wie heeft wonden zonder reden? Wie heeft troebele* ogen?

30 Zij die lang bij de wijn blijven hangen,+

zij die gemengde wijn uitzoeken.*

31 Kijk niet naar de rode kleur van wijn

terwijl hij fonkelt in de beker en zo makkelijk naar binnen glijdt.

32 Uiteindelijk bijt hij als een slang

en spuit hij gif als een adder.

33 Je ogen zullen vreemde dingen zien

en je hart zal verkeerde dingen spreken.+

34 Je zult zijn als iemand die midden op zee ligt,

als iemand in de top van een scheepsmast.

35 Je zult zeggen: ‘Ze hebben me geslagen, maar ik voelde niets.*

Ze hebben me afgerost, maar ik merkte het niet.

Wanneer zal ik wakker worden?+

Ik neem er nog een.’*

24 Wees niet jaloers* op slechte mensen

en verlang niet naar hun gezelschap.+

 2 Want hun hart mediteert over geweld

en hun lippen spreken over ellende.

 3 Door wijsheid wordt een huis* opgebouwd+

en door inzicht wordt het stabiel.

 4 Door kennis worden de kamers gevuld

met allerlei mooie en kostbare schatten.+

 5 Een wijze man is sterk+

en door kennis krijgt een man meer kracht.

 6 Voer je oorlog met deskundige leiding,*+

met veel raadgevers behaal je de overwinning.*+

 7 Ware wijsheid is onbereikbaar voor een dwaas.+

In de stadspoort heeft hij niets te zeggen.

 8 Iedereen die kwaad in de zin heeft,

wordt een meester in listige plannen genoemd.+

 9 Wat de dwaas verzint* is zondig

en mensen walgen van een spotter.+

10 Als je de moed laat zakken op de dag van ellende,*

zul je weinig kracht hebben.

11 Red hen die worden weggevoerd naar de dood

en houd hen tegen die naar de slachting wankelen.+

12 Als je zegt: ‘Maar we wisten er niets van’,

zal hij die de harten* onderzoekt het dan niet merken?+

Hij die je* in het oog houdt, weet het

en zal elk mens vergelden naar zijn daden.+

13 Mijn zoon, eet honing, want dat is goed.

Raathoning smaakt zoet.

14 Besef ook dat wijsheid goed voor je* is.+

Als je die vindt zul je een toekomst hebben

en zal je hoop niet verdwijnen.+

15 Wees niet zo slecht een hinderlaag te leggen bij het huis van de rechtvaardige.

Vernietig zijn verblijfplaats niet.

16 De rechtvaardige kan zeven keer vallen en hij zal weer opstaan,+

maar de goddelozen zullen door rampspoed tot struikelen worden gebracht.+

17 Als je vijand valt, wees dan niet blij,

en als hij struikelt, laat je hart dan geen vreugde voelen.+

18 Anders zal Jehovah toekijken en het afkeuren

en Hij zal zijn woede van hem* afkeren.+

19 Wind je niet op* over slechte mensen.

Wees niet jaloers* op boosdoeners,

20 want er is geen toekomst voor wie slecht is.+

De lamp van slechte mensen wordt uitgedoofd.+

21 Mijn zoon, heb ontzag voor Jehovah en voor de koning+

en laat je niet in met opstandige mensen.*+

22 Want plotseling zal hun ongeluk komen.+

Wie weet wat voor ondergang beiden* over hen zullen brengen?+

23 Ook deze woorden zijn van de wijzen:

partijdig oordelen is niet goed.+

24 Wie tegen de slechte zegt: ‘Je bent rechtvaardig’,+

wordt door de volken vervloekt en door de naties veroordeeld.

25 Maar het zal goed gaan met wie hem terechtwijzen.+

Ze zullen gezegend worden met goede dingen.+

26 Mensen zullen de lippen kussen van iemand die een eerlijk antwoord geeft.*+

27 Regel eerst je werk buiten en maak alles klaar op het land.

Bouw daarna je huis.*

28 Getuig niet tegen je naaste zonder enige grond.+

Gebruik je lippen niet om anderen te bedriegen.+

29 Zeg niet: ‘Wat hij mij heeft aangedaan doe ik hem aan.

Ik zet het hem betaald.’+

30 Ik kwam langs het veld van een luiaard,+

langs de wijngaard van iemand zonder verstand.*

31 Ik zag dat het overwoekerd was met onkruid.

De grond was bedekt met netels

en de stenen muur lag in puin.+

32 Ik keek ernaar en nam het ter harte,

ik zag het en leerde de volgende les:*

33 nog even slapen, nog even sluimeren,

nog even de handen over elkaar om te rusten,

34 en armoede zal je overvallen als een rover,

gebrek als een gewapend man.+

25 Ook dit zijn spreuken van Salomo,+ die de mannen van koning Hizki̱a+ van Juda hebben opgeschreven:*

 2 Het eert God dat hij een zaak geheimhoudt+

en het eert koningen dat ze een zaak onderzoeken.

 3 Zoals de hemel hoog is en de aarde diep,

zo is het hart van koningen onpeilbaar.

 4 Haal de schuimslakken uit het zilver

en het komt volledig gelouterd tevoorschijn.+

 5 Haal de slechte mens weg bij de koning

en zijn troon zal bevestigd worden in rechtvaardigheid.+

 6 Eer jezelf niet voor de koning+

en neem niet plaats bij de prominenten,+

 7 want het is beter dat hij tegen je zegt ‘Kom hierheen, hogerop’

dan dat hij je vernedert in het bijzijn van een vooraanstaand persoon.+

 8 Stort je niet overhaast in een rechtszaak,

want wat zul je uiteindelijk doen als je naaste je te schande maakt?+

 9 Bepleit je zaak bij je naaste,+

maar onthul niet wat je in vertrouwen is verteld.*+

10 Anders zal degene die luistert je in verlegenheid brengen

en verspreid je een slecht bericht* dat niet terug te nemen is.

11 Als gouden appels in zilveren snijwerk*

is een woord op het juiste moment.+

12 Als een gouden oorring en een sieraad van zuiver goud

is de terechtwijzing van een wijze voor een horend oor.+

13 Als de koelte van sneeuw op de dag van de oogst

is een betrouwbare boodschapper voor wie hem sturen,

want hij verkwikt zijn meester.*+

14 Als wolken en wind die geen regen brengen

is een man die opschept over een geschenk dat hij nooit geeft.*+

15 Door geduld laat een aanvoerder zich overhalen,

een vriendelijke* tong kan botten breken.+

16 Als je honing vindt, eet dan alleen wat je nodig hebt,

want als je te veel neemt, braak je het misschien weer uit.+

17 Zet je voet niet te vaak in het huis van je naaste,

anders krijgt hij genoeg van je en gaat hij je haten.

18 Als een strijdknots en een zwaard en een scherpe pijl

is een man die een vals getuigenis aflegt tegen zijn naaste.+

19 Zoals een gebroken tand of een wankelende voet,

zo is het vertrouwen op een onbetrouwbaar persoon* in moeilijke tijden.

20 Als kleding uittrekken op een koude dag

en als azijn gieten bij soda,*

is liedjes zingen voor een somber hart.+

21 Als je vijand* honger heeft, geef hem dan brood te eten.

Als hij dorst heeft, geef hem dan water te drinken.+

22 Want zo stapel je vurige kolen op zijn hoofd,*+

en Jehovah zal je belonen.

23 De noordenwind brengt zware regenval

en een roddelende tong een boos gezicht.+

24 Je kunt beter op een hoek van het dak wonen

dan het huis delen met een vrouw die altijd ruzie zoekt.*+

25 Als koud water voor een vermoeide ziel*

is een goed bericht uit een ver land.+

26 Als een troebele bron en een vervuilde put

is een rechtvaardige die toegeeft aan* een slecht mens.

27 Te veel honing eten is niet goed+

en op je eigen eer uit zijn is niet eervol.+

28 Als een stad met opengebroken muren

is de man die zich niet kan beheersen.*+

26 Zoals sneeuw niet bij de zomer past en regen niet bij de oogsttijd,

zo past eer niet bij een dwaas.+

 2 Net zoals een vogel reden heeft om te vluchten en een zwaluw om te vliegen,

zo komt een vervloeking niet zonder werkelijke reden.*

 3 Een zweep is voor het paard, een toom is voor de ezel,+

en een stok* is voor de rug van de dwaas.+

 4 Antwoord een dwaas niet naar zijn dwaasheid,

anders stel je je op zijn niveau.*

 5 Antwoord een dwaas naar zijn dwaasheid,

anders denkt hij dat hij wijs is.+

 6 Als iemand die zijn eigen voeten verminkt en zichzelf schade toebrengt,*

is de man die zaken toevertrouwt aan een dwaas.

 7 Even slap* als de benen van een verlamde

is een spreuk in de mond van een dwaas.+

 8 Als iemand die een steen vastbindt aan een slinger,

is de man die eer geeft aan een dwaas.+

 9 Als een doornstruik in de hand van een dronkaard

is een spreuk in de mond van een dwaas.

10 Als een boogschutter die in het wilde weg schiet,*

is iemand die een dwaas of een voorbijganger inhuurt.

11 Zoals een hond terugkeert naar zijn braaksel,

zo herhaalt de dwaas zijn dwaasheid.+

12 Heb je een man gezien die denkt dat hij wijs is?+

Er is meer hoop voor een dwaas dan voor hem.

13 Een luiaard zegt: ‘Er is een jonge leeuw op de weg,

een leeuw op het plein!’+

14 Een deur draait op zijn scharnieren*

en de luiaard op zijn bed.+

15 De luiaard steekt zijn hand in de feestschaal

maar is te moe om hem naar zijn mond te brengen.+

16 De luiaard denkt dat hij wijzer is

dan zeven mensen die een verstandig antwoord geven.

17 Als iemand die een hond bij zijn oren grijpt,

is een voorbijganger die zich boos maakt over* een ruzie die hem niet aangaat.+

18 Zoals een waanzinnige die brandende projectielen en dodelijke pijlen* afschiet,

19 zo is de man die een ander beetneemt en zegt: ‘Het was maar een grap!’+

20 Waar geen hout is, gaat het vuur uit,

en waar geen lasteraar is, houdt ruzie op.+

21 Als houtskool op smeulende kolen en hout op het vuur

is een ruziemaker die een ruzie laat oplaaien.+

22 De woorden van een lasteraar zijn als lekkernijen*

die men graag naar binnen laat glijden, tot diep in de buik.+

23 Als zilverglazuur op een potscherf

zijn lieve woorden uit* een slecht hart.+

24 Wie anderen haat, verbloemt dat met zijn lippen,

maar in zijn binnenste schuilt bedrog.

25 Al praat hij vriendelijk, vertrouw hem niet,

want in zijn hart huizen zeven walgelijke dingen.*

26 Hoewel bedrog zijn haat verhult,

zal zijn slechtheid onthuld worden in de gemeente.

27 Wie een kuil graaft valt er zelf in

en wie een steen wegrolt wordt er zelf door getroffen.+

28 De leugentong haat de mensen die hij verplettert

en een vleiende mond is verwoestend.+

27 Schep niet op over morgen,

want je weet niet wat de dag brengen zal.*+

 2 Laat een ander* je prijzen en niet je eigen mond,

anderen* en niet je eigen lippen.+

 3 Een steen is zwaar en zand weegt veel,

maar de ergernis die een dwaas veroorzaakt is zwaarder dan beide.+

 4 Woede is wreed en boosheid is als een stortvloed,

maar wie is bestand tegen jaloezie?+

 5 Openlijke terechtwijzing is beter dan verborgen liefde.+

 6 Uit trouw brengt een vriend wonden toe,+

maar een vijand overstelpt je met kussen.*

 7 Als je* genoeg gegeten hebt, sla je raathoning af,

maar als je honger hebt,* smaakt het bittere nog zoet.

 8 Als een vogel die wegvliegt* van zijn nest,

is een man die weggaat* van zijn huis.

 9 Olie en wierook maken het hart vrolijk,

net als warme vriendschap die ontstaat uit oprechte raad.*+

10 Laat je vriend niet vallen, ook die van je vader niet,

en ga niet naar het huis van je broer op de dag van ellende.

Beter een buurman dichtbij dan een broer ver weg.+

11 Wees wijs, mijn zoon, en verheug mijn hart,+

dan heb ik een weerwoord voor hem die mij belastert.*+

12 Wie verstandig is ziet het gevaar en verbergt zich,+

maar wie onervaren is gaat gewoon door en moet de gevolgen dragen.*

13 Staat iemand borg voor een vreemde, neem dan zijn mantel.

Doet hij dat voor een buitenlandse vrouw,* neem dan zijn onderpand.+

14 Als iemand een ander ’s morgens vroeg luidkeels zegent,

wordt het hem als een vloek aangerekend.

15 Een vrouw die altijd ruzie zoekt* is als een dak dat altijd lekt wanneer het regent.+

16 Wie haar in bedwang kan houden, kan de wind in bedwang houden

en kan olie in zijn rechterhand houden.

17 IJzer scherpt ijzer.

Zo scherpt een man zijn vriend.*+

18 Wie voor een vijgenboom zorgt zal zijn vruchten eten+

en wie voor zijn meester zorgt zal geëerd worden.+

19 Zoals water iemands gezicht weerspiegelt,

zo weerspiegelt het hart van de ene mens dat van de ander.

20 Het Graf en de plaats van vernietiging* raken nooit verzadigd+

en ook de ogen van een mens hebben nooit genoeg.

21 De smeltkroes is voor zilver en de smeltoven voor goud.+

Zo wordt iemand getoetst door de lof die hij krijgt.*

22 Al stamp je een dwaas met een stamper

zoals je graan plet in een vijzel,

hij zal zijn dwaasheid niet kwijtraken.

23 Je moet je kudde goed kennen.*

Zorg goed voor* je schapen,+

24 want rijkdom duurt niet eeuwig+

en een kroon* blijft niet generaties lang.

25 Het groene gras verdwijnt, nieuw gras verschijnt

en de plantengroei van de bergen wordt verzameld.

26 De jonge rammen leveren kleding

en de bokken leveren de prijs van een veld.

27 En er zal voldoende geitenmelk zijn om jou te voeden,

om je gezin te voeden en om je dienstmeisjes te voeden.

28 De slechten vluchten terwijl niemand ze achtervolgt,

maar de rechtvaardigen zijn zo moedig als een leeuw.*+

 2 Als er opstand* in het land is, komt de ene vorst na de andere.+

Maar krijgt een vorst* hulp van iemand met inzicht en kennis, dan blijft hij jarenlang aan.+

 3 Een arme man die zwakken afzet,+

is als een regenbui die al het voedsel wegspoelt.

 4 Wie de wet niet naleven prijzen de slechte,

maar wie de wet wel naleven zijn verontwaardigd over hen.+

 5 Slechte mensen begrijpen niets van het recht,

maar wie Jehovah zoeken kunnen alles begrijpen.+

 6 Beter een arme die oprecht* wandelt

dan een rijke die corrupt handelt.*+

 7 Een verstandige zoon houdt zich aan de wet,

maar een vriend van veelvraten maakt zijn vader te schande.+

 8 Wie zijn vermogen vermeerdert door rente+ en woekerwinst,

verzamelt het voor iemand die goed is voor de armen.+

 9 Als iemand weigert te luisteren naar de wet,

is zelfs zijn gebed iets walgelijks.+

10 Wie oprechte mensen het verkeerde pad op leidt zal in zijn eigen kuil vallen,+

maar wie onberispelijk is, zal het goede erven.+

11 Een rijke is wijs in zijn eigen ogen,+

maar een arme met inzicht doorziet hem.+

12 Als de rechtvaardigen overwinnen, krijgt alles glans,

maar komen de slechten aan de macht, dan zoeken de mensen dekking.+

13 Wie zijn fouten bedekt zal geen succes hebben,+

maar wie ze bekent en vermijdt, ondervindt barmhartigheid.+

14 Gelukkig is de mens die altijd op zijn hoede is,*

maar wie zijn hart verhardt wacht ellende.+

15 Als een brullende leeuw en een dreigende beer

is een slecht mens die over een weerloos volk heerst.+

16 Een leider zonder inzicht misbruikt zijn macht,+

maar wie oneerlijke winst haat verlengt zijn leven.+

17 Wie met bloedschuld* beladen is, blijft vluchten tot aan het graf.*+

Laat niemand hem helpen.

18 Wie onberispelijk wandelt wordt gered,+

maar wie zijn wegen verdraait komt plotseling ten val.+

19 Wie zijn land bebouwt zal volop brood hebben,

maar wie zinloze dingen najaagt zal volop armoede kennen.+

20 Wie betrouwbaar is krijgt veel zegeningen,+

maar wie snel rijk wil worden blijft niet onschuldig.+

21 Het is niet goed partijdig te zijn,+

maar iemand kan al de fout ingaan voor een stuk brood.

22 Een jaloers* man jaagt rijkdom na

en beseft niet dat armoede hem zal treffen.

23 Wie een ander terechtwijst+ krijgt uiteindelijk meer waardering+

dan iemand die zijn tong voor vleierij gebruikt.

24 Wie zijn vader en moeder berooft en zegt: ‘Het is niets verkeerds’,+

is een vriend van de verwoester.+

25 Wie hebzuchtig is* ontketent ruzie,

maar wie op Jehovah vertrouwt zal het goed gaan.*+

26 Wie op zijn eigen hart vertrouwt is dwaas,+

maar wie in wijsheid wandelt zal ontkomen.+

27 Wie aan de arme geeft zal niets tekortkomen,+

maar veel vervloekingen wachten degene die zijn ogen ervoor sluit.

28 Als de slechten aan de macht komen zoekt men dekking,

maar als ze ten onder gaan nemen de rechtvaardigen weer toe.+

29 Wie na veel terechtwijzingen halsstarrig blijft,*+

wordt plotseling gebroken zonder hoop op genezing.+

 2 Als er veel rechtvaardigen zijn is het volk gelukkig,

maar onder een slechte heerser zucht het volk.+

 3 Wie wijsheid liefheeft maakt zijn vader blij,+

maar wie met hoeren omgaat jaagt zijn vermogen erdoorheen.+

 4 Met gerechtigheid maakt een koning een land stabiel,+

maar wie graag steekpenningen aanneemt ruïneert het.

 5 Wie een ander vleit,

spant een net voor zijn voeten.+

 6 Een slecht mens raakt verstrikt in zijn overtredingen,+

maar de rechtvaardige juicht en is blij.+

 7 De rechtvaardige heeft aandacht voor de rechten van de armen,+

maar de slechte is daar niet in geïnteresseerd.+

 8 Opscheppers zetten een stad in brand,+

maar wijzen brengen woede tot bedaren.+

 9 Als een wijze een geschil heeft met een dwaas,

zal er gelach en geschreeuw zijn maar geen genoegdoening.+

10 De bloeddorstigen haten de onschuldigen*+

en zijn eropuit de oprechten van het leven* te beroven.*

11 Een dwaas geeft lucht aan al zijn emoties,*+

maar een wijze beheerst ze en blijft kalm.+

12 Als een heerser naar leugens luistert,

zullen al zijn dienaren slecht zijn.+

13 De arme en de onderdrukker hebben dit gemeen:*

Jehovah geeft beiden het licht in de ogen.*

14 Als een koning eerlijk oordeelt over de armen,+

komt zijn troon nooit in gevaar.+

15 De stok* en terechtwijzing geven wijsheid,+

maar een kind dat alles mag, maakt zijn moeder te schande.

16 Hoe meer slechte mensen, hoe meer overtredingen,

maar de rechtvaardigen zullen hun ondergang zien.+

17 Corrigeer je zoon en hij zal je rust geven.

Hij zal een bron van vreugde voor je* zijn.+

18 Zonder visioenen* wordt het volk bandeloos,+

maar wie zich aan de wet houden zijn gelukkig.+

19 Met woorden laat een slaaf zich niet corrigeren,

want hij begrijpt ze wel maar stoort zich er niet aan.+

20 Heb je weleens iemand gezien die snel met zijn woorden klaarstaat?+

Er is voor een dwaas meer hoop dan voor hem.+

21 Als je een slaaf van jongs af aan verwent,

wordt hij later ondankbaar.

22 Iemand die opvliegend is ontketent ruzie+

en een driftkop maakt veel fouten.+

23 Trots zal een mens vernederen,+

maar wie een nederige geest heeft zal eer krijgen.+

24 De handlanger van een dief haat zichzelf.*

Hij hoort dat er getuigen worden opgeroepen,* maar hij meldt niets.+

25 Beven voor mensen is* een strik,+

maar wie op Jehovah vertrouwt wordt beschermd.+

26 Velen willen gehoord worden door* een heerser,

maar het is Jehovah die een mens recht doet.+

27 De rechtvaardige walgt van de onrechtvaardige,+

maar de slechte walgt van wie oprecht wandelt.+

30 De gewichtige boodschap in de woorden van A̱gur, de zoon van Ja̱ke, die hij sprak tot I̱thiël, tot I̱thiël en U̱chal.

 2 Ik ben dommer dan ieder ander+

en ik mis het verstand dat een mens moet hebben.

 3 Ik heb geen wijsheid geleerd

en ik heb geen kennis van de Allerheiligste.

 4 Wie is naar de hemel opgestegen en weer neergedaald?+

Wie heeft de wind verzameld in de palm van zijn handen?

Wie heeft de wateren in zijn mantel gewikkeld?+

Wie heeft alle einden van de aarde bepaald?*+

Wat is zijn naam en de naam van zijn zoon — als je het weet?

 5 Elk woord van God is gelouterd.+

Hij is een schild voor wie bescherming bij hem zoekt.+

 6 Voeg niets aan zijn woorden toe,+

anders wijst hij je terecht

en blijk je een leugenaar.

 7 Twee dingen vraag ik van u.

Weiger ze mij niet voordat ik sterf.

 8 Houd onwaarheid en leugens ver van mij.+

Geef me geen armoede en ook geen rijkdom.

Laat me slechts mijn portie voedsel eten,+

 9 anders zou ik misschien verzadigd raken en u verloochenen en zeggen: ‘Wie is Jehovah?’+

Laat ook niet toe dat ik arm word, ga stelen en de naam van mijn God te schande maak.*

10 Belaster een slaaf niet bij zijn meester,

anders zal hij je vervloeken en word je schuldig bevonden.+

11 Er is een generatie die haar vader vervloekt

en haar moeder niet zegent.+

12 Er is een generatie die zuiver is in haar eigen ogen+

maar die niet gereinigd is van haar vuiligheid.*

13 Er is een generatie met trotse ogen,

met zo’n arrogante blik in de ogen!+

14 Er is een generatie met tanden als zwaarden

en met kaken als slachtmessen.

Ze verslinden de zwakken van de aarde

en de armen van de mensheid.+

15 De bloedzuigers hebben twee dochters die roepen ‘geef, geef’.

Er zijn drie dingen die niet worden verzadigd,

vier die nooit zeggen ‘genoeg’:

16 het Graf*+ en een onvruchtbare moederschoot,

een land met gebrek aan water

en vuur dat nooit zegt ‘genoeg’.

17 Het oog dat een vader bespot en gehoorzaamheid aan een moeder veracht,+

zal door de raven van het dal* worden uitgepikt

en door de jonge arenden worden opgegeten.+

18 Er zijn drie dingen die mijn begrip te boven gaan,*

vier die ik niet begrijp:

19 de weg van een arend door de lucht,

de weg van een slang over een rots,

de weg van een schip op open zee

en de weg van een man bij een jonge vrouw.

20 Dit is de weg van een overspelige vrouw:

ze eet en veegt haar mond af

en zegt dan: ‘Ik heb niets verkeerds gedaan.’+

21 Er zijn drie dingen die de aarde laten schudden,

vier die ze niet kan verdragen:

22 een slaaf die regeert als koning,+

een dwaas die zich volpropt met eten,

23 een gehate* vrouw die tot echtgenote wordt genomen

en een slavin die de plaats inneemt van haar meesteres.*+

24 Vier dingen horen bij de kleinste op aarde,

maar ze zijn instinctief* wijs:+

25 Mieren zijn geen sterke dieren,*

maar in de zomer zorgen ze al voor voedsel.+

26 Klipdassen+ zijn geen krachtige dieren,*

maar ze maken hun huis in de rotsen.+

27 Sprinkhanen+ hebben geen koning,

maar ze trekken allemaal in slagorde* op.+

28 De gekko+ hecht zich met zijn poten vast

en loopt zo het paleis van een koning in.

29 Er zijn er drie die een imposante tred hebben,

vier die imposant voortschrijden:

30 de leeuw, de machtigste onder de dieren,

die voor niemand terugdeinst,+

31 de windhond, de geitenbok

en een koning aan het hoofd van zijn leger.

32 Als je zo dwaas bent jezelf te verheffen+

of als je dat van plan bent,

leg dan je hand op je mond.+

33 Want als je melk karnt krijg je boter,

als je op de neus slaat krijg je bloed

en als je woede opstookt krijg je ruzie.+

31 De woorden van koning Le̱muël, de gewichtige boodschap die zijn moeder hem als raad gaf:+

 2 Wat moet ik je zeggen, mijn zoon,

wat, o zoon die ik gedragen heb,

ja, wat, o zoon van mijn geloften?+

 3 Verspil je krachten niet aan vrouwen+

en volg niet de wegen die koningen te gronde richten.+

 4 Het past een koning niet, o Le̱muël,

het past een koning niet om wijn te drinken,

en leiders horen niet te zeggen: ‘Waar is de drank?’+

 5 Anders gaan ze drinken en vergeten ze de wet

en schenden ze de rechten van de armen.

 6 Geef alcohol aan wie de dood nabij is+

en wijn aan mensen in bittere ellende.*+

 7 Laat ze drinken en hun armoede vergeten

en niet meer aan hun problemen denken.

 8 Spreek voor wie niet spreken kan,

verdedig de rechten van allen die de dood nabij zijn.+

 9 Spreek en oordeel rechtvaardig,

verdedig de rechten* van de zwakke en de arme.+

א [alef]

10 Wie kan een bekwame* vrouw vinden?+

Ze is veel meer waard dan koralen.

ב [beth]

11 Haar man vertrouwt op haar met heel zijn hart

en het ontbreekt hem aan niets.

ג [gimel]

12 Ze is goed voor hem, nooit slecht,

alle dagen van haar leven.

ד [daleth]

13 Ze zorgt voor wol en linnen

en werkt graag met haar handen.+

ה [he]

14 Ze is als de schepen van een koopman+

en haalt haar voedsel van ver.

ו [waw]

15 Ze staat al op als het nog nacht is

en geeft iedereen in haar huis te eten,

ook haar dienstmeisjes geeft ze hun deel.+

ז [zajin]

16 Ze zet haar zinnen op een veld en koopt het.

Ze plant een wijngaard van wat ze heeft verdiend.*

ח [cheth]

17 Ze staat klaar voor zwaar werk*+

en maakt haar armen sterk.

ט [teth]

18 Ze ziet dat haar handel winstgevend is.

’s Nachts gaat haar lamp niet uit.

י [jodh]

19 Haar handen pakken het spinrokken,

haar handen grijpen de spoel vast.*+

כ [kaf]

20 Ze strekt haar handpalm naar de zwakke uit

en opent haar handen voor de armen.+

ל [lamedh]

21 Ze is niet bezorgd om haar gezin vanwege de sneeuw,

want iedereen in haar huis heeft warme* kleren.

מ [mem]

22 Ze maakt haar eigen spreien.

Haar kleding is van linnen en purperen wol.

נ [noen]

23 Haar man is bekend in de stadspoorten,+

waar hij zit met de oudsten van het land.

ס [samekh]

24 Ze maakt en verkoopt linnen kleding*

en levert gordels aan de kooplieden.

ע [ajin]

25 Ze is gekleed met kracht en pracht

en ziet de toekomst met vertrouwen tegemoet.*

פ [pe]

26 Ze opent haar mond in wijsheid+

en de wet van goedheid* is op haar tong.

צ [tsadhe]

27 Ze waakt over haar huishouden

en het brood van luiheid eet ze niet.+

ק [qof]

28 Haar kinderen staan op en prijzen haar gelukkig,

haar man staat op en spreekt vol lof over haar.

ר [resj]

29 Er zijn veel bekwame* vrouwen,

maar jij — jij overtreft ze allemaal!

ש [sjin]

30 Charme kan bedriegen en schoonheid kan vergaan,*+

maar de vrouw met ontzag voor Jehovah wordt geprezen.+

ת [taw]

31 Laat haar de vruchten plukken van* haar werk*+

en laten haar daden haar loven in de stadspoorten.+

Lett.: ‘om te kennen’.

Zie Woordenlijst.

Of ‘recht’.

Of ‘eerlijkheid’, ‘billijkheid’.

Of ‘wijze raad’.

Of ‘een gelijkenis’.

Of ‘de wet’.

Of ‘Sjeool’, het collectieve graf van de mensheid. Zie Woordenlijst.

Of ‘werp je lot in ons midden’.

Of ‘hebben we een gezamenlijke (geld)buidel’.

Of ‘hun ziel’.

Of ‘hun ziel’.

Lett.: ‘het hoofd’.

Of ‘keer je om als ik je terechtwijs’.

Lett.: ‘eten van de vrucht van hun weg’.

Of ‘listen’, ‘plannen’.

Lett.: ‘in veiligheid wonen’.

Of ‘rechtschapen’.

Zie Woordenlijst.

Lett.: ‘vreemde’. Kennelijk een vrouw die moreel vervreemd is van God.

Of ‘verleidende’.

Lett.: ‘buitenlandse’. Kennelijk een vrouw die moreel vervreemd is van God.

Of ‘de echtgenoot’.

Zie Woordenlijst.

Lett.: ‘sporen’.

Lett.: ‘bij haar binnengaan’.

Of ‘degenen die rechtschapen blijven’.

Of ‘wet’.

Of ‘waarheid’.

Of ‘op de tafel van je hart’.

Lett.: ‘steun’.

Lett.: ‘navel’.

Of ‘de eerstelingen’. Zie Woordenlijst.

Of ‘inkomen’.

Of ‘wijnpersen’.

Zie Woordenlijst.

Zie Woordenlijst.

Kennelijk de eigenschappen van God die in de voorgaande verzen genoemd zijn.

Of ‘je ziel’.

Of ‘zal je voet nergens tegen stoten’.

Of ‘aan wie het toekomt’.

Of ‘in de macht van je hand’.

Of ‘afgunstig’.

Zie Woordenlijst.

Of ‘wet’.

Of ‘voornaamste’.

Lett.: ‘neig je oor’.

Lett.: ‘vlees’.

Of ‘stralende ogen’.

Of mogelijk ‘denk goed na over’.

Lett.: ‘neig je oor’.

Lett.: ‘vreemde’. Zie Sp 2:16.

Of ‘Sjeool’, het collectieve graf van de mensheid. Zie Woordenlijst.

Of ‘kracht’.

Zie Woordenlijst.

Lett.: ‘in het midden van de vergadering en de gemeente’.

Of ‘fris’.

Of ‘vreugdedronken maken’.

Lett.: ‘vreemde’. Zie Sp 2:16.

Lett.: ‘buitenlandse’. Zie Sp 2:16.

D.w.z. bij een belofte.

Of ‘zijn ziel’.

Of ‘de wet’.

Of ‘raad geven’.

Zie Woordenlijst.

Lett.: ‘buitenlandse’. Zie Sp 2:16.

Of ‘ziel’.

Of ‘om zijn ziel te vullen als hij honger heeft’.

Lett.: ‘heeft gebrek aan hart’.

Of ‘de ondergang van zijn ziel’.

Of ‘losprijs’.

Of ‘wet’.

Of ‘op de tafel van je hart’.

Lett.: ‘vreemde’. Zie Sp 2:16.

Lett.: ‘buitenlandse’. Zie Sp 2:16.

Of ‘verleidende’.

Of ‘naïevelingen’.

Lett.: ‘met gebrek aan hart’.

Of ‘met het gewaad van’.

Lett.: ‘haar voeten blijven.’

Of ‘gemeenschapsoffers’. Zie Woordenlijst.

Of ‘de ketens’.

Of ‘ziel’.

Of ‘Sjeool’, het collectieve graf van de mensheid. Zie Woordenlijst.

Lett.: ‘de zonen van de mensen’.

Lett.: ‘begrijp het hart’.

Zie Woordenlijst.

Of ‘overgeërfde waarden’.

Of ‘sinds onheuglijke tijden’.

Of ‘voortgebracht als met weeën’.

Lett.: ‘een kring’.

Lett.: ‘sterk maakte’.

Of ‘verordende’.

Lett.: ‘mensenzonen’.

Of ‘waakt aan mijn deur’.

Of ‘zijn ziel’.

Lett.: ‘ze heeft haar slachting geslacht’.

Lett.: ‘met gebrek aan hart’.

Of ‘de onervarenen’.

Lett.: ‘met gebrek aan hart’.

Of ‘Sjeool’, het collectieve graf van de mensheid. Zie Woordenlijst.

Of ‘de ziel van de rechtvaardige’.

Of ‘reputatie van’.

Lett.: ‘geboden’.

Of ‘rechtschapen’.

Lett.: ‘degene met gebrek aan hart’.

Of ‘roede’.

Of ‘het waardevolle’.

Zie Woordenlijst.

Of mogelijk ‘is op de weg naar het leven’.

Of ‘geruchten’.

Of ‘geven leiding aan’.

Of ‘smart’, ‘ellende’.

Of ‘voor zijn baas’.

Of ‘hoop’.

Of ‘draagt de vrucht van’.

Of ‘bedrieglijke’.

Of ‘een volkomen weegsteen’.

Of ‘rechtschapenheid’.

Of ‘waardevolle dingen’.

Of ‘de goddeloze’.

Lett.: ‘degene met gebrek aan hart’.

Of ‘veracht’.

Lett.: ‘getrouw van geest’.

Lett.: ‘bedekt een zaak’.

Of ‘wijze raad’.

Of ‘redding’.

Of ‘wie handslag haat’.

Of ‘aantrekkelijke’.

Of ‘wie loyale liefde heeft’.

Of ‘doet zijn ziel goed’.

Of ‘schande’.

Of ‘met de weg van de onberispelijke’.

Lett.: ‘hand op hand’.

Lett.: ‘strooit rond’.

Of ‘vrijgevige ziel’.

Lett.: ‘zal vet worden gemaakt’.

Lett.: ‘rijkelijk te drinken geeft’.

Of ‘schande’.

Zie Woordenlijst.

Zie Woordenlijst.

Of ‘redeloos’.

Of ‘leiding’.

Lett.: ‘loeren op bloed’.

Lett.: ‘mond’.

Lett.: ‘brood’.

Of ‘de ziel van zijn vee’.

Of ‘barmhartigheid’.

Lett.: ‘heeft gebrek aan hart’.

Of ‘afgunstig’.

Lett.: ‘mond’.

Of ‘de weg van de dwaas is recht in zijn eigen ogen’.

Of ‘raad’.

Of ‘op dezelfde dag’.

Lett.: ‘bedekt’.

Lett.: ‘wat rechtvaardig is’.

Lett.: ‘zij die raadgevers van vrede zijn’.

Lett.: ‘het hart van de dwaas’.

Lett.: ‘de hand van de ijverigen’.

Of ‘maakt hem depressief’.

Zie Woordenlijst.

Lett.: ‘mond’.

Of ‘de ziel’.

Of ‘wat hij zegt’.

Of ‘ziel’.

Of ‘zijn ziel’.

Of ‘de ziel van de ijverige’.

Lett.: ‘zal vet worden gemaakt’.

Of ‘ziel’.

Lett.: ‘horen geen bestraffing’.

Lett.: ‘verheugt zich’.

Of ‘samen beraadslagen’.

Of ‘rijkdom uit ijdelheid’.

Lett.: ‘met de hand verzamelt’.

Of ‘hoop’.

Of ‘het woord’.

Of ‘de wet’.

Of ‘terechtwijzing’.

Of ‘ziel’.

Lett.: ‘wandelt’.

Of ‘hem’.

Of ‘roede’, ‘correctie’, ‘straf’.

Of mogelijk ‘corrigeert hem meteen’.

Of ‘en zijn ziel raakt verzadigd’.

Of ‘kromme’.

Of mogelijk ‘anderen’.

Of ‘vergoeding’.

Of ‘zijn inschikkelijk’.

Of ‘de bitterheid van je ziel’.

Of ‘onervarene’.

Of ‘razend’.

Of ‘de man van denkvermogen’.

Of ‘onervarenen’.

Of ‘zielen’.

Of ‘gezondheid’.

Of ‘rechtschapenheid’.

Of ‘zacht’.

Of ‘kwetsende’.

Of ‘een tong die geneest’.

Lett.: ‘het verbrijzelen van de geest’.

Zie Woordenlijst.

Of ‘terechtwijzing’.

Of ‘het inkomen van de slechte’.

Of ‘hard’.

Of ‘Sjeool’, het collectieve graf van de mensheid. Zie Woordenlijst.

Of ‘en Abaddon’.

Of ‘terechtwijst’.

Of ‘streeft naar’.

Of ‘verwarring’.

Lett.: ‘aan de voederbak gemeste’.

Of ‘wie niet snel kwaad wordt’.

Lett.: ‘degene met gebrek aan hart’.

Of ‘vertrouwelijk gesprek’.

Lett.: ‘in het antwoord van zijn mond’.

Of ‘Sjeool’, het collectieve graf van de mensheid. Zie Woordenlijst.

Of ‘schande’.

Of ‘overdenkt goed wat het moet antwoorden’, ‘denkt na voordat het spreekt’.

Of ‘een vrolijke blik’.

Lett.: ‘maakt de botten vet’.

Of ‘ziel’.

Lett.: ‘hart’.

Of ‘het juiste antwoord’. Lett.: ‘het antwoord van de tong’.

Lett.: ‘zuiver’.

Lett.: ‘geesten’.

Lett.: ‘wentel je werken op Jehovah’.

Of ‘voornemen’.

Lett.: ‘hand op hand’.

Of ‘een besluit van God’.

Of ‘vermijdt’.

Of ‘behoudt zijn ziel’.

Lett.: ‘een hoogmoedige geest’.

Of ‘ootmoedig van geest’.

Lett.: ‘het goede vinden’.

Of ‘aangename woorden spreekt’. Lett.: ‘zoetheid van lippen’.

Zie Woordenlijst.

Of ‘de ziel’.

Lett.: ‘mond’.

Of ‘intrigant’.

Of ‘eervolle’.

Lett.: ‘over zijn geest heerst’.

Of ‘rust’.

Lett.: ‘slachtoffers’.

Of ‘kleinkinderen’.

Of ‘ouders’.

Of ‘kinderen’.

Of ‘goede’.

Of ‘edele’.

Of ‘een steen die de bezitter gunst brengt’.

Lett.: ‘bedekt’.

Of ‘als een opening maken in een dam’. Lett.: ‘wateren de vrije loop laten’.

Of ‘geen verstand heeft’.

Lett.: ‘met gebrek aan hart’.

Lett.: ‘niet het goede vinden’.

Of ‘bevordert de genezing’.

Of ‘droogt de botten uit’.

Lett.: ‘uit de boezem’.

Lett.: ‘bitterheid’.

Of ‘een boete op te leggen’.

Lett.: ‘kalm van geest’.

Of ‘toont minachting voor’.

Of ‘zijn ziel’.

Of ‘dingen die gulzig worden ingeslikt’.

Lett.: ‘en wordt omhooggebracht’, d.w.z. buiten bereik, veilig.

Of ‘totale wanhoop’.

Of ‘doorvorst’.

Lett.: ‘scheidt’.

Lett.: ‘mond’.

Of ‘goede wil’.

Of ‘rechtschapen’.

Of ‘een ziel’.

Lett.: ‘zich haast met zijn voeten’.

Of ‘een vrijgevig man’.

Lett.: ‘hart verwerft’.

Of ‘zijn ziel’.

Lett.: ‘het goede vinden’.

Of ‘overtreding’.

Lett.: ‘voorbijgaat’.

Of ‘een jonge leeuw met manen’.

Of ‘zeurt’.

Of ‘een lakse ziel’.

Of ‘behoudt zijn ziel’.

Of ‘belonen’.

Of ‘verlang niet naar’. Lett.: ‘hef je ziel niet op naar’.

Zie Woordenlijst.

Of ‘het doel’, ‘het voornemen’.

Of ‘onhandelbaar’.

Of ‘afschrikwekkendheid’.

Of ‘een jonge leeuw met manen’.

Of mogelijk ‘hij zal zoeken tijdens de oogst maar niets vinden’.

Of ‘bedoelingen’. Lett.: ‘raad’.

Of ‘rechtschapenheid’.

Lett.: ‘zonen’.

Of ‘oneerlijke gewichten en valse maatkannen’.

Of ‘jongen’.

Of ‘een buitenlander’.

Of ‘door bedrog verkregen’.

Of ‘raad’.

Of ‘tot stand komen’.

Of ‘wijze raad’.

Of ‘die met zijn lippen verleidt’.

Of ‘twee verschillende weegstenen’.

Of ‘weten welke weg hij moet gaan’.

Of ‘schuren het kwaad weg’.

Of ‘motieven’.

Of ‘voordeel’.

Of mogelijk ‘voor wie de dood zoeken’.

Of ‘zeurt’.

Of ‘de ziel van een slecht mens’.

Of ‘weet hij wat hij moet doen’.

Lett.: ‘steekpenningen in de boezem’.

Of ‘graag plezier maakt’.

Of ‘zeurt’.

Lett.: ‘slokt op’.

Of ‘overwinnen’.

Of ‘zijn ziel’.

Of ‘met schaamteloos gedrag’.

Lett.: ‘zal voor altijd spreken’.

Of ‘maakt zijn weg vast’.

Of ‘een goede reputatie’. Lett.: ‘een naam’.

Lett.: ‘gunst’.

Lett.: ‘komen samen’.

Of ‘de straf ondergaan’.

Of ‘ziel’.

Of ‘leid een kind op in de juiste weg’.

Lett.: ‘hij die een goed oog heeft’.

Of ‘rechtszaken’.

Lett.: ‘vreemde’. Zie Sp 2:16.

Of ‘kind’, ‘jongere’.

Of ‘roede’.

Zie Woordenlijst.

Of ‘van de ziel beroven’.

Of ‘je ziel’.

Of ‘houd je in’.

Of ‘een ziel vol verlangen’.

Of mogelijk ‘ga niet af op je eigen verstand’.

Of ‘van iemand die een boos oog heeft’.

Of ‘in zijn ziel berekeningen maakt’.

Lett.: ‘zijn hart is niet met je’.

Of ‘vaderloos kind’.

Lett.: ‘Verlosser’.

Zie Woordenlijst.

Of ‘kind’, ‘jongere’.

Of ‘roede’.

Of ‘roede’.

Of ‘zijn ziel’.

Of ‘Sjeool’, het collectieve graf van de mensheid. Zie Woordenlijst.

Lett.: ‘mijn nieren’.

Of ‘afgunstig’.

Of ‘verkrijg’.

Of ‘mogen je ogen vreugde vinden’.

Lett.: ‘vreemde’. Zie Sp 2:16.

Of ‘dofheid van’.

Of ‘samenkomen om (...) uit te proberen’.

Of ‘geen pijn’.

Of ‘ik zal het nog eens zoeken’.

Of ‘afgunstig’.

Of ‘huisgezin’.

Of ‘wijze raad’.

Of ‘succes’, ‘redding’.

Of ‘domme plannen’.

Of ‘in moeilijke tijden’.

Of ‘motieven’.

Of ‘je ziel’.

Of ‘zoet voor je ziel’.

D.w.z. de vijand.

Of ‘betoon je niet verhit’.

Of ‘afgunstig’.

Of ‘wie voor verandering zijn’.

D.w.z. Jehovah en de koning.

Of mogelijk ‘een eerlijk antwoord is als een kus’.

Of ‘huisgezin’.

Lett.: ‘met gebrek aan hart’.

Lett.: ‘en aanvaardde de correctie’.

Of ‘gekopieerd en verzameld’.

Of ‘de geheimen van anderen’.

Of ‘boosaardig gerucht’.

Of ‘zettingen’.

Of ‘de ziel van zijn meester’.

Lett.: ‘een leugenachtig geschenk’.

Of ‘zachte’.

Of mogelijk ‘verrader’.

Of ‘alkali’.

Lett.: ‘wie je haat’.

D.w.z. om iemand zachter te maken en zijn hardheid te laten wegsmelten.

Of ‘zeurt’.

Zie Woordenlijst.

Of ‘een compromis sluit met’. Lett.: ‘wankelt voor’.

Of ‘die zijn geest niet in bedwang heeft’.

Of mogelijk ‘zo komt een onterechte vervloeking niet uit’.

Of ‘roede’.

Of ‘zodat je je niet aan hem gelijk maakt’.

Lett.: ‘geweld drinkt’.

Of ‘bungelend’.

Of ‘die iedereen verwondt’.

Of ‘pengat’.

Of mogelijk ‘zich bemoeit met’.

Of ‘en pijlen en dood’.

Of ‘dingen die gulzig worden ingeslikt’.

Lett.: ‘vurige lippen met’.

Of ‘want zijn hart is compleet walgelijk’.

Lett.: ‘zal baren’.

Lett.: ‘vreemde’.

Lett.: ‘een buitenlander’.

Of mogelijk ‘geeft onoprechte kussen’.

Of ‘een ziel’.

Of ‘voor de hongerige ziel’.

Of ‘wegvlucht’.

Of ‘wegvlucht’.

Of ‘uit de raad van de ziel’.

Of ‘uitdaagt’, ‘hoont’.

Of ‘de straf ondergaan’.

Of ‘een buitenlander’.

Of ‘zeurt’.

Lett.: ‘het gezicht van zijn vriend’.

Of ‘Sjeool en Abaddon’.

Of ‘zo is een man overeenkomstig zijn lof’.

Of ‘je moet goed weten hoe je kudde eruitziet’.

Of ‘zet je hart op’, ‘geef aandacht aan’.

Of ‘diadeem’.

Of ‘een jonge leeuw’.

Of ‘overtreding’.

Lett.: ‘hij’.

Of ‘rechtschapen’.

Of ‘wiens weg corrupt is’.

Of ‘die nooit zonder angst is’.

Of ‘met het bloed van een ziel’.

Of ‘de kuil’.

Of ‘afgunstig’, ‘hebzuchtig’.

Of mogelijk ‘de arrogante ziel’.

Lett.: ‘zal vet worden gemaakt’.

Lett.: ‘zijn nek verhardt’.

Of ‘onberispelijken’.

Of ‘hun ziel’.

Of mogelijk ‘maar de oprechte probeert zijn leven te beschermen’.

Lett.: ‘geest’.

Lett.: ‘ontmoeten elkaar’.

D.w.z. hij geeft ze leven.

Of ‘roede’, ‘correctie’, ‘straf’.

Of ‘je ziel’.

Of ‘leiding van God’.

Of ‘zijn eigen ziel’.

Of ‘misschien hoort hij een eed met een vervloeking’.

Of ‘mensenvrees legt’.

Of mogelijk ‘zoeken de gunst van’. Lett.: ‘zoeken het gezicht van’.

Lett.: ‘opgericht’.

Of ‘en me vergrijp aan’.

Lett.: ‘uitwerpselen’.

Of ‘Sjeool’, het collectieve graf van de mensheid. Zie Woordenlijst.

Of ‘de wadi’.

Of ‘te wonderlijk voor mij zijn’.

Of ‘onbeminde’.

Of ‘haar meesteres verdringt’.

Of ‘buitengewoon’.

Lett.: ‘een volk, niet sterk’.

Lett.: ‘een volk, niet machtig’.

Of ‘in groepen verdeeld’.

Of ‘die bitter van ziel zijn’.

Of ‘bepleit de zaak’.

Of ‘uitstekende’.

Of ‘van haar eigen inspanningen’. Lett.: ‘van de vrucht van haar handen’.

Lett.: ‘omgordt haar heupen met kracht’.

Het spinrokken en de spoel waren stokken die werden gebruikt bij het spinnen of om draad en garen te maken.

Lett.: ‘dubbele’.

Of ‘onderkleding’.

Of ‘lacht een toekomstige dag toe’.

Of ‘liefdevol onderwijs’, ‘de wet van loyale liefde’.

Of ‘uitstekende’.

Of ‘kan leeg zijn’.

Of ‘geef haar de beloning voor’.

Lett.: ‘handen’.

    Publicaties voor de Nederlandse Gebarentaal (2000-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlandse Gebarentaal
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen