vrijdag 8 augustus
Wie oprecht zijn weg gaat, heeft ontzag voor Jehovah. — Spr. 14:2.
Als je kijkt naar de losse moraal in deze wereld, krijg je hetzelfde gevoel als Lot. Hij ‘leed zwaar onder het schaamteloze gedrag van de wetteloze mensen’, want hij wist dat onze hemelse Vader slecht gedrag haat (2 Petr. 2:7, 8). Liefde en ontzag voor God motiveerden Lot zich anders te gedragen dan de mensen om hem heen. Ook wij worden omringd door mensen die weinig of geen respect hebben voor Jehovah’s morele normen. Toch kun je een rein leven leiden als je blijft werken aan de diepte van je liefde en ontzag voor God. Een hulp daarbij zijn de goede adviezen die Jehovah liet opschrijven in het boek Spreuken. Een studie van de wijze raad daarin is nuttig voor iedereen, man of vrouw, jong of oud. Ontzag voor Jehovah voorkomt dat je verkeerd gedrag gaat goedpraten. w23.06 20 ¶1-2; 21 ¶5
zaterdag 9 augustus
Als iemand mijn volgeling wil worden, moet hij zichzelf wegcijferen, elke dag zijn martelpaal opnemen en mij altijd volgen. — Luk. 9:23.
Misschien heb je tegenstand gekregen van familieleden. Of misschien heb je bepaalde materiële offers gebracht om de Koninkrijksbelangen op de eerste plaats te stellen (Matth. 6:33). Als dat zo is, kun je er zeker van zijn dat Jehovah heeft gezien wat je uit geloof hebt gedaan (Hebr. 6:10). Waarschijnlijk kun je bevestigen wat Jezus zei: ‘Er is niemand die huis of broers of zussen of moeder of vader of kinderen of akkers voor mij en voor het goede nieuws heeft verlaten, die niet nu, in deze tijd, 100 keer meer zal krijgen — huizen, broers, zussen, moeders, kinderen en akkers, mét vervolging — en in het toekomstige tijdperk eeuwig leven’ (Mark. 10:29, 30). De zegeningen die je hebt ervaren overtreffen echt alle offers die je hebt gebracht (Ps. 37:4). w24.03 9 ¶5
zondag 10 augustus
Een echte vriend blijft altijd liefde tonen en is een broeder geboren voor tijden van nood. — Spr. 17:17.
Op een gegeven moment werden de christenen in Judea getroffen door een grote hongersnood. De gemeente in Syrisch Antiochië besloot ‘om hulp te sturen naar de broeders in Judea’ en ‘iedereen droeg bij wat hij kon’ (Hand. 11:27-30). Hoewel degenen die door de hongersnood waren getroffen ver weg woonden, waren de christenen in Antiochië vastbesloten ze te helpen (1 Joh. 3:17, 18). Ook wij kunnen medegevoel tonen als we horen dat broeders en zusters door een ramp zijn getroffen. Hoe? Je kunt de ouderlingen vragen of je mee kunt helpen aan een actie, iets doneren voor het wereldwijde werk of bidden voor de slachtoffers. Het kan ook zijn dat je broeders en zusters hulp nodig hebben om aan hun basisbehoeften te komen. Laten we dus medegevoel tonen, zodat onze Koning, Christus Jezus, dat ziet als hij komt om het oordeel te voltrekken en ons uitnodigt: ‘Kom, jullie zullen het Koninkrijk erven’ (Matth. 25:34-40). w23.07 4 ¶9-10; 6 ¶12