Psalmen
Aan de leider van Jedu̱thun.* Een melodie van Da̱vid.
2 Waarlijk, hij is mijn rots en mijn redding, mijn veilige hoogte;+
Ik zal niet te zeer aan het wankelen worden gebracht.+
3 Hoe lang zult GIJ als een razende tekeergaan tegen de man die GIJ zoudt willen vermoorden?+
GIJ zijt allen als een overhellende muur, een stenen muur die wordt ingeduwd.+
4 Waarlijk, zij geven raad om [iemand] van zijn eigen waardigheid weg te lokken;+
Zij hebben welgevallen in een leugen.+
Met hun mond zegenen zij, maar in hun binnenste smeken zij kwaad af.+ Sela.
6 Waarlijk, hij is mijn rots en mijn redding, mijn veilige hoogte;+
Ik zal niet aan het wankelen worden gebracht.+
8 Vertrouwt te allen tijde op hem, o volk.+
Stort UW hart voor hem uit.+
God is voor ons een toevlucht.+ Sela.
9 Waarlijk, de zonen van de aardse mens* zijn een ademtocht,+
De mensenzonen* zijn een leugen.+
Wanneer zij op de weegschaal worden gelegd, zijn zij allen te zamen lichter dan een ademtocht.+