13 En bij uw uitrusting* dient u een pin ten dienste te staan, en het moet geschieden dat wanneer gij buiten neerhurkt, gij dan daarmee een gat moet graven en u moet omkeren en uw uitwerpselen moet bedekken.+
En zijn dienaren kwamen en gingen kijken, en zie, de deuren van het dakvertrek waren op slot. Zij dan zeiden: „Hij doet zeker zijn behoefte*+ in de koele binnenkamer.”
27 Nu gebeurde het op de middag dat Eli̱a de spot met hen ging drijven+ en zei: „Roept met luider stem,* want hij is een god;+ want hij moet zich wel met iets bezighouden, en hij moet zijn behoefte doen+ en zich afzonderen.+ Of misschien slaapt hij wel en dient hij wakker te worden!”+