4 Nadien brachten de Filistijnen [hun troepen] bijeen, en zij kwamen en sloegen hun kamp op te Su̱nem.+ Daarom bracht Saul heel I̱sraël bijeen, en zij sloegen hun kamp op de Gilbo̱a+ op.
31De Filistijnen nu streden tegen I̱sraël,+ en de mannen van I̱sraël sloegen voor de Filistijnen op de vlucht, en er bleven verslagenen vallen+ op de berg Gilbo̱a.+
6 Daarop zei de jonge man die hem het bericht bracht: „Bij toeval was ik onverwachts op de berg Gilbo̱a,+ en daar was Saul, steunend op zijn speer;+ en zie! de wagenmenners* en de bereden manschappen hadden hem ingehaald.+
8 Nu geschiedde het de volgende dag, toen de Filistijnen kwamen om de verslagenen uit te schudden,+ dat zij ten slotte Saul en zijn zonen vonden, gevallen op de berg Gilbo̱a.+