3 En die man ging van jaar tot jaar* op uit zijn stad om zich te Si̱lo voor Jehovah der legerscharen* neer te werpen+ en hem een slachtoffer te brengen.+ En aldaar waren de twee zonen van E̱li,* Ho̱fni en Pi̱nehas,+ priesters voor Jehovah.+
2 Dit heeft Jehovah der legerscharen+ gezegd: ’Ik moet rekenschap vorderen+ van wat A̱malek I̱sraël heeft aangedaan, toen hij hem in de weg trad terwijl hij uit Egy̱pte optrok.+
24 En laat uw naam+ betrouwbaar blijken te zijn en groot+ worden tot onbepaalde tijd, zodat men zegt: ’Jehovah der legerscharen,+ de God van I̱sraël,+ is God voor I̱sraël’,+ en laat het huis van uw knecht Da̱vid bestendig zijn voor uw aangezicht.+