14 Maar op de plaats die Jehovah in een van uw stammen zal uitkiezen, daar dient gij uw brandoffers te brengen, en daar dient gij te doen al wat ik u gebied.+

23 En ook zij bleven zich hoge plaatsen+ en heilige zuilen+ en heilige palen bouwen+ op elke hoge heuvel+ en onder elke lommerrijke boom.+ 

14 En de hoge plaatsen+ verwijderde hij niet.+ Niettemin bleek A̱sa’s hart zelf al zijn dagen onverdeeld met Jehovah te zijn.+ 

3 Alleen de hoge plaatsen verdwenen niet.+ Nog steeds ging het volk door met het brengen van slachtoffers en offerrook op de hoge plaatsen.

4 Alleen de hoge plaatsen verdwenen niet.+ Nog steeds ging het volk door met het brengen van slachtoffers en offerrook op de hoge plaatsen.+ 

4 Alleen de hoge plaatsen verdwenen niet.+ Nog steeds ging het volk door met het brengen van slachtoffers en offerrook op de hoge plaatsen.+ 

22 En ingeval GIJ tot mij zegt: ’Op Jehovah,+ onze God, hebben wij ons vertrouwen gesteld’,+ is hij het niet wiens hoge plaatsen+ en wiens altaren Hizki̱a+ heeft verwijderd, terwijl hij tot Ju̱da en Jeru̱zalem zegt: ’Voor dit altaar dient GIJ U neer te buigen in Jeru̱zalem’?”’+ 

33 Alleen verdwenen de hoge plaatsen+ niet; en het volk zelf had zijn hart nog niet bereid voor de God van hun voorvaders.+