14 Ík zal zijn vader worden,+ en híȷ́ zal mijn zoon worden.+ Wanneer hij verkeerd doet, dan wil ik hem terechtwijzen met de roede+ van mensen en met de slagen van de zonen van A̱dam.*
„Neem tien stukken voor u; want dit heeft Jehovah, de God van I̱sraël, gezegd: ’Zie, ik scheur het koninkrijk uit de hand van Sa̱lomo, en ik zal u stellig tien stammen geven.+