7 Ingeval iemand van uw broeders arm wordt onder u in een van uw steden,* in uw land dat Jehovah, uw God, u geeft, moogt gij uw hart niet verharden, noch uw hand voor uw arme broeder gesloten houden.+
7 Is het niet, uw brood aan de hongerige uitdelen,+ en dat gij de gekwelde, dakloze mensen in [uw] huis zoudt brengen?+ Dat gij, ingeval gij een naakte ziet, hem moet bedekken,+ en dat gij u voor uw eigen vlees niet zoudt verbergen?+