20 Jehovah zal de vloek,+ verwarring+ en bestraffing over u zenden+ in al wat gij onderneemt, dat gij tracht te volvoeren, totdat gij verdelgd en snel vergaan zijt, wegens de slechtheid van uw praktijken, omdat gij mij hebt verlaten.+
17 ten gevolge van het feit dat zij mij verlaten hebben en offerrook zijn gaan brengen aan andere goden,+ ten einde mij te krenken met al het werk van hun handen,+ en mijn woede is ontbrand tegen deze plaats en zal niet worden geblust.’”’+
11 Maar GIJ zijt het die Jehovah verlaat,+ die mijn heilige berg vergeet,+ die een tafel in orde brengt voor de god van het Geluk*+ en die gemengde wijn schenkt voor de god van het Lot.*+
13 ’want er zijn twee slechte dingen die mijn volk heeft gedaan: Mij, de bron van levend water,+ hebben zij verlaten,+ om zichzelf regenbakken uit te houwen, gebroken regenbakken, die het water niet kunnen houden.’
6 ’Gijzelf hebt mij in de steek gelaten’,+ is de uitspraak van Jehovah. ’Gij blijft slechts achterwaarts gaan.+ En ik zal mijn hand tegen u uitstrekken en u ten verderve brengen.+ Ik ben het moe geworden, spijt te gevoelen.+
13 O Jehovah, de hoop van I̱sraël,+ allen die u verlaten, zullen beschaamd worden.+ Zij die afvallig worden van mij+ zullen zelfs in de aarde geschreven worden, omdat zij de bron van levend water, Jehovah, hebben verlaten.+
5 wij hebben gezondigd+ en onrecht gedaan en goddeloos gehandeld en zijn weerspannig geweest;+ en er is van uw geboden en van uw rechterlijke beslissingen afgeweken.+