In de velddienst anderen helpen
1 De christelijke gemeente is van meet af aan een organisatie van evangeliepredikers geweest. Jezus leidde zijn discipelen persoonlijk in de predikingsactiviteit op en „begon hen twee aan twee uit te zenden” (Mark. 6:7; Luk. 8:1). De apostel Paulus maakte melding van zijn „medewerkers” in de gemeente Filippi, die ’zijde aan zijde met hem hadden gestreden voor het goede nieuws’ (Fil. 4:3). Hoewel het niet altijd nodig is een partner in de bediening te hebben, stellen de meesten van ons het op prijs door iemand vergezeld te worden (Pred. 4:9). Hoe kunnen wij elkaar dus tijdens de prediking aanmoedigen en helpen?
2 Een van de doeleinden van onze velddienstbijeenkomsten is, hulp te geven aan nieuwere en minder ervaren verkondigers (om blz. 79, 80, 99). Zelfs pas aangestelde pioniers zullen misschien graag met meer ervaren verkondigers of met een ouderling of een dienaar in de bediening willen werken. Wat een schitterende gelegenheid voor „een uitwisseling van aanmoediging”! — Rom. 1:12.
3 Uit veiligheidsoverwegingen kan het in sommige gebieden raadzaam zijn wanneer verkondigers met elkaar samenwerken. Ook zullen reeds gemaakte afspraken om met iemand samen te werken, soms gewijzigd moeten worden teneinde minder ervaren verkondigers die op de velddienstbijeenkomst zijn, ter wille te zijn. Mocht dit aan ons gevraagd worden, dan zou het werkelijk van liefde getuigen wanneer wij bereid zijn eventueel noodzakelijke wijzigingen aan te brengen om ’de zwakken bij te staan’, ook al werken wij meestal met een vaste partner in de dienst. — Hand. 20:35.
WERK EENSGEZIND SAMEN
4 Als wij iemand in de velddienst vergezellen, moeten wij eensgezind samenwerken, als een team. (Vergelijk 1 Korinthiërs 3:6, 9.) Beiden kunnen een aandeel hebben aan het geven van getuigenis, misschien door om beurten een gesprek aan de deur te beginnen. Goede manieren schrijven voor dat wij beleefd en aandachtig luisteren wanneer onze partner spreekt.
5 Hoewel het soms zinvol kan zijn om deel te nemen aan een gesprek waarin onze partner de leiding heeft, moet dit oordeelkundig gebeuren. Wij zullen een bepaalde gedachtengang die bij de huisbewoner aanslaat niet willen onderbreken. Ongetwijfeld zal een minder ervaren verkondiger het op prijs stellen om, op momenten dat hij problemen ondervindt bij het ontzenuwen van een tegenwerping, passende hulp te krijgen. — Pred. 4:12.
6 De tijd die nodig is om van het ene naar het andere huis te gaan, kunnen wij goed benutten door manieren te bespreken waarop wij onze aanbieding kunnen verbeteren. Misschien zou het gebruik van een van de inleidingen in het Redeneren-boek of een suggestie in Onze Koninkrijksdienst doeltreffender blijken te zijn. Door met elkaar samen te werken, kunnen wij elkaar ook beter leren kennen en de banden van onze christelijke broederschap versterken.
7 Onze bediening is werkelijk een hooggewaardeerde schat (2 Kor. 4:1, 7). Als wij in de gelegenheid zijn om met anderen in de velddienst te werken, kunnen wij bij elkaar een diepe waardering opbouwen voor ons heilige werk. Terzelfder tijd zullen wij door elkaar aangemoedigd worden en van elkaar leren, met als resultaat meer vreugde, een grotere doeltreffendheid in het geven van getuigenis en een voldoening schenkend gevoel van eenheid met onze broeders en zusters. — Psalm 133:1.