Is Noachs ark gevonden?
MEER dan vierduizend jaar geleden overleefden Noach en zijn gezin een wereldomvattende vloed, door zich in een grote houten ark in veiligheid te stellen. Na de Vloed, aldus de bijbel, „kwam de ark op de bergen van Ararat te rusten” (Gen. 8:4). Wat er daarna met de ark gebeurde, vermeldt de Schrift niet.
In het voorjaar van 1974 verschenen er in allerlei kranten berichten over minstens acht Amerikaanse groepen die toestemming zochten om de 5156 meter hoge Ararat te beklimmen voor een speurtocht naar de ark. Die toestemming was echter moeilijk te verkrijgen omdat de moderne berg in een politiek gevoelig gebied is gelegen, op de grens namelijk van Turkije, Perzië en de Sovjetrussische republiek Armenië. Slechts vier groepen schijnen er vorig jaar in geslaagd te zijn de Ararat te beklimmen.
Waarom al die belangstelling voor het vinden van Noachs ark? En hebben deze expedities het overtuigende bewijs geleverd dat de ark zich nog steeds op de berg bevindt?
Zij beweren hem gezien te hebben
Velen houden inderdaad bij hoog en laag vol dat de ark nog steeds op de berg Ararat ligt. Ook in de folklore van de Koerdische stammen, die in de zomer hun kudden op de lager gelegen hellingen van de Ararat hoeden, is er sprake van. Al meer dan één buitenlandse onderzoeker heeft tot zijn nijd moeten ervaren dat plaatselijke dragers weigerden de berg tot voorbij een bepaald punt verder te beklimmen. Het gebied daarboven beschouwen zij als een „magische zone”. Het bijgeloof wil dat de ark er nog steeds is en dat God geen mens zal toestaan deze te benaderen.
In het boek Noah’s Ark: Fact or Fable maakt de schrijfster V. Cummings melding van meer dan tien „verslagen over de ontdekking van een ark-achtige structuur van met de hand bewerkt hout op de boomloze Ararat”, waarvan het eerste uit het midden van de negentiende eeuw dateert.
Dit boek spreekt voorts over diverse veronderstelde bezoeken die aan de ark zouden zijn gebracht. Zo schijnt een bejaarde Armeen naar eigen zeggen in 1856 met zijn vader bij de ark te zijn geweest. Bij die gelegenheid dienden de twee Armenen als gids voor drie bezoekende geleerden. Volgens het verhaal vonden zij de ark en gingen er naar binnen. Binnenin ontdekten zij dat ze in een groot aantal compartimenten was onderverdeeld. Maar kennelijk waren de geleerden met de bedoeling gekomen het verslag over Noachs ark als een verdichtsel aan de kaak te stellen, want zij bedreigden de gidsen met de dood wanneer er ook maar één woord over de ontdekking zou uitlekken.
Pas nadat de Armeen vermoedde dat al zijn bedreigers overleden waren, vertelde hij zijn verhaal aan een vriend, die het opschreef. Deze vriend beweert later een kort krantebericht te hebben gelezen over een Londense geleerde die op zijn sterfbed had bekend de ark te hebben gezien. Helaas zijn zowel het kranteknipsel als het verslag van de Armeen in het vuur verloren gegaan.
Op 10 augustus 1883 bevatte de Chicago Tribune een verhaal over een groep deskundigen die in opdracht van de Turkse regering een onderzoek moesten instellen naar het voorkomen van lawines op de Ararat. Volgens het kranteverhaal „stuitten zij op een gigantisch bouwsel van hout dat uit een gletsjer stak”. Naar verluidt hadden plaatselijke bewoners van de streek het al zes jaar lang gezien maar waren ze te bang geweest er dichterbij te komen omdat „men een geest met een vreeswekkend aangezicht uit het bovenvenster had zien turen”. Het onderzoekteam, aldus het verslag in de Tribune, ging het bouwsel binnen en stelde vast dat de binnenkant in vertrekken van vier en een halve meter hoogte was onderverdeeld.
Een andere Armeen heeft beweerd dat hij omstreeks 1905 met zijn grootvader een bezoek aan de ark heeft gebracht. Interessant is dat hij het vaartuig beschreef als „een soort van aak,” lang en smal, met een platte neus en een platte bodem. Het bezat venstergaten, aan de bovenkant, onder het overhangende dak. Deze openingen waren ongeveer 45 centimeter hoog en 75 centimeter lang, en liepen langs de gehele zijkant van het bouwsel. Het bestond duidelijk uit hout, weliswaar versteend en zo hard als rots, maar toch hout.
Doorslaggevende bewijzen moeilijk te leveren
Velen zijn ervan overtuigd dat deze beëdigde getuigen de waarheid spreken. Wat voor reden, zo redeneert men, zouden zij hebben zo’n verhaal te verzinnen? Aan de andere kant blijken bij een eerlijk onderzoek doorslaggevende bewijzen omtrent de aanwezigheid van de ark moeilijk te leveren.
Als voorbeeld kan verwezen worden naar berichten over waarnemingen van de ark vanuit een vliegtuig. Een van deze berichten wekte in 1917 de belangstelling van de Russische tsaar. Hij zond twee compagnieën soldaten om de berg te beklimmen. Naar wordt aangenomen, spoorden zij de ark op, namen er foto’s van en zonden een volledig verslag van hun bevindingen naar de tsaar. Aan een verslag hierover wordt echter toegevoegd: „Een paar dagen nadat deze expeditie haar verslag naar de tsaar had gezonden, werd de regering omvergeworpen en nam het goddeloze bolsjewisme de macht over, zodat het verslag nooit openbaar is gemaakt en waarschijnlijk vernietigd is.”
Meer recent, in de zomer van 1953, was er een olie- en pijpleidingingenieur die beweerde verscheidene duidelijke foto’s en kaarten te hebben van het gebied waar hij op een bergrichel een soort boeg van een schip had waargenomen. Maar enige jaren later, vlak na zijn dood, waren deze foto’s verdwenen.
Zelfs luchtfoto’s kunnen misleidend zijn. Zo werd bijvoorbeeld in 1960 een foto genomen van iets dat men definitief voor de ark hield. Maar het bleek slechts een rotsformatie te zijn. En nog maar heel kort geleden, in februari 1974, was er een Amerikaanse senator die aankondigde dat op satellietfoto’s iets bijzonders te zien was „dat anders leek te zijn dan andere materialen die op de berg worden aangetroffen . . . Iets van ongeveer de juiste vorm en grootte om de ark te kunnen zijn”. Maar een functionaris van de NASA verklaarde in een krante-interview dat het „tamelijk onwaarschijnlijk” is dat een voorwerp ter grootte van de ark waargenomen zou kunnen worden op een foto die vanaf de hoogte van een satelliet genomen is.
Hout van de ark?
Sommige expedities zijn met hout teruggekomen dat van de ark afkomstig zou moeten zijn. In 1876 ontdekte J. Bryce op 4000 meter hoogte een stuk handbewerkt hout met een lengte van ongeveer 1,20 meter en een dikte van 13 centimeter. In 1955 trok Fernand Navarra een stuk handbewerkt hout uit een vierentwintig meter diepe spleet. In 1969 deed hij een soortgelijke vondst. Ondanks laboratoriumproeven kan men het over de ouderdom van dit hout echter niet eens worden.
En zelfs al zou overtuigend worden aangetoond dat dit hout afkomstig is uit de tijd van Noach, meer dan 4300 jaar geleden, zou daar dan ook automatisch uit volgen dat het van de ark afkomstig moet zijn? Ongetwijfeld bestonden er in de tijd van Noach nog wel andere houten constructies dan alleen de ark (Luk. 17:26-28). Fragmenten daarvan kunnen door de wateren van de Vloed over grote afstand, tot de berg Ararat aan toe, zijn meegevoerd. Het overtuigende bewijs dat de houtstukken van de Ararat van Noachs ark afkomstig zijn, moet nog geleverd worden.
Het zoeken gaat verder
Ondanks de moeilijkheden en teleurstellingen, bestaat er grote belangstelling voor het vinden van de ark. Eén moderne onderzoeker, de Amerikaan E. Cummings, heeft de Ararat tijdens zes expedities al zestien maal beklommen; dertig jaar lang hebben hij en zijn vrouw reeds informatie over het onderwerp ingezameld. Hij voorspelt dat de ontdekking van de ark binnen de komende „twee of drie jaar” zal plaatsvinden.
Eén groep, de „Holy Ground Mission Changing Center of Palestine” geheten, heeft enkele boute beweringen gepubliceerd over hun vermeende ontdekking van de ark. Tom Crotzer, een woordvoerder van de groep, beweert met grote stelligheid dat zij de ark gezien en gefotografeerd hebben op een afstand van „ongeveer 850 meter”; zij konden er alleen niet dichterbij komen omdat hun daarvoor de juiste klimuitrusting ontbrak.
Van deze organisatie ontving Ontwaakt! een zwart-witvergroting van twintig bij vijfentwintig centimeter van de beweerde opname van de ark. Was dit overtuigend? De vergroting werd door zeven beroepsfotografen bekeken, van wie er vijf van mening waren dat de vage foto geen afdruk van een origineel negatief was, maar een foto van een foto, die tekenen van retouche vertoonde, vooral aangebracht om de indruk te wekken of te versterken dat de zijkant uit planken zou bestaan. Volgens de andere twee fotografen was de foto van zo’n slechte kwaliteit dat het „bijna alles kon zijn”.
Dick Kent, wiens werk in de bladen Time, Life en Newsweek is verschenen, merkte op: „Het zou een rotsformatie kunnen zijn waaraan iemand lijnstrepen heeft toegevoegd om de indruk van planken te wekken.”
Tijdens de zomer van 1974 waren er twee groepen die een bezoek aan de Ararat brachten om een filmdocumentaire over het zoeken naar de ark te maken. Beide groepen beweren dat zij de plek hebben bezocht waar Fernand Navarra hout vond. Iemand anders, een zekere Gunnar Smars, beweert dat hij anderhalf jaar terug de Ararat beklommen heeft om „ongeveer tien specifieke plaatsen” aan een onderzoek te onderwerpen, ten einde de mogelijke ligging van de ark nader te kunnen bepalen. Smars heeft niet de bedoeling terug te keren.
Geen van de groepen die toentertijd een bezoek aan de Ararat brachten, kwam met iets terug dat een doorslaggevend bewijs zou kunnen vormen voor het idee dat Noachs ark zich nog steeds daar bevindt. De verhalen erover blijven vaag.
Wat zijn de motieven?
De ontberingen die vele onderzoekers op de gevaarlijke Ararat hebben geleden, vormen een aanbeveling voor hun oprechte bedoelingen. Het is duidelijk dat veel mensen geloven dat de ark er nog altijd is. Volgens één onderzoeker zal de ontdekking ervan „de grootse climax vormen van alle archeologische ontdekkingen, een absolute ondersteuning van de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van het bijbelse bericht”. Hij, en met hem vele anderen, zijn van mening dat het vinden van de ark vele ongelovigen tot geloof in God zal brengen.
Hoe prijzenswaardig dit motief echter ook is, andere overwegingen zal men niet over het hoofd mogen zien. ’De grootse climax van alle archeologische ontdekkingen’ op zijn naam te kunnen schrijven, zou voor menig onderzoeker een grote persoonlijke eer zijn. En het financiële gewin? Enkelen hebben reeds kapitalen verdiend aan de boeken die zij over het onderwerp hebben geschreven.
Opmerkelijk is in dit verband trouwens het opvallende gebrek aan vertrouwen en samenwerking tussen de groepen onderzoekers onderling. Navarra bericht dat toen zijn groep van de Ararat terugkeerde met wat, naar zij dachten, hout van de ark was, zij twee andere groepen tegenkwamen op weg naar de berg. Navarra vertelt dat de leden van zijn gezelschap hun ontdekking niet met de personen van de andere groepen deelden. Hij geeft toe dat er „een sfeer van quasi-geheimhouding” heerste.
In de zomer van 1974 was die zelfde geest van wedijver opnieuw waarneembaar. Alle groepen gedroegen zich als afzonderlijke eenheden, zonder enige vorm van onderlinge samenwerking. Bepaalde expedities waren zelfs in het geheel niet op de hoogte van de aanwezigheid van andere onderzoekteams, ook al deelden zij in sommige gevallen hetzelfde hotel. Zelfs na terugkeer in de Verenigde Staten ontstond er geen uitwisseling van informatie.
Veroorzaakt deze ’sfeer van geheimhouding’ niet veel onnodig en dubbel werk en zinloze uitgaven van extra geld? Vanwaar dit gebrek aan samenwerking als het vinden van de ark het enige motief zou zijn?
Nog een probleem: volgens John Bradley, van de organisatie SEARCH, die in voorafgaande jaren tochten naar de Ararat heeft ondernomen, heeft niemand in 1974 toestemming gehad de berg te beklimmen: de vier partijen die niettemin toch zijn gegaan, moeten er dus op een andere manier zijn gekomen. En Bart Larue geeft ook inderdaad toe dat zijn groep er zonder toestemming wist te komen door „iedereen met geld om te kopen”, tot zelfs een compagnie Turkse soldaten toe, aldus een artikel in de Washington Star. Maar als mensen al niet voor bedrog en omkoperij terugschrikken om hun doel te bereiken, hoe staat het dan met de waarheidsgetrouwheid van hetgeen zij vertellen? Zullen ze het dan naar alle waarschijnlijkheid ook daar niet al te nauw mee nemen?
Dit alles is het overwegen waard alvorens te veel geloof aan bepaalde gepubliceerde beweringen te hechten. Men moet oppassen vage aanwijzingen niet direct als bewezen feiten te gaan zien. Er is echter nog iets, iets dat het overdenken nog veel meer waard is. Wat dan wel?
Houd in gedachten dat de apostel Paulus over christenen verklaarde dat zij ’door geloof wandelen en niet door aanschouwen’ (2 Kor. 5:7). „Geloof” is volgens Hebreeën 11:1 „de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die echter niet worden gezien”. Christenen hoeven geen oude voorwerpen te ’zien’ om geloof in God en zijn geïnspireerde Woord te stellen. — 2 Tim. 3:16.
En zouden wij anderzijds mogen verwachten dat de ontdekking van Noachs ark een grote schare sceptici ertoe zou bewegen geloof in de bijbel te gaan stellen? In een van zijn gelijkenissen verklaarde Jezus dat veel van zulke personen ’zich zelfs niet zullen laten overreden als er iemand uit de doden opstaat’, toch een nog veel indrukwekkender feit dan het vinden van de ark (Luk. 16:31). De juistheid van deze opmerking werd duidelijk gedemonstreerd toen Jezus Lazarus uit de doden opwekte, waarop zijn religieuze tegenstanders beraadslaagden om zowel Jezus als Lazarus te doden. — Joh. 11:45-53; 12:9, 11.
Het zoeken naar Noachs ark is een interessante onderneming. Overal zullen christenen graag volledig op de hoogte zijn van alles wat met de bijbelse geschiedenis verband houdt. Belangrijk is echter in gedachten te houden dat noch een sensationele archeologische vondst noch een rechtstreeks wonder heden ten dage nodig is om een christen te doen geloven. Het is zoals de apostel Johannes het stelt: „Jezus heeft weliswaar nog vele andere tekenen in het bijzijn van de discipelen verricht, die niet in deze boekrol zijn opgetekend. Maar deze zijn opgetekend opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt hebben door middel van zijn naam.” — Joh. 20:30, 31.
[Kaart op blz. 17]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Zwarte Zee
U.S.S.R.
ARARAT
TURKIJE
IRAN
Vanmeer
[Illustratie op blz. 19]
Foto die door één groep als bewijs (?) is overgelegd dat de ark is opgespoord