De kameel — Het bultige wonder van de woestijn
VOOR miljoenen mensen die leven in de droge streken van Azië en Afrika is de kameel een bijzonder belangrijk dier dat hen van voedsel, kleding en beschutting voorziet en als hun belangrijkste transport- en trekmiddel dient.
Men ziet kamelen voor de ploeg, aan het werk bij waterwielen voor de irrigatie en met zware lasten op hun rug door het woestijnzand ploegen. Ze zijn een bron van melk en kaas, terwijl het vet uit hun bulten voor boter wordt gebruikt. Jonge slachtkamelen leveren vlees dat veel lijkt op kalfsvlees. En kameelhaar wordt tot stof voor kleding, tenten en dekens geweven. Van de huid is een verscheidenheid van leerprodukten te maken, waaronder ook schoeisel en zadels. En zelfs de beenderen vinden na gedroogd te zijn nog een bestemming als materiaal voor kunstvoorwerpen.
Van de twee basissoorten die men bij de kamelen onderscheidt — de eenbultige dromedaris en de tweebultige echte kameel — is de echte kameel, en dan met name de tamme huiskameel, het sterkst. Hij heeft ook langer en dikker haar dan de dromedaris en is daardoor beter bestand tegen de kou. Met een last van 180 kilo op zijn rug kan hij in een tempo van drie tot vijf kilometer per uur een afstand van ca. 50 kilometer per dag afleggen.
De dromedaris met zijn ene bult is speciaal gefokt om op te rijden en snel mee te reizen. Snelheden van 16 kilometer per uur en afstanden van 160 kilometer per dag, door de woestijn, zijn heel gewoon voor hem. Aangezien de kameel en de dromedaris bij het lopen beurtelings hun beide rechter- en linkerpoten voorwaarts zetten — de zogenaamde telgang — is bij hoge snelheid een ritje op hun rug niet zo comfortabel. Op deze „schepen van de woestijn” kan men zelfs behoorlijk „zeeziek” worden.
Ze hebben bovendien niet de aangenaamste manieren, dat moet gezegd worden. Wee de man die een kameel of dromedaris mishandelt! Hij hoeft niet verbaasd te staan wanneer het dier hem, misschien dagen later, plotseling in het gelaat spuugt. En wanneer men een kameel heeft beladen, zal hij waarschijnlijk pas na luid gejammer en onder protesten overeind komen.
Goed toegerust voor woestijngebieden
Deze dieren zijn ideaal geschikt voor het leven in woestijngebieden. Hun haar verschaft overdag een voortreffelijke isolatie tegen de hete zon en ’s nachts tegen de kou. Borst en kniegewrichten zijn vanaf de geboorte voorzien van kale plekken welke zich in de loop van een paar maanden ontwikkelen tot dikke, taaie, leerachtige huidstukken, die wanneer het dier op de grond rust, de borst en knieën tegen verwondingen beschermen. En de poten van zowel de kameel als de dromedaris eindigen in brede voeten met twee tenen, die zich bij het lopen spreiden en aldus verhinderen dat het dier in het zachte, mulle woestijnzand wegzinkt.
Kamelen hebben geen last van opwaaiend zand en stof. Ze kunnen hun lange, spleetvormige neusopeningen sluiten wanneer ze maar willen en hun ogen zijn voorzien van lange oogwimpers en zware oogleden. De oren? Die staan ver naar achteren op de kop en zijn zowel aan de binnen als de buitenkant met haar overdekt. Dus ook die zijn goed beschermd tegen zand.
Voedsel biedt voor de kameel geen probleem. De binnenhuid van zijn bek is zo taai dat het dier de doornigste planten zonder letsel kan eten.
De bulten van de kameel wegen bijna 40 kilo elk en bestaan hoofdzakelijk uit vet. Men zou ze kunnen beschouwen als een soort van draagbare provisiekast. Wanneer het dier sterk van deze opgeslagen reserve afhankelijk is, ziet men de bulten slinken, tot ze misschien zelfs omvallen en als lege zakken over zijn rug hangen. Heeft de kameel zich weer gevoed, dan vullen de bulten zich weer vanzelf.
Wanneer water in normale hoeveelheden beschikbaar is, drinkt een kameel wel 19 tot 26 liter per dag. Maar is het er niet, dan kan hij het ook tijdenlang zonder stellen. Dat is een van de opmerkelijkste kenmerken van deze dieren, waarvan bekend is dat ze beladen wel acht dagen zonder drinkwater hebben gelopen. Vierendertig dagen is hun absolute record.
Hoe kan een kameel zonder drinkwater in leven blijven? Hij heeft geen water in zijn bulten en evenmin in zijn maag opgeslagen. Natuurlijk betrekt hij wel enig water uit de gewassen die hij eet. Maar de voornaamste verklaring voor hun uithoudingsvermogen onder droge omstandigheden schijnt wel gelegen te zijn in hun vermogen om water in hun weefsels op te slaan en het daar ook weer in aanzienlijke hoeveelheden uit te kunnen betrekken, zonder er nadelige gevolgen van te ondervinden. Hun lichaamstemperatuur kan wel met 6 graden Celsius stijgen zonder dat ze daar noemenswaardige last van ondervinden. En terwijl een mens al in ernstige moeilijkheden verkeert wanneer hij een tiende van zijn lichaamsgewicht aan water verliest, kan een kameel wel een kwart van zijn lichaamsgewicht aan water kwijtraken, zonder dat hij eronder bezwijkt. Het dier verliest namelijk hoofdzakelijk vocht uit zijn weefsels, terwijl zijn bloed nauwelijks indikt. Bij de mens wordt zowel aan het bloed als aan de weefsels water onttrokken. Het opmerkelijkste verschil tussen het bloed van de mens en het bloed van de kameel is voorts de vorm van de rode bloedlichaampjes, die bij de kameel ovaalvormig en bij de mens schijfvormig zijn.
Na zo’n lange tijd zonder water, kan een kameel in tien minuten wel 102 liter water opzwelgen. De uitgedroogde weefsels van het dier nemen dit water op. En in korte tijd ziet men een uitgemergelde kameel weer zijn normale gedaante aannemen.
Ja, werkelijk, de kameel is een bijzonder schepsel dat ideaal geschikt is voor het leven in woestijnachtige gebieden. Al eeuwenlang heeft hij de mensen gediend, en ongetwijfeld zal hij daaraan nog vele jaren toevoegen.