Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 869-871
  • Kameel

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Kameel
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • FIGUURLIJK GEBRUIK
  • Kameel
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • De Arabische kameel — Afrika’s universele vervoermiddel
    Ontwaakt! 1992
  • De kameel — Het bultige wonder van de woestijn
    Ontwaakt! 1977
  • Een bezoek aan de kamelenmarkt van Omdoerman
    Ontwaakt! 1995
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 869-871

KAMEEL.

Een dier dat door de mens sinds lang als lastdier en transportmiddel wordt gebruikt, vooral in de woestijngebieden. Er zijn twee soorten kamelen: de Bactrische kameel en de Arabische kameel of dromedaris. De eerste heeft twee bulten op zijn rug, is sterker dan de laatste en kan zwaardere vrachten dragen; de laatste, die naar men aanneemt over het algemeen in de bijbel wordt bedoeld, heeft slechts één bult.

De eigenschappen van de kameel maken hem bij uitstek geschikt voor het leven in woestijngebieden, waar hij de plaats inneemt die in andere landen gewoonlijk aan paard of ezel voorbehouden is. Een dichte beharing beschermt het dier tegen de woestijnhitte. Zijn lange, spleetachtige neusgaten kunnen naar believen gesloten worden, een nuttige voorzorg tegen opwaaiend zand. Zijn ogen worden door zware oogleden en lange wimpers tegen verzengende zandstormen beschermd. De voetzolen van de kameel zijn voorzien van een verharde huid en zijn door hun kussenachtige structuur opmerkelijk geschikt voor het lopen op zacht, mul zand. Borst en knieën worden beschermd door eeltkussens, waar het dier bij het liggen op rust. Deze kussens zijn bij de geboorte al aanwezig. Het sterke gebit van de kameel stelt hem in staat vrijwel alles te kauwen. Dit dier heeft slechts weinig graanvoer nodig en kan op gewone woestijnplanten leven, waardoor het bijzonder economisch in het gebruik is.

De bult van de kameel doet dienst als een soort draagbare provisiekast. Hierin wordt het grootste deel van zijn reservevoedsel opgeslagen. Als de kameel genoodzaakt is te lang achtereen op zijn opgeslagen reserves te teren, staat de bult niet meer rechtop, maar helt over en hangt als een lege zak langs zijn rug. In de oudheid werden, zoals dat ook nu nog geschiedt, vrachten op de bulten van de kamelen gelegd (Jes. 30:6). In de Schrift wordt ook melding gemaakt van een „mand van het vrouwenzadel van de kameel”, dat ongetwijfeld op de bult van de kameel was geplaatst. — Gen. 31:34.

In tegenstelling tot de algemene opvatting heeft de kameel bijna evenveel water nodig als een paard. Wanneer er water voorhanden is, drinkt hij wel 20 tot 25 l per dag. Maar het opmerkelijke aan de kameel is zijn uithoudingsvermogen wanneer hij gedwongen is het zonder water te stellen. Met een last van ongeveer 180 kg en in een tempo van zo’n 40 tot 48 km per dag, kan een kameel wel acht dagen zonder water. Van één kameel is bekend dat hij het 34 dagen volgehouden heeft zonder water te drinken, maar dat is een uitzondering.

Hoe het komt dat de kameel het zo lang zonder water kan stellen, daarover lopen de zienswijzen uiteen. Over het algemeen denkt men thans dat het komt doordat hij het grootste deel van het water dat hij drinkt, vasthoudt. Zijn lichaamstemperatuur kan zonder merkbare gevolgen ongeveer 6 °C stijgen. De kameel kan een vochtverlies van meer dan 30% van zijn gewicht verdragen, terwijl die grens voor de mens bij ongeveer 10% ligt. Hij verliest door transpiratie niet zo snel vocht als andere dieren. Zijn bloed is in zoverre uniek dat zelfs bij dagenlang watergebrek het verlies aan vloeistof minimaal is.

Van sommige kamelen is bekend dat ze zich verbazend snel verplaatst hebben. Er is een geval geregistreerd van een kameel die in twee en een halve dag een afstand van ca. 850 km aflegde. Maar zodra een kameel een hoge snelheid bereikt, wordt zijn gang erg schokkend en stoterig doordat hij de beide rechterpoten gelijktijdig voorwaarts plaatst en daarna de beide linkerpoten. In 1 Samuël 30:17 wordt op snelle kamelen gezinspeeld. Slechts de 400 jonge mannen die op kamelen reden, ontkwamen toen David de roversbende van de Amalekieten neersloeg.

De kameel was volgens de Wet een onrein dier en werd derhalve door de Israëlieten niet als voedsel gebruikt (Lev. 11:4; Deut. 14:7). Kameelhaar werd echter tot stof geweven. Johannes de Doper droeg een kledingstuk van deze stof (Matth. 3:4; Mark. 1:6). Zelfs nu nog wordt stof van kameelhaar gebruikt voor het vervaardigen van kledingstukken.

De eerste vermelding van de kameel in de bijbel houdt verband met Abrahams tijdelijke verblijf in Egypte, waar hij een aantal van deze lastdieren verwierf (Gen. 12:16). Sommigen hebben de zienswijze gehuldigd dat deze vroege vermelding van kamelen op een anachronisme berust en voeren ter staving van hun bewering aan dat op monumenten elke aanwijzing voor het bestaan van de huiskameel ontbreekt. Over dit punt schrijft professor J. P. Free echter in zijn boek Archaeology and Bible History (blz. 170): „In het licht van het bewijsmateriaal zoals kamelebeeldjes, kamelebeenderen en andere bewijzen uit het archeologisch materiaal” van nog veel vroegere datum, „is het aanmatigend voorbij te gaan aan de vermelding van het feit dat Abraham in Egypte kamelen bezat (Gen. 12:16).”

Toen de profeet Jesaja de val van Babylon voorzei, zinspeelde hij op de overwinningslegers door het symbool van een „strijdwagen met kamelen” te gebruiken (Jes. 21:7). Volgens de Griekse geschiedschrijver Herodotus (I, 80) bediende Cyrus zich bij zijn militaire veldtochten van kamelen. Gods volk dat uit gevangenschap is teruggekeerd, wordt beschreven als overdekt door een „deinende massa van kamelen”, die alle schatting aandragen. Kamelen worden ook genoemd onder de lastdieren die de broeders van Gods dienstknechten uit alle natiën „als een gave aan Jehovah” naar Jeruzalem brengen (Jes. 60:6; 66:20). Interessant is dat toen Jesaja’s herstellingsprofetie de eerste keer in vervulling ging, er zich onder de levende have van de joden die in 537 v.G.T. uit Babylon terugkeerden, 435 kamelen bevonden. — Ezra 2:67; Neh. 7:69.

FIGUURLIJK GEBRUIK

Jezus maakte melding van de kameel in figuurlijke zin. Bij één gelegenheid wees hij erop dat het voor een kameel gemakkelijker zou zijn door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke het Koninkrijk binnen te gaan (Matth. 19:24; Mark. 10:25; Luk. 18:25). De vraag is gerezen of het in dit geval niet juister zou zijn „kameel” weer te geven met „touw”. George M. Lamsa gebruikt in zijn vertaling zelfs het Engelse woord voor „touw” in de hoofdtekst, en een voetnoot bij Mattheüs 19:24 luidt: „Het Aramese woord gamla betekent touw en kameel.” Ook lijken de Griekse woorden voor touw (kaʹmi·los) en kameel (ka·meʹlos) zeer veel op elkaar, en er is wel geopperd dat de twee Griekse woorden met elkaar verward zijn. Opgemerkt dient echter te worden dat in A Greek-English Lexicon van Liddell en Scott kaʹmi·los als „touw” wordt omschreven, maar dat eraan toegevoegd wordt: „Misschien gevormd als gevolg van een emendatie van de uitdrukking: ’Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke het koninkrijk Gods binnen te gaan’”, waarmee te kennen wordt gegeven dat in de Griekse tekst ka·meʹlos stond en niet kaʹmi·los.

In de oudste nog voorhanden zijnde Griekse handschriften van het evangelie van Mattheüs — het Sinaïtische handschrift, het Vaticaanse handschrift nr. 1209 en het Alexandrijnse handschrift — staat het woord ka·meʹlos. Er zijn aanwijzingen dat Mattheüs zijn verslag over het leven van Jezus eerst in het Hebreeuws heeft geschreven en het vervolgens in het Grieks heeft vertaald. Hij wist derhalve precies wat Jezus gezegd en bedoeld had, en daarom wist hij ook het juiste Griekse woord en dit woord luidt volgens de oudste nog voorhanden zijnde handschriften ka·meʹlos. Wij hebben dus alle reden om aan te nemen dat „kameel” de juiste weergave is.

Door middel van deze sterk overdreven illustratie wees Jezus erop dat net zoals het voor een letterlijke kameel onmogelijk is door het oog van een letterlijke naald te gaan, het voor een rijke nog onmogelijker was Gods koninkrijk binnen te gaan zolang hij zich aan zijn rijkdom bleef vastklampen.

In zijn veroordeling van de huichelachtige Farizeeën zei Jezus dat zij ’de mug uitzeven maar de kameel doorzwelgen’. Het is interessant dat die mannen de mug niet alleen uit hun wijn zeefden omdat ze een insekt was, maar omdat ze ceremonieel onrein was; toch zwolgen zij figuurlijk gesproken kamelen door, die eveneens onrein waren. Terwijl zij erop stonden dat de Wet tot in de kleinste bijzonderheden werd nageleefd, gingen zij volledig voorbij aan de belangrijkere dingen — gerechtigheid, barmhartigheid en getrouwheid. — Matth. 23:23, 24.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen