De Arabische kameel — Afrika’s universele vervoermiddel
Door Ontwaakt!-correspondent in Tsjaad
WANNEER men voor het eerst ziet hoe een kameel zich op zijn slungelige poten met lange, soepele stappen voortbeweegt terwijl hij zijn neus in de lucht heeft en zijn bult van de ene naar de andere kant zwaait, staat men werkelijk versteld. Sommigen vinden zelfs dat het lijkt alsof de kameel is gemaakt van onderdelen die bij de schepping waren overgebleven!
Waarom die vreemde bult, de lange nek, de spillepoten en de kolossale ronde voeten, om maar niet te spreken van die lange, gekrulde wimpers? Hoe onbeholpen hij ook lijkt, de Arabische kameel is door de eeuwen heen zeer gewaardeerd.
Toen een nuttig schepsel . . .
Het schijnt dat de dromedaris, of Arabische kameel (één bult), reeds in Abrahams tijd op grote schaal werd gebruikt. Abraham zelf verwierf tijdens zijn verblijf in Egypte een aantal exemplaren (Genesis 12:16). Ja, het kan zelfs zijn dat hij zijn beroemde reis van Ur der Chaldeeën naar het land Kanaän rijdend op een kameel maakte.
Job bezat kamelen. Zijn kudde telde zo’n 3000 stuks en mede daardoor was hij in dat deel van de wereld een van de rijkste mensen (Job 1:3). Kamelen werden door de mens zowel in Egypte als elders dus al minstens 4000 jaar lang naar waarde geschat.
Ze werden tegen de tweede eeuw G.T. in de rest van Noord-Afrika ingevoerd. Hierdoor waren hun eigenaars in staat in de Sahara een nomadische leefwijze te ontwikkelen, wat zonder de kameel onmogelijk zou zijn geweest.
Uiteindelijk ontwikkelden deze nomaden routes door de woestijn en gingen slavenhandel drijven. Zij kochten slaven in het gebied direct ten zuiden van de Sahara en zetten hen in afgelegen oasen aan het werk, van waar zij nooit te voet zouden kunnen ontsnappen.
Lange kamelenkaravanen brachten zout door de woestijn naar plaatsen waar dit produkt schaars was en er daarom grote vraag naar was. Hoewel zijn rol in de slavenhandel voorbij is, en zijn rol in de zouthandel sterk is afgenomen, heeft de Arabische kameel nog lang niet afgedaan.
. . . en nu
Kamelenkaravanen komen nog steeds veel voor in het Sahel-Saharagebied van Afrika — een transportmiddel dat sinds Abrahams tijd niet is veranderd. De nomadenvolken zijn zeer afhankelijk van hun kamelen die in elk opzicht nog net zo belangrijk zijn voor hun levensstijl als gedurende de voorgaande millennia.
Omdat zij nomaden zijn, is transport voor hen van primair belang — transport van henzelf, van water, van levensmiddelen en van wat er ook maar aan huisraad nodig is. Zij melken de kameel ook en bewaren zorgvuldig zijn haar om er stof, dekens en tenten van te maken. De huid wordt als leer gebruikt, en zijn vlees wordt gegeten.
Karavanen leggen gemiddeld zo’n 40 kilometer per dag af. Maar in geval van nood kunnen sommige kamelen op één dag wel 160 kilometer halen. Dit is een belangrijk punt om in gedachte te houden wanneer waterbronnen misschien vele kilometers van elkaar verwijderd liggen.
Ze worden trouwens niet alleen in de uitgestrekte woestijngebieden gebruikt. Op veel markten hier in de Sahel is de kameel nog steeds een alledaagse verschijning en zijn zijn gegrom, gekreun en gemurmel nog steeds algemeen voorkomende geluiden. Kamelen worden gebruikt om mensen en handelswaar van het platteland naar de markt te brengen en daarbij vervoeren ze vaak lasten van wel 200 kilo of meer.
Het fokken van kamelen voor het vlees wordt gestimuleerd als een geschikt alternatief voor rundvlees aangezien veeteelt steeds moeilijker wordt naarmate de woestijnen oprukken. In N’Djamena, de hoofdstad van Tsjaad, werden in 1990 zo’n 1300 kamelen geconsumeerd, plus een onbekend aantal op het platteland. Meer dan eens kwam een onervaren westerling er vol verwondering achter dat het goedkope „rundvlees” dat hij op de markt aantrof in werkelijkheid kamelevlees was.
In deze zelfde stad is het niet ongebruikelijk een of meer van de dieren de straten op en neer te zien lopen met enorme zakken graan en een oppasser op hun rug. Het kan zijn dat de kameeleigenaar aan huis bezorgd, of misschien zoekt hij eenvoudig toekomstige klanten.
In sommige dorpen in de drogere gebieden van het land worden kamelen gebruikt om water uit hele diepe putten naar boven te halen. Een enorme emmer of van huiden gemaakte waterzak wordt aan het uiteinde van een lang touw gebonden en in de put neergelaten. Het andere uiteinde wordt ongeveer een meter boven de opening van de put over een katrol geplaatst en vervolgens aan de kameel bevestigd. Een jongen op de rug van de kameel geeft het bevel om te trekken en de emmer met het kostbare vocht wordt uit de put omhooggetrokken.
Overgebleven lichaamsdelen?
Uit een korte studie van de kameel blijkt dat zijn verschillende lichaamsdelen kennelijk zo werden ontworpen dat hij zich aan een warm, droog klimaat kan aanpassen. Deze lichaamsdelen zijn niet louter een speling der natuur. Ze bieden de kameel duidelijk voordelen in dit moeilijke deel van de wereld.
Waarom zo’n lange nek? Deze geeft de kameel hetzelfde voordeel als de giraffe, namelijk dat hij hierdoor van bomen kan eten. Net als de giraffe voedt hij zich vaak met de doornige acacia-achtige bomen die in de Sahel veel voorkomen. Het grootste gedeelte van het jaar valt er geen regen en daarom is er vaak niet veel bodembegroeiing te vinden; de bomen blijven door hun lange wortels in leven en worden het aangewezen voedsel voor kamelen.
Waarom de lange poten en de vreemde voeten? Behalve dat ze ertoe bijdragen dat de kameel door zijn hoogte gemakkelijk aan voedsel kan komen, geven zijn lange poten hem het voordeel van snelheid. Van een afstand lijkt de Arabische kameel op zijn akkertje voort te kuieren, maar wanneer men probeert hem te voet bij te houden, komt men er al snel achter dat de kameel met elke stap een flink eind vooruitkomt.
De grote, enigszins ronde voeten zijn vrij zacht en lijken zich te spreiden wanneer de kameel ze neerzet, waardoor hij gemakkelijk op zand kan lopen. De kleine harde hoef van een koe of een paard zou al gauw in het zand wegzakken, maar de kameel blijft er bovenop. De voetzool is vanaf de geboorte bedekt met een dikke laag eelt, zodat deze niet door het hete woestijnzand kan verbranden.
Maar kamelen hebben er moeite mee in de modder te lopen; vandaar dat ze in de regentijd uit de zuidelijke Sahel verdwijnen. Hun eigenaars nemen ze mee de woestijn in om te voorkomen dat ze uitglijden en misschien een poot breken of zich op een andere wijze bezeren.
En de beroemde bult? Sommigen zullen u vertellen dat hij dient om water in op te slaan, maar in feite bestaat hij voornamelijk uit vet en is in werkelijkheid voor het opslaan van voedsel. Een ondervoede kameel heeft vaak een geslonken bult die soms zelfs doorzakt of omvalt, maar na een paar weken goede voeding is de bult uiteindelijk weer hersteld.
Terloops zij opgemerkt dat de Bactrische of tweebultige kameel, die meer geschikt is voor de koudere woestijnen van Centraal-Azië, vrij gemakkelijk te kruisen is met de eenbultige kameel of dromedaris. Hieruit blijkt dat de twee vormen eenvoudig variëteiten binnen dezelfde „soort” zijn. — Genesis 1:24; zie ook Ontwaakt! van 8 december 1988, blz. 25.
En die lange gekrulde wimpers? Lang voordat de hedendaagse modewereld lange valse wimpers uitdacht, hadden kamelen echte, en niet zo maar voor de sier. Ze beschermen de ogen tegen opwaaiend zand, waardoor de kameel op de been kan blijven wanneer andere dieren verblind zouden worden en zouden moeten stoppen. Daarbij komt dat de lange, spleetvormige neusgaten wanneer de kameel inademt het zand eruit filteren en waterverlies bij het uitademen beperken door vocht aan de uitgeademde lucht te onttrekken.
Deze en andere eigenschappen van de kameel geven hem zijn befaamde vermogen om het enkele dagen zonder drinken te stellen. Hij kan met gemak een waterverlies van zelfs een derde van zijn lichaamsgewicht overleven. Maar wanneer hij eenmaal drinkt, wees dan voorbereid. Van kamelen is bekend dat zij in tien minuten tijd wel zo’n 135 liter water kunnen drinken ter vervanging van het vocht dat zij zijn kwijtgeraakt. Toen Rebekka aanbood om voor tien kamelen water te putten, was dat dus nogal een opgave! — Genesis 24:10, 19.
Hoewel de kameel voor de oningewijden misschien merkwaardig lijkt, is hij dus niet het produkt van toeval of een latere toevoeging aan de schepping. Hij is geen vreemde mengeling van overgebleven lichaamsdelen die niet voor andere dieren gebruikt konden worden. Hij mag er dan niet zo glanzend uitzien als het paard of zo kleurrijk als de pauw, maar de inwoners van Noord-Afrika bezien de Arabische kameel echt als een zegen van God, het bewijs van een intelligente Schepper. — Openbaring 4:11.
[Illustraties op blz. 23]
Met zijn lange nek, bult op zijn rug, van zoolkussentjes voorziene voeten en lange wimpers is de kameel goed toegerust voor het leven in de woestijn