Het gevangenisprobleem — Wat is het antwoord?
VORIG jaar, 16 augustus, ging op mijn bureau in Brooklyn, New York, de telefoon. Ik herkende de stem van een oude vriend, die mij vroeg: „Zou je een paar lezingen willen komen houden in de Angola-gevangenis, in Louisiana?”
Of ik wilde? Natuurlijk, graag zelfs! Ik was verheugd over de gelegenheid die mij hiertoe werd geboden.
Ongeveer een jaar daarvoor had ik gelezen over een succesvol reclasseringsprogramma in die gevangenis in de zuidelijke Amerikaanse staat Louisiana.a Er werden regelingen getroffen dat ik er op 4 november 1976 heen zou vliegen.
Gevangenissen en pogingen om gevangenen te reclasseren hebben al lang mijn grote belangstelling, vooral vanwege het feit dat ik in de jaren ’40 zelf bijna twee jaar achter gevangenismuren heb doorgebracht — niet omdat ik iets misdaan had, maar omdat mijn geweten mij niet toestond de wapens op te nemen.
Gevangenissen kampen reeds lang met problemen — waarvan overbezetting misschien wel het grootste is. In de Denver Post van vorig jaar las ik: „Het bouwen van gevangenissen dreigt de snelst groeiende bedrijfsactiviteit van de jaren ’70 te worden. . . . 524 nieuwe Amerikaanse gevangenissen en uitbreidingen staan op stapel.” — 25 april 1976.
Maar zal het bouwen van meer gevangenissen het probleem oplossen? Is het het beste wetsovertreders naar de gevangenis te zenden?
De discussie die de afgelopen jaren over het doel van gevangenissen is gevoerd, heeft me altijd bijzonder geïnteresseerd.
Straf of reclassering?
Daarbij gaat het voornamelijk om de vraag: Dienen gevangenissen in de eerste plaats instituten te zijn om misdadigers te straffen, of instituten waar wordt gewerkt aan hun reclassering — hun terugkeer tot een normale levenswijze in de maatschappij? Een blik in de geschiedenisboeken leert echter dat de behandeling van misdadigers niet tot die twee mogelijkheden beperkt hoeft te blijven.
In het verleden bestonden er geen gevangenissen zoals wij die nu kennen. Toen werden misdadigers òf ter dood gebracht òf lijfelijk gestraft, met geseling, brandmerking of verminking, waarna men hen weer op vrije voeten stelde.
Maar in de achttiende en negentiende eeuw kwam op steeds minder misdrijven de doodstraf te staan en liet men lijfstraf gaandeweg achterwege. De gewoonte won veld om misdadigers naar de gevangenis te zenden. Dat waren in die tijd vieze gebouwen vol vuil en ongedierte, waar de voeding karig was en de gevangenen lange dagen moesten werken. Velen stierven onder die erbarmelijke omstandigheden. Het voltrekken van straf was het voornaamste doel van het toenmalige gevangeniswezen.
In deze eeuw heeft er zich echter een verandering in denken voltrokken. Het voornaamste doel van gevangenissen zou niet het toedienen van straf moeten zijn, maar het hervormen of reclasseren van de gevangenen. Dit idee won zelfs zozeer veld dat de Amerikaanse commissie voor reclassering van president Nixon vond dat bij het toekomstige beleid van het gevangeniswezen een centrale plaats zou moeten worden ingeruimd voor reclasseringsprogramma’s.
Maar de laatste tijd ontmoeten de reclasseringspogingen weer steeds meer kritiek. En die plotselinge verschuiving had mijn grote belangstelling.
Hoe staat het met de reclassering?
Een kop in The National Observer van 4 januari 1975 luidde: „Na 150 jaar reclasseringspogingen geven zelfs hervormers toe: DE HERVORMING IS EEN FLOP.”
Het tijdschrift Science bevatte de opmerking: „De teleurstelling die men met de ’reclassering’ heeft opgedaan, althans in zijn huidige vorm, is zo groot geweest, dat tal van prominente geleerden op het gebied van de sociale wetenschap en vele criminologen in enkele jaren hun geliefkoosde theorieën hebben laten varen.” — 23 mei 1975.
Newsweek kwam tot de conclusie: „De toenemende gedachte onder gevangenismensen lijkt te zijn . . . dat de voornaamste functie van een strafstelsel de voltrekking moet worden van de vrijheidsstraf en de bescherming van de maatschappij tegen misdrijven.” — 10 februari 1975.
Als inwoner van New York kan ik zo’n hernieuwde nadruk op de bescherming van de maatschappij alleen maar toejuichen. Want helaas had burgemeester Maloney van Wilmington maar al te zeer gelijk toen hij zei: „De burgers zijn nu gevangenen in hun eigen huis; ze leven achter kettingen, sloten, tralies en grendels, terwijl de misdadigers buiten vrij rondlopen.”
Velen zouden het toejuichen wanneer er een verschuiving in benadering zou komen en de eerste zorg zou uitgaan naar de opvang van de ordelievende burgers die het slachtoffer zijn geworden van misdrijven. Het lijkt duidelijk dat wanneer misdadigers niet voor hun daden verantwoordelijk worden gesteld, zij nog vastbeslotener in de misdaad zullen worden. Natuurlijk rijst hier een grote vraag: Is het mogelijk het toenemende aantal misdadigers door middel van opsluiting te straffen?
Het probleem waar ze allemaal te bergen
In feite is dat al geen vraag meer. Want de recente pogingen om het misdaadgetij in te dammen hebben in de Verenigde Staten reeds tot overvolle gevangenissen geleid. Van januari 1973 tot januari 1977 is de bevolking in de regerings- en staatsgevangenissen van de Verenigde Staten met 45 percent de hoogte in gesprongen, van 195.000 tot 283.000, om nog maar te zwijgen van het aantal gedetineerden in de duizenden stads- en districtsgevangenissen. The Wall Street Journal van 20 juli 1976 berichtte: „De meeste [Amerikaanse] staten hebben nu elk hoekje en gaatje in hun gevangenissen volgestopt met gedetineerden. De delinquenten slapen op britsen boven de toiletten, in de doucheruimtes en in de gymnastiekzalen.” Volgens één criminoloog zouden per jaar ongeveer 2 miljoen Amerikanen kennis maken met de gevangenis.b
Het probleem wordt overweldigend wanneer men bedenkt dat er in Amerika elk jaar meer dan 10 miljoen ernstige misdrijven ter kennis van de politie komen — meer dan 30 miljoen in de afgelopen drie jaar! Er zijn dan ook eenvoudig niet voldoende gebouwen om alle delinquenten in verzekerde bewaring te houden, terwijl de belastingbetaler voor dat ontoereikende aantal gebouwen reeds een verbijsterende hoeveelheid geld moet opbrengen.
Ik was verbaasd in het verslag van vorig jaar in de New York Times te lezen dat enkel de bewakingskosten van de gevangenissen van de stad New York nu ongeveer in de $12.000 (ƒ 30.000) per gevangene per jaar lopen. Uitgaande van dat bedrag, komt men aan 3 miljard dollar per jaar enkel en alleen om de 250.000 gevangenen in de regerings- en staatsgevangenissen achter de tralies te houden! De bouw van nieuwe gevangenissen zal, naar men nu al fluistert, in de 40.000 dollar per gevangene gaan lopen!c
En dat alles moet door de belastingbetaler worden opgebracht. Het gevangenisprobleem is inderdaad een groot probleem.
De wenselijkheid van reclassering
Laten we de zaak reëel bekijken. Natuurlijk zijn we er allemaal blij mee wanneer misdadigers zich veranderen en ordelievende, produktieve burgers worden. En zo’n verandering behoort ook niet tot de onmogelijkheden, ondanks het feit dat de meeste reclasseringsprogramma’s binnen de gevangenis hebben gefaald. Het is alleen, zoals N. Carlson, hoofd van het Amerikaanse Bureau voor gevangenissen, onlangs opmerkte, dat „van reclassering te hoog is opgegeven”. „We zijn ons nu bewust van het feit”, zo zei hij, „dat we niemand kunnen reclasseren — maar dat we mensen slechts de gelegenheid daartoe kunnen bieden.”
Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat het verschaffen van de juiste mogelijkheden bepaalde misdadigers ertoe zal brengen veranderingen in hun leven aan te brengen. Ik zeg dit omdat ik uit eigen ervaring, uit de tijd dat ik nog als gedetineerde in de federale strafgevangenis in Ashland, Kentucky, vertoefde, heb gezien hoe het hart van een gevangene is te bereiken en zijn hele leven daardoor een verandering kan ondergaan.
Daarom zag ik uit naar mijn tocht in november, ten einde met eigen ogen te kunnen aanschouwen wat er daar in die Angola-gevangenis tot stand werd gebracht. Het is de op één na grootste staatsgevangenis van de Verenigde Staten, die zich uitstrekt over een oppervlakte van in totaal ruim 7000 hectare en waar momenteel ruim 4400 gedetineerden hun straf uitzitten.
Op donderdag 4 november arriveerde ik.
[Voetnoten]
a Ontwaakt!, 8 augustus 1975
b In Nederland met zijn 17 gevangenissen en 25 huizen van bewaring heerst hetzelfde probleem. Deze kunnen maar ongeveer 3000 gevangenen herbergen, waardoor nu al meer dan 10.000 veroordeelden moeten wachten met het uitzitten van hun straf totdat er plaatsen vrijkomen. Per jaar verblijven ruim 20.000 personen in een strafinrichting.
c In Nederland bedragen de kosten thans meer dan ƒ 150 per gedetineerde, per dag, hetgeen neerkomt op meer dan ƒ 54.750 per jaar voor één gevangene en meer dan ƒ 164 miljoen per jaar voor alle gevangenen. — AO, 14-11-75.