Eigenaardigheden van de Namib
EEN woestijn die anders is. Er kunnen jaren voorbijgaan zonder regen. Een kwart decimeter is een goed jaar. Soms regent het maar verdampen de druppels voordat ze de grond bereiken. De ochtendmist, door de wind van de Atlantische Oceaan aangevoerd, vormt de enige betrouwbare bron van water. Toch krioelt het er van leven. Kevers die op hun kop staan voor een slokje water. Andere die door het zand zwemmen. Spinnen die wielen worden en de duinen afrollen. Slangen die doen of ze planten zijn en die zich zijwaarts voortbewegen. Planten die op verwarde hopen prikkeldraad lijken. Andere die slechts twee bladeren hebben maar er twintig lijken te hebben, en tweeduizend jaar leven. En in de kustduinen enorme schatten aan geslepen diamant. Dat zijn slechts enkele van de eigenaardigheden van de Namibwoestijn, die zich langs de zuidwestkust van Afrika uitstrekt.
In de Namib leven fascinerende kevers die nergens anders ter wereld voorkomen. De meeste leven vlak onder de oppervlakte van de duinen. Men kan ze in het zand zien duiken en onder de oppervlakte zien „zwemmen”. Eén soort verkiest de grindvlakten en houdt zijn lichaam met behulp van lange poten hoog boven de hete grond — rondrennend alsof hij op stelten loopt. Verder is er ’s werelds enige kever met een witte rug, die de hete zonnestralen weerkaatst. Terwijl de ene ’witrugkever’ naar voedsel zoekt, fungeert zijn maat soms als parasol door op zijn rug mee te rijden.
Kevers uit de Namib gebruiken vernuftige methoden om uit de ochtendmist water te bemachtigen. Eén soort graaft tegen de wind in een geultje en keert dan op zijn schreden terug terwijl hij het vocht opdrinkt dat zich in het geultje heeft verzameld. Een ander loopt naar de top van een duin, steekt zijn achterlijf omhoog in de lucht en spert met zijn kop omlaag zijn bek open. Zo, met zijn rug in de wind, laat hij op zijn lichaam druppeltjes water condenseren, die dan omlaagsijpelen in zijn bek.
Een grote spin van elf centimeter in doorsnede, die bekendstaat als de „witte dansende dame”, bouwt op de helling van een duin een huis met een valluik. Ze voedt zich met hagedissen, krekels en andere insekten. Als ze wordt aangevallen, neemt ze een dreighouding aan met de voorpoten opgeheven — vandaar de naam „dansende dame”. Zelfs nog fascinerender is haar vluchtmethode. Ze vouwt haar poten gedeeltelijk onder haar lichaam en rolt als een wagenwiel het duin af. Alles welbeschouwd is het dus niet de mens die het wiel heeft uitgevonden!
Een lieflijk balletje bont — de goudmol — beweegt zich ook onder het zand voort. Hij komt maar zo zelden aan de oppervlakte en voor slechts zulke korte momenten dat hij tot voor kort nog nooit was waargenomen. Zijn ogen en oren zitten volledig verborgen onder zijn vacht, waardoor ze worden beschermd tegen het losse zand waarin hij op zoek naar voedsel rondgraaft.
De schrik van de duinen is de gehoornde pofadder. Ze ’vliegt’ over het zand met snelle zijwaartse kronkelingen en vermijdt aldus weg te zakken in of zich te branden aan het hete zand. En wat een sluwe manier heeft ze om een prooi te verschalken! Met haar lichaam net onder het zand begraven, gluren alleen haar ogen erbovenuit. Verscheidene centimeters verder steekt de punt van haar staart als een klein plantje uit het zand. Spoedig komt er een nieuwsgierige hagedis op deze vreemde „plant” af om er zijn maaltje mee te doen, maar wordt in plaats daarvan zelf een maaltje!
Fenestraria, wat „vensters” betekent, is een plant met gladde, knotsvormige blaadjes die op het topje na onder het zand verborgen liggen. De topjes zijn echter doorzichtig, wat het licht in staat stelt de fotosynthese te bewerkstelligen. Een verwarde hoop roestig prikkeldraad? Nee, een nader onderzoek onthult groene stekelige meloenen, omgeven door dunne, doornige takken. Dit is de naraskalebas, die door mens en dier wordt gezocht als voedsel. Welwitschia is een grote, octopusvormige plant die vele bladeren lijkt te hebben, maar er toch slechts twee heeft. Deze bladeren kunnen een lengte van acht meter bereiken en worden door de wind in repen gescheurd die zich als de tentakels van een octopus kronkelend rond het hart van de plant uitstrekken. Welwitschia kan wel tweeduizend jaar oud worden!
Ook grote dieren bewonen de Namib, zoals de grootste olifanten ter wereld, met ongewoon lange poten. Verder kan men er de prachtige spiesbok de duinhellingen zien beklimmen. En dan zijn er „de waterbouwkundigen van de Namib”, zoals de daar levende zebra’s worden genoemd. Ze hebben een bijna bovennatuurlijk vermogen om water te kunnen vinden. Met hun hoeven graven ze in de droge rivierbeddingen kuilen van een meter diep. Spoedig sijpelt er water in de kuil en kunnen ze hun dorst lessen. Andere dieren letten op hen en maken ook gebruik van deze waterkuilen.
Maar de geslepen diamanten van de Namib? Echte diamanten? Ja zeker! Duizenden jaren lang heeft de Oranje Rivier miljoenen diamanten meegevoerd naar de Atlantische Oceaan. Vandaar spoelen krachtige kuststromen ze op de kust en in het woestijnzand. Het resultaat is dat in de kustduinen een enorme schat van door de natuur geslepen diamanten verborgen ligt, waarvan 90 procent als sierdiamant geclassificeerd kan worden. Er moet tweehonderd miljoen ton aarde worden verplaatst voor één ton diamant, een totaal van acht miljoen karaat. Tot voor kort werd ongeveer iedere vier jaar zo’n produktie gehaald.
Dit waren enkele van de boeiende eigenaardigheden, en de fabelachtige rijkdommen, van de Namibwoestijn.