Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g86 8/8 blz. 10-13
  • Honkbal de juiste plaats toekennen

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Honkbal de juiste plaats toekennen
  • Ontwaakt! 1986
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Groeiende belangstelling voor het scheidsrechtersvak
  • Een andere behoefte in aanmerking nemen
  • Een probleem dat ik moest oplossen
  • De wens om meer te doen
  • Geen spijtgevoelens
  • Honkbal stond bij mij op nummer één
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (publieksuitgave) 2017
  • Cricket of honkbal — Wat is het verschil?
    Ontwaakt! 1991
  • De huidige problemen met de sport
    Ontwaakt! 1991
  • Hoe sport binnen de perken te houden
    Ontwaakt! 1991
Meer weergeven
Ontwaakt! 1986
g86 8/8 blz. 10-13

Honkbal de juiste plaats toekennen

TIJDENS mijn jeugd, in Oregon (VS), werd er in ons gezin veel aan sport gedaan. Honkbal, rugby, atletiek en worstelen waren enkele van de sporten waarmee ik mij tijdens mijn schooljaren bezighield.

In mijn vroege tienerjaren raakte ik meer in honkbal geïnteresseerd doordat mijn vader honkbalcoach werd. Toen mijn broer en ik ouder werden, nam mijn vader ons mee naar wedstrijden in de hogere honkballeagues. Dit droeg ertoe bij dat ik grote belangstelling voor die sport kreeg.

Groeiende belangstelling voor het scheidsrechtersvak

Toen ik net vijftien was geworden, deed zich voor mij een gelegenheid voor om een loopbaan te beginnen die, naar ik meende, altijd de eerste plaats in mijn leven zou innemen. Wegens mijn belangstelling voor honkbal en mijn kennis ervan, vroeg men mij scheidsrechter te zijn bij honkbalwedstrijden tussen teams die uit jongere spelers bestonden. Ik kreeg geld aangeboden voor die wedstrijden. Hoewel ik blij was om scheidsrechter te mogen zijn, wees ik betaling aanvankelijk af omdat ik daardoor mijn amateurstatus zou verliezen en dan niet langer aan sportwedstrijden op school zou kunnen deelnemen.

Na verloop van tijd groeide het besef dat ik hier werkelijk mijn leven mee wilde vullen, en ik begon daarom als semi-professioneel scheidsrechter te werken en aanvaardde betaling. ’s Zomers had ik wel vijftien wedstrijden per week. In de weekends begon ik al heel vroeg, zodat ik op één dag drie of vier wedstrijden kon afwerken, en op doordeweekse dagen had ik dubbele wedstrijden tussen twee teams.

Omdat ik zoveel van sport hield, zag ik er wel wat in om van sport mijn beroep te maken door honkbalscheidsrechter te worden. Toen ik tot het besef kwam dat ik dat werkelijk tot mijn levenswerk wilde maken, verliet ik de universiteit waar ik drie jaar had gestudeerd, om mij te laten inschrijven op een school in Florida voor scheidsrechters in de hoofdklasse van het beroepshonkbal.

Toen ik in 1957 mijn diploma behaalde, was ik net 21 jaar. Toentertijd was ik een van de jongste beginnende beroepsscheidsrechters, hoewel men dat nu helemaal niet zo jong zal vinden. Vervolgens ging ik een contract aan met de Georgia-Florida Baseball League en zo begon ik mijn professionele loopbaan als honkbalscheidsrechter.

Een andere behoefte in aanmerking nemen

Dat eerste jaar was heel leerzaam en ik genoot echt van mijn werk. Met het verstrijken van de tijd ging ik echter beseffen dat het leven meer te bieden moest hebben dan alleen maar werken, hoe fijn ik mijn werk ook vond. Het leven moest ook een geestelijke kant hebben, vond ik.

Ik dacht dat ik mijn geestelijke nood kon lenigen door gewoon een zondagse kerkdienst te bezoeken wanneer mijn wedstrijdschema dat toeliet. Het maakte mij niet veel uit welke kerk dat dan was, maar ik moet zeggen dat sommige mensen in de kerken die ik bezocht, mij een onwelkom gevoel gaven omdat ik een noorderling was.

Na afloop van het eerste seizoen keerde ik naar Oregon terug om daar het volgende seizoen af te wachten. In die tijd kwam ik in contact met Jehovah’s Getuigen en had een paar keren bijbelstudie met hen. Hoe meer ik studeerde, hoe aantrekkelijker ik de bijbelse waarheden vond, vooral de belofte van een nieuw rechtvaardig samenstel van dingen dat spoedig deze in verval rakende, onbevredigende oude wereld zou vervangen.

Ik had waardering voor wat ik leerde, hoewel ik besefte dat ik nog veel meer kennis moest verwerven. Wat ik wist, kon ik echter delen met medepassagiers toen ik met een bus naar het zuiden reisde, waar ik op een andere scheidsrechtersschool als instructeur zou werken. Dat was in South Carolina, in januari 1958.

Later, tijdens de voorjaarstraining in Georgia, trof ik regelingen om te worden gedoopt. Dat was ongeveer zes maanden nadat ik met de Getuigen in contact was gekomen. En aan het eind van de voorjaarstraining werd ik gedoopt op een congres van Jehovah’s Getuigen in Florida. Daarmee symboliseerde ik mijn opdracht om voortaan Gods wil te doen.

Tijdens het honkbalseizoen van 1958 moest ik als scheidsrechter vaak van de ene stad naar de andere reizen. Als het maar enigszins mogelijk was, nam ik contact op met de Getuigen in zo’n stad en woonde, als de tijd het toeliet, de vergaderingen in de plaatselijke Koninkrijkszaal bij. Ook trof ik regelingen om met andere Getuigen aan het predikingswerk deel te nemen.

Een probleem dat ik moest oplossen

Maar naarmate de maanden verstreken, zag ik een probleem rijzen dat om een oplossing vroeg. Ik wist dat het samenkomen met andere christenen niet slechts iets is dat fijn is om te doen. Gods Woord gebiedt in Hebreeën 10:24, 25: „Laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar elkaar aanmoedigend, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.”

Ja, de dag van Gods oordeel over deze corrupte wereld komt naderbij. Het gebod om ’niet na te laten samen te komen’ met medechristenen is dus dringend. Maar hoe kon ik dat gebod opvolgen wanneer de vergaderingen vaak gehouden werden op een tijd waarop ik moest scheidsrechteren? Dit gewetensconflict duurde het hele seizoen voort.

Toen het seizoen ten einde was, keerde ik weer naar huis terug. Nu kon ik mij van alle christelijke activiteiten kwijten waarvan ik wist dat ik ze moest verrichten. Ook lichtte ik mijn ouders erover in dat ik nu een getuige van Jehovah was. Zij waren daar niet gelukkig mee, maar uiteindelijk aanvaardden zij het. Zij beseften dat dit het belangrijkste in mijn leven begon te worden, ja, zelfs nog belangrijker dan honkbal.

Het jaar daarop, het seizoen 1959, promoveerde ik naar een hogere klasse, de Northwest Baseball League. Ik stelde mijn schema zo op dat ik meer vergaderingen kon bezoeken en meer aan de predikingsactiviteit kon deelnemen. Mijn werk bracht mee dat ik om de paar dagen naar een andere stad moest en bij aankomst regelde ik dan dat ik met de plaatselijke gemeente van Jehovah’s Getuigen aan het predikingswerk kon deelnemen. Op deze wijze had ik het voorrecht om met vele oudere, rijpe christenen om te gaan. Ik leerde heel veel van hen en zij waren een grote aanmoediging voor mij.

Maar nog steeds kon ik mij niet volledig op het geestelijke deel van mijn leven concentreren. Mijn voortdurende gereis naar honkbalwedstrijden moest wel met mijn christelijke activiteiten in botsing komen. Ik wist dat zolang ik nog zoveel moest reizen, het heel moeilijk zou zijn om mij met een vaste gemeente te verbinden en een groter aandeel te hebben aan het predikingswerk.

De wens om meer te doen

Na afloop van het seizoen ’59 besloot ik meer in de christelijke bediening te doen, en twee maanden besteedde ik er al mijn tijd aan. Omdat ik jong en ongehuwd was, begon ik ook na te denken over de mogelijkheid een aanvraag in te dienen om op het internationale hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen in New York te werken. Toen ik dit met een ervaren Getuige besprak, voelde ik mij daartoe aangemoedigd.

In december besloot ik daarom mijn aanvraag voor volle-tijddienst op Bethel, zoals het internationale hoofdbureau in New York wordt genoemd, op te sturen. Maar juist toen kreeg ik een nieuw honkbalcontract aangeboden! De bondsvoorzitter beloofde mij promotie naar een hogere klasse, de Pacific Coast League, als ik nog een jaar langer bij het honkbal zou blijven. Dat was de soort bevordering die ik zo had begeerd toen ik als scheidsrechter begon.

Wat zou ik doen? Mijn besluit stond vast. Ik bedankte de bondsvoorzitter maar zei het beroepshonkbal vaarwel. Het leven had veel meer te bieden dan een slagbalspel. Dit was een kritieke tijd in de wereldgeschiedenis en ik kon mijn leven voor iets veel belangrijkers gebruiken. Zo werd in het begin van 1960 mijn aanvraag om op het hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen te mogen werken ingewilligd en ging ik erheen om mijn nieuwe levenswijze op te nemen.

Hoewel ik het naar mijn zin had in de honkbalwereld, moet ik toegeven dat er bepaalde minder plezierige aspecten waren. Het gebeurde bijvoorbeeld wel dat er een heel gespannen sfeer ontstond als spelers en managers — en supporters — het met sommige van mijn beslissingen oneens waren. Dat lieten zij mij in niet mis te verstane bewoordingen weten! Ook moest ik mij meer dan eens onder medische behandeling stellen als gevolg van incidenten op het speelveld. Zulke aspecten van het spel mis ik beslist niet.

Geen spijtgevoelens

Heb ik er ooit spijt van gehad dat ik een scheidsrechtersloopbaan voor de christelijke bediening heb opgegeven? In het geheel niet. Iets dat in 1963 plaatsvond, versterkte mijn beslissing zelfs. In de stad New York bevindt zich immers het beroemde Yankee Stadium, waar het Newyorkse Yankee honkbalteam speelt. Toen ik scheidsrechter was, had ik er altijd van gedroomd eens in de hoofdklassen mee te draaien en scheidsrechter te zijn bij een wedstrijd in dat stadion!

En in de zomer van 1963 ging ik inderdaad naar het Yankee Stadium — maar niet als scheidsrechter bij een honkbalwedstrijd! In plaats daarvan woonde ik een groot internationaal congres bij van Jehovah’s Getuigen dat daar werd gehouden. Het was iets opwindends om in dat stadion met tienduizenden dienstknechten van God bijeen te zijn. Ik had zelfs een aandeel aan het programma, en het podium waarop ik stond, lag niet ver van de thuisplaat! Ik dacht bij mijzelf: ’Hoeveel beter is het niet om zo op het speelveld van het Yankee Stadium te staan dan als honkbalscheidsrechter!’ Ik moet toegeven dat dit een zeer voldoening schenkende ervaring voor mij was.

Tijdens mijn verblijf op Bethel leerde ik mijn vrouw Joanne kennen. Zij was pionierster (volle-tijdpredikster) in een plaatselijke gemeente van Jehovah’s Getuigen in New York. In 1964, na vier jaar op Bethel te hebben gediend, ging ik er weg om te trouwen. Nog een aantal jaren lang hebben mijn vrouw en ik in de volle-tijddienst gestaan. In die interessante jaren hebben wij het voorrecht gehad om hulp te bieden aan gemeenten in Vermont en Wyoming. En hoe versterkend is het geweest een vrouw te hebben die voor dezelfde zaken belangstelling had als ik.

In 1969 moesten wij echter naar Oregon terugkeren om voor mijn ernstig zieke vader te zorgen. En het jaar daarop werd onze dochter Elise geboren. Hoewel ik nu meer werelds werk moet verrichten om mijn gezin te onderhouden, zijn wij onze Schepper blijven dienen door een geregeld aandeel aan de prediking te hebben en leren wij ook onze dochter zijn wetten en voornemens te respecteren. Ook heb ik van tijd tot tijd de gelegenheid om de gemeente in verscheidene andere hoedanigheden te dienen.

In 1984 had ik zelfs het voorrecht om voor twee weken naar Bethel in New York terug te keren. Deze keer was het als een van de vele vrijwillige werkers, veelal huisvaders met een baan, die tijdelijk komen helpen bij de grote bouwprojecten die daar aan de gang zijn. Mijn vrouw verleende graag haar medewerking en accepteerde mijn afwezigheid. Het was een voorrecht een aandeel te hebben aan de uitbreiding van de drukkerijen, kantoren en woongedeelten op Bethel. Het enorme complex met meer dan 2500 vrijwilligers wordt gebruikt ter ondersteuning van de activiteiten van Jehovah’s Getuigen over de hele wereld en om leiding te geven aan de enorme expansie die nu gaande is. Die twee weken waren voor mij zeer voldoening schenkend.

Nee, ik heb er nooit spijt van gehad dat ik mijn carrière in de honkbalsport heb opgegeven — geen minuut! Hoewel ik nog steeds van honkbal houd, ken ik het de juiste plaats toe. Ik ben er meer dan ooit van overtuigd dat ik de juiste beslissing heb genomen en dat er in het leven iets veel belangrijkers is dan sport, namelijk: nu mijn Schepper dienen, met het vooruitzicht hem eeuwig te kunnen dienen in zijn rechtvaardige nieuwe samenstel van dingen dat spoedig zal aanbreken. — Zoals verteld door Richard DeChaine.

[Illustratie op blz. 11]

Niet alle spelers waren het eens met mijn beslissingen!

[Illustratie op blz. 12]

Meer kennis van de bijbel verwerven met mijn vrouw Joanne en dochter Elise

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen