Kruiswoordpuzzel
Horizontaal
1. Gods Woord wordt ermee vergeleken (Psalm 119:105)
3. Elia ging er een binnen (1 Koningen 19:9)
7. Vooral de vroege kunnen erg lekker zijn (Jeremia 24:2)
8. Begaan door een machthebber kan zoiets rampspoedig zijn (Prediker 10:5)
9. De verhouding waarin Eva tot alle levenden zou komen te staan (Genesis 3:20)
10. De ontmoeting tussen Apollos en Aquila en Priskilla vond er plaats (Handelingen 18:24-26)
12. Werp deze dieren geen paarlen toe (Mattheüs 7:6)
15. De naam betekent „twist” (Genesis 26:20)
17. Natuurverschijnsel dat Jehovah kan aanwenden in de strijd tegen zijn vijanden (Job 38:22, 23)
18. Toestand ontstaan na het bestraffen van de wind (Mattheüs 8:26)
20. Door Nimrod gestichte stad in het land Sinear (Genesis 10:10)
21. Wenselijk resultaat van zakendoen (Jakobus 4:13)
23. Vader van Samuël (1 Samuël 1:1)
24. De goddeloze, Satan, krijgt hem niet in zijn . . . (1 Johannes 5:18)
26. Achterstallig onderhoud: door het laten hangen van de handen . . . het huis (Prediker 10:18)
27. Vlammend en wentelend verhinderde dit de toegang tot de boom des levens (Genesis 3:24)
29. En Jehovah hoorde, en uit al zijn noden . . . Hij hem (Psalm 34:6)
31. Naar zijn heilig . . . bracht Jehovah zijn volk (Psalm 78:54)
32. Uit ontelbaar vele korrels bestaand (Psalm 139:18)
34. Enkele (Johannes 12:20)
35. ’Sterft niet’, zei Jezus ervan; de vernietigende uitwerking van Gods veroordeling wordt niet opgeheven totdat de volledige vernietiging is bereikt (Markus 9:48)
36. Dorswerktuig (Jesaja 28:27)
Verticaal
1. Ammon, Moab, het bergland Seïr, een grote menigte, maar zij gingen elkaar te . . . (2 Kronieken 20:22)
2. Wat het niet verslond en verbrijzelde, vertrad het met zijn . . . (Daniël 7:7)
4. De kleur die het water er als bloed deed uitzien (2 Koningen 3:22)
5. Egyptische uitroep (Genesis 41:43)
6. Job vroeg dit als het ware te wegen (Job 6:2)
11. Zo wilde de inwonende vreemdeling Abraham de grafstede kunnen noemen (Genesis 23:4, 9, 18, 20)
12. Aanduiding van het vlees — tegenover de geest die best wel bereidwillig is (Mattheüs 26:41)
13. Er is niet veel wat niet hiermee wordt gekarakteriseerd (Prediker 1:2)
14. Iedere (Prediker 11:8)
16. Ook deze put ontleende zijn naam aan ruzie (Genesis 26:21)
19. Ontsierend (Deuteronomium 15:21)
21. Echte (Spreuken 1:20)
22. Noach bewerkte de ark ermee (Genesis 6:14)
24. Opvallend deel van de kledij van Johannes de Doper (Mattheüs 3:4)
25. Bedrijven (Exodus 20:14)
28. „Uitgetrokken; uit het water gered” was de betekenis van zijn naam (Exodus 2:10)
30. Jozefs broers hadden dit meegenomen om voedsel te kopen (Genesis 42:25)
33. Gezegd van ogen die hun gezichtsvermogen verliezen (1 Samuël 3:2)
Oplossing op blz. 27
Oplossing horizontaal
1. LAMP
3. GROT
7. VIJGEN
8. FOUT
9. MOEDER
10. EFEZE
12. ZWIJNEN
15. ESEK
17. HAGEL
18. KALMTE
20. KALNE
21. WINST
23. ELKANA
24. GREEP
26. LEKT
27. LEMMER
29. REDDE
31. GEBIED
32. ZAND
34. ENIGE
35. MADE
36. STAF
Oplossing verticaal
1. LIJF
2. POTEN
4. ROOD
5. AVREKH
6. ONHEIL
11. EIGENDOM
12. ZWAK
13. IJDELHEID
14. ELKE
16. SITNA
19. LELYK
21. WARE
22. TEER
24. GORDEL
25. PLEGEN
28. MOZES
30. GELD
33. DOF