Kruiswoordpuzzel
Horizontaal
2. Met dit woord duidden joden in Rome de christenen aan (Handelingen 28:22)
4. Om een tentpin mee in te drijven (Rechters 4:21)
7. Een complete schoonmaak, met „de . . . der verdelging” (Jesaja 14:23)
9. Een van Davids sterke mannen (1 Kronieken 11:29)
10. Dienaar van koning Achab die profeten van Jehovah tegen Izebel beschermde (1 Koningen 18:3, 4)
11. De gemeente in haar relatie tot Christus (Johannes 3:29)
12. ’De wedloop die voor . . . ligt’ (Hebreeën 12:1)
13. Hier bracht Kedorlaomer de Zuzieten een nederlaag toe (Genesis 14:5)
14. Een groene siersteen op het „borststuk der rechtspraak” van Israëls hogepriester (Exodus 28:20)
19. Onzeker, ongerust — het typeert velen die toch hun leven nog niet met „één el” zullen verlengen (Mattheüs 6:27)
22. Deze vijandige daad gebeurde op aanstichting van een grotere vijand (Job 1:15)
25. Houding die men aanneemt, en bepaald geen nederige (Jeremia 48:42)
26. De aansporing moet wel oprecht gemeend zijn (Spreuken 23:7)
28. Als dit zogezegd „met zout” is gebeurd, dan is uw spreken minzaam (Kolossenzen 4:6)
32. In de andere gevallen is dit woord voor niet-Israëlieten gereserveerd (Numeri 18:2; vergelijk Genesis 25:16)
33. Isaäk stierf . . . en verzadigd van dagen (Genesis 35:29)
35. De vrucht erin is door stukwrijven te ’oogsten’ (Markus 4:28; Lukas 6:1)
36. Anders dan Johannes deed: met heilige geest en met vuur (Mattheüs 3:11)
37. Opdracht aan een slaaf (Lukas 17:8)
38. Nakomeling van Abraham bij zijn bijvrouw Ketura (Genesis 25:4)
39. Hier het lichaam mee verzorgen behoorde tot de verwennerijen van genotzuchtige, onbezorgde levensgenieters (Amos 6:6)
40. Onderwijzen (Exodus 4:12)
41. Lofzang (1 Korinthiërs 14:26)
Verticaal
1. Het ging uiteraard om de inhoud ervan (Lukas 22:35)
2. Man die wapens kon vervaardigen (1 Samuël 13:19)
3. Juich in . . . bij de intocht van een koning (Zacharia 9:9)
5. Deel van de vierde wereldmacht (Esther 10:2)
6. Treft het u niet, beroert het u niet? (Klaagliederen 1:12)
8. Een handvol bijeengebonden stengels (Exodus 12:22)
15. Kwalijke zaak: ’indien het haar op die plek geel en . . . is’ (Leviticus 13:30)
16. Naam (of deel ervan) met de betekenis „dienaar” (Ezra 8:6)
17. Opziener over degenen die Davids velden bewerkten (1 Kronieken 27:26)
18. Deze boosheid kan tot wraaknemen leiden (Leviticus 19:18)
20. Als dit lekt, is dat niet leuk (Spreuken 19:13)
21. Zo was het gesteld met de huichelachtige schriftgeleerden en Farizeeën: niet best (Mattheüs 23:15)
22. Deze vloeistof bevond zich in een hoorn (Ezechiël 9:2)
23. Niet langzaam (Jakobus 1:19)
24. De hele schepping zucht en . . . pijn (Romeinen 8:22)
27. Iets van . . . en gener waarde (Jeremia 14:14)
29. Nakomeling van David na de ballingschap (1 Kronieken 3:24)
30. Dit is geen bruikbare opbrengst (Hebreeën 6:8)
31. Word vrolijk met vreugdegeroep en . . . (Jesaja 54:1)
32. Majestueuze boom (Ezechiël 17:23)
34. Verzameling der wateren (Genesis 1:10)
36. Menigte (Psalm 42:4)
Oplossing op blz. 26
Oplossing horizontaal
2. SEKTE
4. HAMER
7. BEZEM
9. ILAI
10. OBADJA
11. BRUID
12. ONS
13. HAM
14. JADE
19. BEZORGD
22. INVAL
25. AIR
26. DRINK
28. GEKRUID
32. CLAN
33. OUD
35. AAR
36. DOPEN
37. BEDIEN
38. EFER
39. OLIËN
40. LEREN
41. PSALM
Oplossing verticaal
1. BEURS
2. SMID
3. TRIOMF
5. MEDIË
6. RAAKT
8. BOSJE
15. DUN
16. EBED
17. EZRI
18. WROK
20. DAK
21. ERG
22. INKT
23. VLUG
24. LIJDT
27. NUL
29. ANANI
30. DORENS
31. JUBEL
32. CEDER
34. ZEEËN
36. DROM