Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g96 22/7 blz. 19-21
  • 100 jaar film

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • 100 jaar film
  • Ontwaakt! 1996
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Het stille tijdperk
  • Geluid en kleur
  • Propaganda in oorlogstijd
  • Crisis
  • Maatschappelijke uitwerking
  • Doet het ertoe welke films ik zie?
    Ontwaakt! 1990
  • Films van het Genootschap wekken belangstelling op
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Wat is er zo griezelig aan griezelfilms?
    Ontwaakt! 1988
  • Welke films gaat u bekijken?
    Ontwaakt! 2005
Meer weergeven
Ontwaakt! 1996
g96 22/7 blz. 19-21

100 jaar film

DOOR ONTWAAKT!-CORRESPONDENT IN FRANKRIJK

DE FILMINDUSTRIE is niet zozeer het produkt geweest van een specifieke uitvinding als wel het resultaat van zo’n 75 jaar van onderzoeken en experimenteren op internationale schaal. In 1832 lukte het om met de fenakistoscoop, uitgevonden door de Belg Joseph Plateau, uit een reeks tekeningen de indruk van beweging op te roepen. In Frankrijk werd in 1839, dank zij Joseph Nièpce en Louis Daguerre, een fotografisch proces mogelijk waarmee de werkelijkheid in beelden omgezet kon worden. De Fransman Emile Reynaud ontwikkelde dit idee verder door opeenvolgende beeldfasen met transparanten te projecteren, iets waarnaar tussen 1892 en 1900 honderdduizenden mensen zijn komen kijken.

De belangrijke doorbraak voor de film kwam iets meer dan 100 jaar geleden. In 1890 ontwierpen Thomas Edison, de vermaarde Amerikaanse uitvinder, en zijn Engelse assistent William Dickson een camera met de afmetingen en het gewicht van een kleine piano, en het jaar daarop vroeg Edison patent aan op een eenpersoonskijktoestel dat de kinetoscoop werd genoemd. De films, die waren vastgelegd op geperforeerde 35-millimeter brede stroken celluloid, werden opgenomen in de eerste filmstudio ter wereld, de Black Maria in West Orange (New Jersey, VS). De onderwerpen waren diverse vormen van variété, circus en wild-westgeschiedenissen, alsook taferelen uit succesvolle Newyorkse toneelstukken. De eerste kinetoscoophal werd in 1894 in New York geopend, en datzelfde jaar werd een aantal toestellen naar Europa geëxporteerd.

Hoewel Edison aanvankelijk niet in projectie geïnteresseerd was, zag hij zich gedwongen een projector te vervaardigen om zich de concurrentie van het lijf te houden. In april 1896 maakte zijn vitascoop zijn debuut in New York. De patentoorlog die hij vervolgens ontketende, had de stichting van een trust tot gevolg om een volledig monopolie voor deze tak van industrie in handen te krijgen.

Door een exemplaar van Edisons kinetoscoop werden Auguste en Louis Lumière, industriëlen in Lyon (Frankrijk), geïnspireerd tot de uitvinding van een met de hand bediende camera die zowel films kon opnemen als projecteren. Hun cinématographe (van het Griekse kinema, dat „beweging” betekent, en grafein, dat „afbeelden” betekent) werd in februari 1895 gepatenteerd, en op 28 december „vond de officiële wereldpremière van de film plaats” in het Grand Café, 14 boulevard des Capucines te Parijs. De volgende dag dromden 2000 Parijzenaars naar het Grand Café om dit jongste wonder van de wetenschap in ogenschouw te nemen.

Weldra openden de gebroeders Lumière bioscopen in de hele wereld en stuurden zij cameramannen over de hele aardbol uit. Binnen enkele jaren hadden zij zo’n 1500 films van wereldberoemde plaatsen of van gebeurtenissen zoals de kroning van tsaar Nicolaas II van Rusland gemaakt.

Het stille tijdperk

Georges Méliès, een illusionist en eigenaar van een theater in Parijs, was gefascineerd door wat hij zag. Hij bood aan de cinématographe te kopen. Het antwoord was blijkbaar: „Nee, de cinématographe is niet te koop. En wees mij maar dankbaar, jonge man; deze uitvinding heeft geen toekomst.” Onverdroten begon Méliès echter te filmen met een uitrusting die hij uit Engeland had gehaald. Met zijn bijzondere effecten en scenario’s verhief Méliès het filmen tot een kunstvorm. In 1902 boekte zijn film Le Voyage dans la lune (De reis naar de maan) internationaal succes. In zijn studio in Montreuil, aan de rand van Parijs, maakte hij meer dan 500 films — waarvan vele met de hand gekleurd waren.

Omstreeks 1910 was zeventig procent van de wereldwijd geëxporteerde films van Franse herkomst. Dit was voornamelijk te danken aan de industrialisatie van het filmwezen door de gebroeders Pathé, die zich ten doel hadden gesteld om van de film „de schouwburg, krant en school van morgen” te maken.

In 1919 stichtten Charlie Chaplin, Douglas Fairbanks, David W. Griffith en Mary Pickford United Artists om de commerciële hegemonie van de trust te breken. In 1915 was Griffiths film Birth of a Nation de eerste Hollywoodproduktie die insloeg als een bom. Deze uitermate controversiële film over de Amerikaanse Burgeroorlog veroorzaakte bij de première rellen wegens de racistische inhoud en er vielen zelfs enkele doden. Hij was echter een enorm succes, met meer dan 100 miljoen kijkers, waarmee het een van de meest winstgevende films uit de geschiedenis werd.

Na de Eerste Wereldoorlog „liet [de film] heel Amerika kennis maken met de wereld van nachtclubs, buitensociëteiten, clandestiene kroegen en de morele lichtzinnigheid die daar heerste”. De buitenlandse films verdwenen nagenoeg van de Amerikaanse schermen, terwijl Amerikaanse films tussen de zestig en negentig procent van de programma’s elders in de wereld vulden. De bioscoop werd gebruikt als een middel om de Amerikaanse levenswijze en Amerikaanse produkten te verheerlijken. Tegelijkertijd verhief het pas ontwikkelde „sterrenstelsel” mensen als Rudolph Valentino, Mary Pickford en Douglas Fairbanks zo ongeveer tot godheden.

Geluid en kleur

„Hé, Mam, moet je dit eens horen!” Met die woorden maakte Al Jolson in The Jazz Singer uit 1927 een eind aan het gouden tijdperk van de stomme film en stelde de sprekende film aan de wereld voor. Al vanaf het begin van de filmindustrie was er geëxperimenteerd met gesynchroniseerde fonograafplaten, maar pas in de jaren ’20, met de komst van elektrische opnametechnieken en buisversterkers, werd de toepassing van geluid uitvoerbaar. De invoering verliep niet zonder problemen.

De kleur deed in de bioscoop aanvankelijk met handgekleurde films zijn intrede. Later maakte men gebruik van sjablonen. De films werden ingekleurd omdat er geen doelmatig kleurenfilmprocédé bestond. Er werden verschillende methoden toegepast totdat in 1935 het succes van Technicolor met zijn driekleurenprocédé kwam. Maar pas na de enorme populariteit van Gone With the Wind in 1939 werd kleur als een grote publiekstrekker beschouwd.

Propaganda in oorlogstijd

Tijdens de depressie van de jaren ’30 diende de film als de „opium voor de massa’s”. Maar toen de wereld op een oorlog afstevende, werd de zending van het filmwezen gekenmerkt door manipulatie en propaganda. Mussolini noemde de film „l’arma più forte”, ofte wel „het sterkste wapen”, en onder Hitler vormden films de woordvoerder van het nationaal-socialisme, in de eerste plaats om de jeugd te indoctrineren. Films zoals Der Triumph des Willens (De triomf van de wil) en Olympia waren doeltreffend in het vergoddelijken van de nazi-leiders. Anderzijds bevorderde Jud Süss (De jood Süss) het antisemitisme. En in Groot-Brittannië diende Laurence Oliviers Henry V als een morele oppepper ter voorbereiding op D-Day en de daaruit resulterende verliescijfers.

Crisis

Na de Tweede Wereldoorlog, toen er steeds meer televisietoestellen in omloop kwamen, bleven de mensen thuis in plaats van naar de bioscoop te gaan. In de Verenigde Staten liep het bezoek in slechts tien jaar met de helft terug. Duizenden bioscopen moesten noodgedwongen sluiten, en de filmproduktie liep met een derde terug, ondanks de invoering van breedbeeldfilms en gericht stereogeluid in de jaren ’50. In een poging om aan deze concurrentie het hoofd te bieden, werden vele miljoenen dollars verslindende krakers zoals Cecil B. de Mille’s De Tien Geboden (1956) geproduceerd. Ook het Europese bioscoopbezoek liep drastisch terug.

Maatschappelijke uitwerking

De film is wel een spiegel van de samenleving genoemd. Inderdaad weerspiegelden veel films in de jaren ’70 het „onbehagen, de onvrede, ontgoocheling, angstige spanning en paranoia” van die tijd, zoals te zien is aan de herleving van horrorfilms en de „weergaloze fascinatie voor het satanisme en het occulte”. Rampenfilms dienden als „afleiding van de rampen in het werkelijke leven” (World Cinema — A Short History). Aan de andere kant gaven de jaren ’80 te zien wat een Franse journalist „een opzettelijke poging om perversiteit te normaliseren” noemde. Van de in 1983 op het filmfestival in Cannes gepresenteerde films had de helft homoseksualiteit of incest als thema. Geweld is het leidmotief, het steeds terugkerende thema, van de huidige films geworden. In 1992 bevatte 66 procent van de Hollywoodfilms gewelddadige scènes. En terwijl geweld in het verleden over het algemeen een doel had, is het nu louter geweld om het geweld.

Wat is het effect van zo’n blootstelling aan geweld geweest? Toen in oktober 1994 een jong stel zonder eerdere criminele achtergrond een spoor van geweld door Parijs trok en vier mensen vermoordde, was dat niet los te zien van de film Natural Born Killers, waarin een echtpaar 52 mensen vermoordt. Steeds vaker geven sociologen uiting aan bezorgdheid over de invloed die geweld heeft — vooral op de jongeren, voor wie zulke beelden als gedragsmodellen dienen. Natuurlijk verheerlijken niet alle films geweld of immoraliteit. Recente films zoals The Lion King hebben alle eerdere kassuccessen overtroffen.

Toen een vooraanstaand cineast en acteur door de Parijse krant Le Monde werd gevraagd hoe de filmindustrie de samenleving gedurende de afgelopen 100 jaar heeft beïnvloed, antwoordde deze dat hoewel de filmindustrie „oorlog heeft verheerlijkt, gangsters heeft geromantiseerd, simplistische oplossingen en vrome clichés heeft gelanceerd, valse verwachtingen heeft gewekt en de aanbidding van rijkdom, bezittingen, leeghoofdige fysieke schoonheid en een menigte andere onrealistische en onwaardige doeleinden heeft bevorderd”, ze toch miljoenen een welkome ontsnapping uit de harde werkelijkheden van het dagelijks leven heeft verschaft.

Als de lichten uitgaan en het witte doek tot leven komt, kunnen wij soms misschien nog de betovering ervaren die de mensen meer dan 100 jaar geleden zo bekoorde.

[Kader/Illustratie op blz. 21]

Het „Photo-Drama der Schepping”

Eind 1914 hadden zo’n negen miljoen mensen in Australië, Europa, Nieuw-Zeeland en Noord-Amerika gratis het „Photo-Drama der Schepping”, een presentatie van het Wachttorengenootschap, gezien. Het acht uur durende programma in vier delen bestond uit film- en lichtbeelden, gesynchroniseerd met stemmen en muziek. Zowel de licht- als de filmbeelden waren met de hand gekleurd. Het „Photo-Drama” was bedoeld „om waardering op te bouwen voor de bijbel en voor Gods daarin uiteengezette voornemen”. Tot de hoogtepunten behoorden het ontvouwen van een bloem en het uitkomen van een kuiken, op de film vastgelegd door middel van met tussenpozen gemaakte opnamen.

[Illustratie op blz. 19]

De „Cinématographe Lumière”, gepatenteerd in februari 1895

[Verantwoording]

© Héritiers Lumière. Collection Institut Lumière-Lyon

[Illustratieverantwoording op blz. 19]

© Héritiers Lumière. Collection Institut Lumière-Lyon

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen