APPEL
[Hebreeuws: tap·poeʹach].
Er bestaan veel gissingen over welke boom en vrucht nu precies door het Hebreeuwse woord tap·poeʹach worden aangeduid. Het woord zelf duidt op iets wat zich door zijn geur of aroma onderscheidt. Verschillende vruchten zijn in plaats van de appel genoemd, onder andere de sinaasappel, de citroen, de kweepeer en de abrikoos. Het voornaamste bezwaar dat tegen de appel wordt ingebracht, is dat het hete, droge klimaat dat in bijna heel Palestina heerst, ongunstig is voor het kweken van appels. Het verwante Arabische woord toefah betekent echter hoofdzakelijk „appel”, en het is opmerkelijk dat de Hebreeuwse plaatsnamen Tappuah en Beth-Tappuah (waarschijnlijk zo genoemd wegens het veelvuldig voorkomen van deze vrucht in hun omgeving) in hun Arabische equivalenten door het gebruik van dit woord bewaard zijn gebleven (Joz. 12:17; 15:34, 53; 16:8; 17:8). Deze plaatsen bevonden zich niet in het laagland, maar in het heuvelland, waar in het algemeen een wat gematigder klimaat heerst. Bovendien kan de mogelijkheid van bepaalde klimaatsveranderingen in het verleden niet volledig uitgesloten worden, zoals Denis Baly in zijn boek The Geography of the Bible (blz. 72, 74) verklaart. Er groeien thans inderdaad appelbomen in Palestina, zodat de bijbelse beschrijving voldoende gestaafd schijnt te zijn. Dr. Thomson, die de afgelopen eeuw 45 jaar in Syrië en Palestina heeft doorgebracht, maakte zelfs melding van appelboomgaarden in de omgeving van Askelon op de vlakten van Filistea. — The Land and the Book, Deel II, hfdst. XXXVI, blz. 328, 329.
De appelboom wordt hoofdzakelijk in Het Hooglied genoemd, waar de liefdesbetuigingen van de herdersmetgezel van de Sulammitische met de aangename schaduw van de appelboom en de zoetheid van zijn vrucht worden vergeleken (Hoogl. 2:3, 5). Op zijn beurt vergelijkt hij haar adem met de geur van appels (7:8; zie ook 8:5). In de Spreuken (25:11) worden passende, te rechter tijd gesproken woorden met „gouden appels in zilver beeldsnijwerk” vergeleken. De algemene traditionele opvatting dat de verboden vrucht in Eden een appel is geweest, heeft geen enkele schriftuurlijke grondslag.