Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1427
  • Sodom

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Sodom
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • „IN GEESTELIJKE ZIN”
  • Sodom
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Gomorra
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Uiterlijke schijn kan bedrieglijk zijn
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1980
  • Wat twee beruchte steden ons leren
    Ontwaakt! 1981
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1427

SODOM

(Sodom).

Deze stad lag aan de zuidoostgrens van Kanaän (Gen. 10:19; 13:12). Sodom, vaak samen met Gomorra genoemd, schijnt de belangrijkste te zijn geweest van vijf steden, die blijkbaar alle in de Laagvlakte van Siddim lagen (Gen. 14:2, 3). Men neemt aan dat deze vlakte het gebied was dat zich nu onder het wateroppervlak van het zuidelijke deel van de Dode Zee bevindt — ten Z. van de landtong Lisan, die van de oostkust in zee steekt. — Zie ZOUTZEE.

Toen Abraham en Lot besloten uit elkaar te gaan om onenigheden tussen hun veehoeders te vermijden, ging Lot oostwaarts naar het waterrijke Jordaandistrict en sloeg zijn tenten nabij Sodom op. Daar ondervond hij dat ’de mannen van Sodom slecht waren en grove zondaars tegen Jehovah’, wat een zware kwelling voor Lot was (Gen. 13:5-13; 2 Petr. 2:7, 8). Enige tijd later, na 12 jaar onderworpen te zijn geweest aan Kedorlaomer, de koning van Elam, kwamen de inwoners van Sodom en de vier andere steden in opstand. Het jaar daarop versloegen Kedorlaomer en zijn bondgenoten Bera, de koning van Sodom, en diens bondgenoten. De overwinnaars namen niet alleen bezittingen en levensmiddelen mee, maar namen ook Lot en anderen gevangen. — Gen. 14:1-12.

Abrahams strijdkrachten haalden Kedorlaomer in en heroverden de gevangenen en de buit, met inbegrip van Lot en zijn huisgezin. De koning van Sodom stond erop dat Abraham de teruggebrachte goederen zou houden, maar Abraham weigerde dit, opdat Bera niet zou zeggen: „Ík heb Abram rijk gemaakt.” — Gen. 14:13-24.

Sodom volhardde echter in een handelwijze van openlijke minachting jegens Jehovah en kwam bekend te staan wegens immorele praktijken als homoseksualiteit. „Het klaaggeschrei over Sodom en Gomorra,” verklaarde Jehovah, „ja, het is luid, en hun zonde, ja, ze is zeer zwaar.” God zond daarom zijn engelen om Sodom te vernietigen, waarbij hij Abraham de verzekering gaf dat hij de hele stad zou sparen indien er tien rechtvaardigen in gevonden zouden worden. — Gen. 18:16, 20-33.

De stad toonde dat ze de vernietiging verdiende, want een verdorven menigte Sodomieten, onder wie knapen en grijsaards, omsingelde Lots huis met het doel de engelen die bij hem te gast waren, te verkrachten. De volgende dag, nadat Lot, zijn vrouw en zijn twee dochters de stad hadden verlaten, werden Sodom en Gomorra door zwavel en vuur vernietigd (Gen. 19:1-29; Luk. 17:28, 29). Daarna werden Sodom en Gomorra spreekwoordelijk voor volkomen vernietiging door de hand van de almachtige God (Deut. 29:23; Jes. 1:9; 13:19; Jer. 49:18; 50:40; Klaagl. 4:6; Amos 4:11; Zef. 2:9; Rom. 9:29) en voor buitengewone verdorvenheid. — Deut. 32:32; Jes. 1:10; 3:9; Jer. 23:14; Ezech. 16:46-56; zie GOMORRA.

Betreffende een joodse stad die het goede nieuws zou verwerpen, zei Jezus: „Het zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn op de Oordeelsdag dan voor die stad” (Matth. 10:15; 11:23, 24). Uiteraard staat in Judas 7 dat Sodom en Gomorra „ons tot een waarschuwend voorbeeld [zijn] gesteld doordat ze de gerechtelijke straf van eeuwig vuur ondergaan”. Jezus maakte in zijn verklaring dus klaarblijkelijk slechts gebruik van een hyperbool om te beklemtonen hoe onwaarschijnlijk het was dat mensen uit bepaalde eerste-eeuwse joodse steden zelfs op de Oordeelsdag berouw zouden tonen.

„IN GEESTELIJKE ZIN”

In Openbaring 11:3, 8 staat dat de lijken van Gods „twee getuigen” op de brede straat liggen van de grote stad „die in geestelijke zin Sodom en Egypte wordt genoemd”. In Jesaja’s profetie (1:8-10) wordt Sion of Jeruzalem met Sodom vergeleken en worden zijn heersers „dictators van Sodom” genoemd. Toen Johannes echter omstreeks 96 G.T. in een visioen de Openbaring kreeg over gebeurtenissen die in de toekomst zouden plaatsvinden, was de letterlijke stad Jeruzalem reeds lang daarvoor, namelijk in 70 G.T., verwoest. Er moet daarom sprake zijn van een „grote stad” of organisatie, een tegenbeeldig Jeruzalem, die door het ontrouwe Jeruzalem uit de oudheid wordt afgebeeld.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen