Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1718
  • Zerubbabel

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Zerubbabel
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vergelijkbare artikelen
  • Zerubbabel
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Jesua
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Bijbelboek nummer 15 — Ezra
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Ezra
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1718

ZERUBBABEL

(Zerubbabel) [zaad van Babylon].

Eerste stadhouder van de gerepatrieerde joden (Hag. 2:21); een nakomeling van koning David en een voorvader van Jezus Christus; vermoedelijk de vleselijke zoon van Pedaja, maar de wettelijke zoon van Sealthiël (1 Kron. 3:19; Matth. 1:12, 13; Luk. 3:27; zie GESLACHTSREGISTER VAN JEZUS CHRISTUS [Problemen in het door Mattheüs opgetekende geslachtsregister van Jezus]). Het in Eén Kronieken (3:19, 20) opgetekende geslachtsregister noemt zeven zonen van Zerubbabel (Mesullam, Hananja, Hasuba, Ohel, Berechja, Hasadja en Jusab-Hesed) en één dochter (Selomith). Zerubbabels officiële of Babylonische naam schijnt Sesbazzar te zijn geweest. — Ezra 1:8, 11; 5:14, 16; vergelijk Ezra 3:8.

Na de bevrijding uit Babylonische ballingschap voerde Zerubbabel in 537 v.G.T. een joods overblijfsel terug naar Jeruzalem en Juda (Ezra 2:1, 2; Neh. 7:6, 7; 12:1). Aan Zerubbabel als de door koning Cyrus aangestelde stadhouder waren heilige gouden en zilveren vaten toevertrouwd die jaren tevoren door Nebukadnezar uit de tempel waren meegenomen (Ezra 5:14, 15). In Jeruzalem werd onder leiding van Zerubbabel en de hogepriester Jesua in de zevende maand (Ethanim of Tisjri, september/oktober) het tempelaltaar opgericht (Ezra 3:1, 2), en in het tweede jaar, in de tweede maand (Ziv of Ijjar, april/mei, van 536 v.G.T.), begon men met de eigenlijke bouw van de tempel (Ezra 3:8). Omdat Zerubbabel, Jesua en de hoofden van de vaderlijke huizen beseften met welke slechte beweegreden de niet-joden vroegen een aandeel te mogen hebben aan de herbouw, verklaarden zij: „Gij hebt niets met ons te maken wat het bouwen van een huis voor onze God betreft, want wijzelf zullen gezamenlijk voor Jehovah, de God van Israël, bouwen, juist zoals koning Cyrus, de koning van Perzië, ons heeft geboden.” — Ezra 4:1-3.

Deze niet-joden bleven de herbouwers van de tempel echter voortdurend ontmoedigen en slaagden er uiteindelijk in het werk officieel te laten verbieden. Later namen Zerubbabel en Jesua (Jozua), daartoe aangespoord door de profeten Haggaï en Zacharia, ondanks het verbod moedig de bouw van de tempel weer ter hand (Ezra 4:23, 24; 5:1, 2; Hag. 1:1, 12, 14; Zach. 1:1). Daarna werd door een onderzoek in de Perzische archieven de wettigheid van hun werk bewezen (Ezra 6:1-12). De profeten Haggaï en Zacharia bleven Zerubbabel onafgebroken aanmoedigen om hem voor het werk te sterken en hem van goddelijke gunst te verzekeren (Hag. 2:2-4, 21-23; Zach. 4:6-10). Ten slotte (waarschijnlijk in 515 v.G.T.) werd de tempel voltooid (Ezra 6:13-15). Bovendien werd tijdens het stadhouderschap van Zerubbabel in de behoeften van de levieten voorzien, want de zangers en poortwachters ontvingen hun deel „naar de behoeften van elke dag”. — Neh. 12:47.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen