Mijn doel in het leven nastreven
Zoals een Grieks meisje dit heeft verteld
IK WERD te Ramallah in Palestina (thans Jordanië) geboren, maar groeide op in Athene, waar mijn familie tot de Grieks-orthodoxe Kerk behoorde. Kort nadat mijn familie zich daar gevestigd had, kwam mijn oudere broer met de waarheid in contact en werd een van Jehovah’s getuigen. Mijn moeder toonde belangstelling voor de waarheid, maar stierf twee jaar later. Mijn vader was er echter een zeer grote tegenstander van en zette mijn broer de deur uit, terwijl hij mij altijd met zich mee naar de kerk nam. Zelfs na zijn dood, een jaar voordat ik van de middelbare school kwam, was ik daardoor nog steeds een geregelde kerkgangster.
Ik vond door mijn kerkbezoek niet wat ik zocht: meer kennis over God en zijn vereisten. Ik hoorde in de Grieks-orthodoxe Kerk nooit een aanmoediging om de bijbel te lezen en ik had er dan ook nooit zelf een blik in geworpen. Ik had innerlijk altijd een leeg gevoel. Van al die jaren dat ik naar de kerk ging, kan ik mij herinneren dat de priester slechts één keer een preek hield over de Evangeliën. Ook van het gedrag van de priesters ging over het geheel genomen niet veel uit.
Ik besloot niet meer naar de kerk te gaan, maar bad God om hulp ten einde de ware aanbidding te vinden. Hoewel het antwoord zich in ons eigen huis bevond, in de vorm van de talloze Wachttoren-publikaties welke mijn broer ons had gezonden, begon ik er pas na het begin van de tweede Wereldoorlog te zamen met mijn zuster in te lezen en te studeren, en namen wij ook de bijbel ter hand.
Met het voortdurend toenemen van mijn waarheidskennis werd de leegte binnenin mij gevuld met uitermate bevredigende en hartverwarmende onthullingen van Gods wil en voornemen. Wat een wonderbaarlijke bescherming bleken deze te zijn tegen alle strikken van Satan welke in die donkere dagen van de tweede Wereldoorlog in Griekenland zo talrijk waren!
In 1943 nam ik mijn volgende grote stappen: ik droeg mij op en werd gedoopt. Er bestond toentertijd in Griekenland geen pioniersdienst. Ik werkte op het ministerie van financiën en net als de andere verkondigers trachtte ook ik zoveel mogelijk getuigenis te geven aan de mensen die door de oorlogsomstandigheden beangst waren. Tegen het einde van de oorlog in 1945 gingen mijn zuster en ik naar Cyprus om ons daar bij onze broer te voegen.
Op Cyprus was de toestand geheel anders. Op het eiland had men heel weinig van de oorlog gemerkt, er heerste vrede en het werk genoot grote vrijheid. Wij waren schitterend in de gelegenheid in de steden en in de verschillende dorpen van deur tot deur te dienen. Daar zag ik voor het eerst broeders en zusters, zelfs eigen familieleden, in de pioniersdienst. Terwijl ik deze dienst heel geschikt vond voor anderen, kwam het niet in mij op dat ook ik pionier zou kunnen zijn. Toen werd er op de dienstvergadering een brief van het Genootschap voorgelezen, waarin een beschrijving werd gegeven van het voorrecht en de verantwoordelijkheid van alle opgedragen personen om, indien zij hiertoe in de gelegenheid waren, de pioniersdienst in te gaan. Deze brief maakte een grote indruk op mij en onmiddellijk kwam de wens in mij op om de pioniersdienst in te gaan, welk verlangen met de dag groter werd.
HET GELUK VAN HET PIONIEREN
Ik voelde dat ik door familieverplichtingen de pioniersdienst niet lang zou kunnen volhouden, wanneer ik onmiddellijk zou beginnen. Ik wilde de volle-tijd-predikingsdienst echter tot mijn levenswerk maken. Daarom legde ik de aangelegenheid in gebed aan Jehovah voor en wachtte vol vertrouwen op zijn hulp. Het duurde niet lang of de op bergen gelijkende hindernissen verdwenen. Ik nam mijn ontslag bij de bank waar ik werkte en keerde terug naar Griekenland om daar met pionieren te beginnen. Daar er op Cyprus al een aantal pioniers waren, dacht ik dat ik mij in Griekenland nuttiger zou kunnen maken. Ik had geen geld opgespaard en bezat ook geen grote hoeveelheid kleding, maar toch maakte ik mij geen zorgen. Ik wist dat Jehovah zich aan zijn beloften houdt en dat hij ons uitnodigt hem op de proef te stellen.
Toen ik naar Griekenland terugkeerde, kreeg ik in Athene drie verschillende betrekkingen met een zeer aantrekkelijk salaris aangeboden, maar ik dacht er geen ogenblik over mijn besluit om de volle-tijd-dienst in te gaan, ook maar een moment uit te stellen. Daarom begon ik op 1 november 1947 in Athene met de pioniersdienst, hiermee mijn doel in het leven nastrevend.
In die dagen was het werk in Griekenland uitermate moeilijk. Gebruik makend van de politie had de Orthodoxe Kerk een felle vervolging ingezet. Het werk moest bijna geheel ondergronds worden gedaan. Dit alles deed echter niets af aan onze vreugde in de dienst. Integendeel! Meer dan eens gaf Jehovah mij een gebiedstoewijzing in de vorm van verschillende politiebureaus, rechtbanken en gevangenissen. Kunt u zich mijn vreugde voorstellen toen ik op een politiebureau eens tien agenten om mij heen had staan die zeer aandachtig luisterden naar mijn uiteenzetting van de hoop die in mij is? Of toen ik tot vrouwen in de gevangenis kon prediken en hen kon tonen welke gelegenheid er voor hen was om zich te bekeren en hoe zij op de nieuwe wereld konden hopen? Hoewel deze ervaringen vanuit fysiek standpunt gezien, zwaar geweest kunnen zijn, behoren ze toch tot de diepste en geliefdste herinneringen van mijn leven.
In mijn pioniersdienst in Athene deed ik vele gelukkige ervaringen op. Jehovah zegende mijn krachtsinspanningen en heel wat van de mensen met wie ik studeerde, namen hun standpunt in voor de Nieuwe-Wereldmaatschappij, en zij nemen nog steeds ijverig deel aan de Koninkrijksdienst.
HET GELUK VAN BETHEL EN GILEAD
Op een dag werd ik naar het bijkantoor in Athene geroepen. Er werd mij gevraagd een voorlopige aanvraag voor de Wachttoren Bijbelschool Gilead voor zendelingen, in te vullen. Gilead nam in mijn geest een uitermate belangrijke plaats in en ik durfde er niet over te denken of Jehovah mij ooit hiervoor zou uitnodigen. Daarom voelde ik inderdaad een heilige vreugde toen ik later een definitieve aanvraag invulde.
Ik ontving de uitnodiging om de zestiende klas van Gilead te bezoeken, welke na de in 1950 in New York gehouden „Toename van de theocratie”-vergadering, zou beginnen. Daar ik evenwel reeds vanaf begin april van dat jaar in New York was, viel mij nog een ander voorrecht ten deel: gedurende vijf maanden mocht ik in het Bethelhuis in Brooklyn werken.
Woorden zijn ontoereikend om de zegeningen te beschrijven welke ik gedurende mijn verblijf aldaar ontving; en ik geloof dat ik net als Paulus kan zeggen, dat de tijd mij zou ontbreken om ze alle in dit korte verslag op te noemen. Alle vriendelijke en opgewekte gezichten, de onzelfzuchtige en hartelijke liefde van de zusters die alles deden om mij mijzelf thuis te laten voelen, de nederigheid en zachtmoedigheid van de oudere en verantwoordelijke broeders, de ijver welke iedereen voor het hem toegewezen werk aan de dag legde en de intensiteit waarmee men werkte, te zamen met de opbouwende en stimulerende bespreking van de dagtekst en van andere schriftuurlijke vraagstukken aan tafel, al deze zegeningen maakten een diepe indruk op mij en schonken mij een grotere waardering voor Jehovah’s zichtbare theocratische organisatie. Het is inderdaad een uniek voorrecht een lid van de Bethelfamilie in Brooklyn te zijn en al Jehovah’s dienstknechten die daar dienst verrichten, zijn zeer gezegend!
De „Toename van de theocratie”-vergadering vormde een opwindende ervaring voor mij, daar het bovendien de eerste grote vergadering was die ik ooit bijwoonde. Ongeveer een maand later begon de Gileadschool. Ik kan me nog goed herinneren wat broeder Knorr in zijn openingslezing zei: ’Heb jij er ooit naar verlangd om ergens te zijn waar het rustig is, om geen zorgen te hebben en je tijd alleen maar voor de studie van Jehovah’s Woord te kunnen gebruiken? Wel, daar zijn jullie nu toe in de gelegenheid. Profiteer ervan.’ Dit waren woorden naar mijn hart, want daar had ik al vanaf het ogenblik dat ik de waarheid leerde kennen, naar verlangd. En nu bood de theocratische organisatie mij als een tedere moeder deze gelegenheid.
Elke dag was vol praktische instructies en door de gedetailleerde studie van de verschillende onderwerpen kreeg ik een steeds duidelijker kijk op de waarheid. Deze gevorderde theocratische opleiding gaf ons een beeld van Jehovah’s organisatie in al haar ontzagwekkende orde en schoonheid, en hielp mij meer dan ooit tevoren het voorrecht te waarderen Jehovah in de volle-tijd-dienst te kunnen dienen. Na de graduatie konden wij moeilijk van Gilead scheiden.
HET GELUK VAN HET DIENEN WAAR HET ERG NODIG IS
Toch stond ons nog meer geluk te wachten toen wij als gegradueerden naar achtendertig verschillende landen werden uitgezonden. Het was in het begin niet zo gemakkelijk in een land te verblijven waar het merendeel van de bevolking een taal spreekt die je niet kent en waar de algemene leefwijze soms moeilijk te begrijpen is. Hoe onbetekenend zijn deze moeilijkheden evenwel, wanneer je je in een plaats bevindt waar Jehovah je wil hebben. En geloof mij, wanneer je het op deze wijze beziet, wordt deze plaats al gauw de mooiste ter wereld voor je! Doordat het opzoeken en voeden van de vele op schapen gelijkende mensen in een grote oude stad van ruim één miljoen inwoners — mensen uit vele religieuze en taalkundige groeperingen — ons veel vreugde schonk en wij beseften welk een voorrecht dit was, voelden mijn partner en ik ons al gauw thuis, en dit is sindsdien niet veranderd.
Er zijn tien jaren van harde en intensieve arbeid voorbijgegaan. Door Jehovah’s onverdiende goedgunstigheid en hulp bevind ik mij nog steeds op dezelfde plaats. Ik ben Hem hiervoor zeer dankbaar. Hoeveel zegeningen zou ik niet hebben gemist, wanneer ik alleen maar op Cyprus of in Griekenland een goede verkondiger zou zijn gebleven.
Het is een hartverwarmende ervaring voor mij geweest om door de jaren heen Jehovah’s zegen op dit werk, bestaande in het zaaien en water geven, te zien rusten en om een groepje van veertig tot meer dan driehonderd Koninkrijksverkondigers te zien uitgroeien!
Jehovah heeft op wonderbaarlijke wijze in mijn geestelijke behoeften voorzien. Door zijn hulp heb ik sinds 1950 niet één van de grote congressen gemist. Zo had ik in 1953 het voorrecht de vergadering der ’Nieuwe-Wereldmaatschappij’ in New York bij te wonen, vervolgens in 1955 drie van de ’Zegevierende Koninkrijk’-vergaderingen en in 1958 de geweldigste van alle, de onvergetelijke internationale ’Goddelijke wil’-vergadering in New York! De geestelijke kracht waarin Jehovah door middel van deze vergaderingen voor zijn dienstknechten voorziet, is een grote aansporing voor mij geweest om mijn doel in het leven getrouw te blijven nastreven.
Ook mijn vertrouwen op Jehovah ten aanzien van mijn stoffelijke behoeften is niet beschaamd. Al deze jaren heeft Hij door bemiddeling van liefdevolle familieleden, broeders en zusters allerlei dingen in overvloed verschaft.
Het maakt iemand gelukkig om de waarheid van Gods Woord te kennen en Jehovah te dienen, maar het schenkt nog meer geluk om als een pionier Jehovah de gehele dag te dienen. Ik zeg dit uit eigen ervaring, want de pioniersdienst heeft in mijn leven een even grote en gezegende verandering teweeggebracht, als die welke de kennis van de waarheid zelf heeft bewerkstelligd.