Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w63 15/9 blz. 556-559
  • Jehovah beloont hen die hem ernstig zoeken

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jehovah beloont hen die hem ernstig zoeken
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • OP ZOEK NAAR DE WAARHEID
  • TERUGKEER NAAR GRIEKENLAND
  • BLIJVEN WAAR DE NOOD GROOT WAS
  • DIENST IN ALBANIË
  • DIENEN NA DE BEZETTING
  • Mijn doel in het leven nastreven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Dienen onder Jehovah’s liefdevolle hand
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1996
  • Vreugde vinden in de Koninkrijkshoop
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
  • Vreugde vinden door God te dienen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
w63 15/9 blz. 556-559

Jehovah beloont hen die hem ernstig zoeken

Zoals verteld door V.C. Karkanes

IS HET Gods verantwoordelijkheid de mens te zoeken, of is het de plicht van de mens God te zoeken? Jezus zei: „Blijft vragen en het zal u gegeven worden, blijft zoeken en gij zult vinden” (Matth. 7:7, NW). Het verstrijken van de tijd heeft deze woorden niet minder werkelijk gemaakt. Mijn persoonlijke ervaringen in de afgelopen vierenveertig jaar hebben mij ervan overtuigd dat hetgeen de apostel Paulus in Hebreeën 11:6 schreef, absoluut de waarheid is: „Wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.”

OP ZOEK NAAR DE WAARHEID

Ik werd in Griekenland uit Grieks-Orthodoxe ouders geboren. Mijn vader was jarenlang kerkmeester. In 1909 stierf mijn moeder en trok ik naar Amerika. Daar ik nu niet langer in de familiekring verkeerde en hard werkte, ging ik niet meer naar de kerk. Ik bleef echter elke ochtend en avond het kleine gebed van onze Heer, het „Onze Vader . . .”, bidden. Op een zondag nodigde de methodistische familie bij wie ik in huis was, mij uit mee te gaan naar de kerk. Ik nam de uitnodiging graag aan. In deze kerk had men mooie stoelen en dit vond ik prettig, want in de orthodoxe kerk waar ik vroeger kwam, hadden wij helemaal geen zitplaatsen. Ik ging een paar keer mee naar de methodistenkerk, maar toch was er een leemte in mijn hart.

Toen, in het voorjaar van 1918, hoorde ik voor het eerst een preek van een van de Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s getuigen toen werden genoemd. Ik was zeer onder de indruk. Waar ik werkte, vond ik het eerste deel van hun Schriftstudiën en ik las dit vol belangstelling. Toch hongerde ik naar nog meer kennis over God en zijn koninkrijk. Het was echter aan mij om te zoeken; daarom schreef ik naar het bureau van het Genootschap te Brooklyn in New York en vroeg om een bijbel en alle beschikbare lectuur. Ongeduldig wachtte ik op het pakje. Na een paar dagen kwam het en ik begon vol vreugde en met veel interesse te lezen. De wereldoorlog duurde nog voort en mijn belangstelling voor het verwerven van meer kennis uit de bijbel nam toe. Daar de bijbel echter een onbekend boek voor mij was, kon ik vele dingen nog niet begrijpen en wilde ik graag iemand ontmoeten die ik vragen kon stellen.

Weer schreef ik naar Brooklyn, ditmaal om te informeren of er in de plaats waar ik woonde, ook Bijbelonderzoekers waren. De brief die ik in antwoord hierop ontving, verschafte mij het adres van een Bijbelonderzoeker die vlak bij mij woonde. Toen ik erheen ging, werd er opengedaan door een bejaarde man. Nadat ik hem de brief had getoond, begroette hij mij enthousiast en huilde hij van emotie, want hij was al vele jaren alleen. Wij troffen regelingen om samen elke zondagochtend een tocht van tweeëntwintig kilometer naar buiten te maken om in een particuliere woning de Wachttoren-studie bij te wonen. Door te zoeken, had ik de waarheid gevonden, en op 21 juni 1918 was ik te Cleveland in Ohio in de gelegenheid om metterdaad, in aanwezigheid van vele getuigen, door de waterdoop mijn liefde voor de Allerhoogste te tonen. Hoe zou Jehovah echter iemand die ernstig zijn wil tracht te doen, belonen?

Het bevredigende antwoord wordt goed door Paulus in 1 Korinthiërs 16:9 (NW) onder woorden gebracht, waar hij zegt: „Een grote, tot activiteit leidende deur is er voor mij geopend.” Op dat ogenblik werden de bestuursleden van het Genootschap nog steeds ten onrechte te Atlanta in Georgia gevangen gehouden en liet men verzoekschriften rondgaan om hen weer vrij te krijgen. Ik nam hieraan deel en verzamelde in mijn woonplaats heel wat handtekeningen. Toen de oorlog eindigde, werden onze broeders in vrijheid gesteld en van alle blaam gezuiverd. Ik wilde een volle-tijd-prediker worden en zond hiervoor gebeden op. Na het internationale congres te Cedar Point in Ohio te hebben bijgewoond en daar rijkelijk gezegend te zijn, besloten een andere broeder en ik de velddienst in te gaan en met de weinige toentertijd beschikbare publikaties te werken. Wij begonnen te Akron in Ohio en trokken langzaam naar New York, onderweg heel wat boeken, meestal het Photo-Drama der Schepping, bij het Griekse bevolkingsdeel van de VS verspreidend. Ook in de stad New York waren wij met uitermate bevredigende resultaten werkzaam. Een paar dagen verbleef ik op het Bethelhuis in Brooklyn en hielp op de Griekse afdeling.

De broeder die hier de leiding had, raadde ons aan naar Pittsburgh te gaan, om daar onder de vele duizenden Grieken te prediken. Wij namen contact op met de broeders in Pittsburgh en begonnen onmiddellijk ’s zondags lezingen te houden onder de Griekse bevolkingsgroep. Wij mochten zelfs gratis een bioscoopgebouw gebruiken. Jehovah zegende onze pogingen en binnen de drie jaar was er een gemeente van ruim dertig Griekse broeders opgericht.

Kort na het tweede internationale congres in Cedar Point, in 1922, gingen wij in drie andere kleine steden rond Pittsburgh vergaderingen houden. Intussen overwoog men in Brooklyn een broeder naar Griekenland te sturen om de broeders aldaar een tijdlang te helpen. Daar ik enkele familieaangelegenheden moest regelen, werd besloten dat ik zou gaan.

TERUGKEER NAAR GRIEKENLAND

In januari 1925 vertrok ik met het schip de „Adriatic” naar Griekenland. Bij aankomst in Athene ging ik eerst naar het Bethelhuis, dat daar sinds 1922 in werking was. Ik ontmoette er de bijkantoordienaar, die ik alleen maar door enige briefwisseling kende. Ik verheugde mij hierover zeer. Nadat ik enige dagen was gebleven, bezocht ik mijn vader die nu heel oud en niet langer kerkmeester was. Daar ik door middel van brieven voorbereidend werk had verricht, schonk hij al gauw aandacht aan de vertroostende boodschap van Gods koninkrijk. Het duurde niet lang of het waarheidszaad schoot bij hem, mijn vier zusters en een nicht — mijn gehele familie — wortel. Allen kregen met het verstrijken van de tijd meer inzicht in en waardering voor de waarheid. Dit schonk mij veel vreugde en het vormde een factor die ertoe bijdroeg dat ik moeite ging doen om mijn verblijfsvergunning voor dit land te hernieuwen.

Intussen kwam de broeder van de Griekse afdeling in Brooklyn voor een kort verblijf naar Griekenland en hielden wij in mei 1925 een congres in Athene. Er waren 175 broeders en waarheidsvrienden aanwezig, van wie sommigen zich lieten dopen. Onmiddellijk na dit congres ontving ik de toewijzing een reis te maken langs de grootste steden van het land, zoals Saloniki, Kavalla, Volos en andere. In deze steden ontmoette ik slechts weinig broeders, maar er waren heel wat mensen van goede wil. De tweede reis maakte ik met de broeder uit Brooklyn, waarna deze naar Amerika terugkeerde.

BLIJVEN WAAR DE NOOD GROOT WAS

Voor mij brak nu ook het ogenblik aan waarop ik moest besluiten of ik in Griekenland zou blijven of naar Amerika wilde terugkeren. Ik ging naar het consulaat met een aanvraag om verlenging van mijn verblijfsvergunning. Met een schaar knipte de consul de foto van de aanvraag af en schreef er „afgewezen” op. „U hebt heel wat tijd tot uw beschikking gehad om uw familiezaken te regelen”, zo zei hij. „Indien Amerika het land is waar uw belangstelling naar uitgaat en u daar wilt blijven wonen, moet u binnen tien dagen vertrekken.” Ik verliet zijn kantoor. Hier in Griekenland bestond grote behoefte aan predikers. Na tot Jehovah gebeden te hebben, zag ik duidelijk in dat ik diende te blijven. De bijkantoordienaar moedigde mij hiertoe ook aan. Ik twijfel er beslist niet aan dat God wilde dat ik in Griekenland zou blijven en daar de volle-tijd-bediening zou voortzetten.

In 1927 werd erin Athene weer een congres gehouden en deze keer waren er driehonderd aanwezigen. Zoals bekend is, behoort 99 percent van de bevolking tot de overheersende religie. Met Jehovah’s hulp bleven wij van huis tot huis getuigenis geven, en nu begon de tegenstand. Hoewel de Griekse grondwet proselitisme en enige andere aantasting van de dominerende religie verbiedt, beschermt ze wel de vrijheid van het religieuze geweten en staat ze het ritueel van elke bekende religie toe. Sommigen hechten echter aan dit deel van de grondwet de betekenis dat zelfs het bij iemand aanbellen reeds proselitisme is en als een poging beschouwd moet worden in het religieuze geweten van anderen binnen te dringen. Daarom worden Jehovah’s getuigen, enkel en alleen wegens het verspreiden van een christelijk tijdschrift, voor de rechtbank gedaagd, beboet, tot vele maanden gevangenisstraf veroordeeld en voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Er zijn honderden rechtszaken gevoerd en de strijd duurt voort. Ondanks deze middeleeuwse situatie hebben vele mensen van goede wil na het bijwonen van een rechtszaak tegen een van onze broeders, belangstelling opgevat voor het onderzoeken van onze bijbelse lectuur.

In 1932 verhuisde het bijkantoor naar een groter gebouw en kreeg ik de toewijzing de boeken van het Genootschap bij te houden. Na elke reis keerde ik dus terug naar het Bethelhuis in Athene. Wij kregen een kleine drukkerij en begonnen met de publikatie van de Griekse uitgave van het tijdschrift Het gouden tijdperk. De Wachttoren ontvingen wij uit Amerika.

DIENST IN ALBANIË

Intussen kreeg het Griekse bijkantoor de opdracht ook zorg te dragen voor het Koninkrijkswerk in Albanië. Ik had het voorrecht dit kleine land vóór het uitbreken van de tweede Wereldoorlog vier keer te bezoeken. Mijn eerste bezoek vond in 1932 plaats. In de grotere bevolkingscentra bevonden zich een paar broeders en waarheidsvrienden, maar zij waren niet georganiseerd. Ik bleef een behoorlijk aantal dagen bij hen en vierde het Gedachtenisfeest met hen. In organisatorisch opzicht konden wij toen een goed begin maken. Bij het tweede bezoek ging alles al wat gemakkelijker. Er werden nu regelmatig vergaderingen gehouden die door iedereen werden bezocht, terwijl men tevens in inzicht en waardering was gegroeid. Gedurende het derde en vierde bezoek begonnen de broeders met de weinige publikaties die zij in hun taal bezaten, getuigenis te geven. Zij groeiden tot geestelijke rijpheid en een van de broeders die in staat was anderen te helpen met de dienst voort te gaan, ontving de verantwoordelijkheid op het werk toe te zien. Dit werd noodzakelijk doordat wij hen vanwege het uitbreken van de tweede Wereldoorlog nog onmogelijk konden bezoeken. Zij leerden ook heel wat Koninkrijksliederen, die zij vol vreugde zongen.

Toen ik, in Athene terug, op een Wachttoren-studie met ongeveer tachtig broeders en zusters bijeen was, deed de politie een inval en arresteerde ons allen. De autoriteiten namen alles wat wij op het bijkantoor en in de opslagplaats hadden, ja zelfs de potloden, in beslag. Een ogenblik dachten wij dat alles nu was afgelopen. Zij waren zelfs onze papieren voor verbanning naar onvruchtbare eilanden in de Egeïsche Zee al aan het klaarmaken. Tevergeefs drongen zij er bij ons op aan een verklaring te ondertekenen waarin wij onze beginselen verloochenden, hetgeen zij dan zouden belonen door ons in vrijheid te stellen. Toen wij ongeveer een maand in hechtenis hadden gezeten, opende Jehovah plotseling de val en bevrijdde hij ons. Wij begonnen een rechtszaak tegen de Staat en wonnen deze, waardoor wij de autoriteiten ertoe verplichtten al het in beslag genomene terug te geven. Gelukkig kon het werk weer beginnen.

Nu begon evenwel de tweede Wereldoorlog. Door de vier jaren durende blokkade ontvingen wij zelfs niet één enkel exemplaar van De Wachttoren. Wij stencilden oude uitgaven en zonden deze naar alle delen van Griekenland. Op dezelfde wijze drukten wij het boek Redding en het boek Religie, alsook nog enige brochures. Hoewel wij zo goed als ondergronds werkten, verheugden wij ons toch in zeer gezegende resultaten. Overal, in parken en op andere plaatsen, werd getuigenis gegeven, en vele personen kwamen tot een kennis der waarheid. Onmiddellijk na het eind van de bezetting stelden wij ons in verbinding met het hoofdbureau in Brooklyn en werd ons weer het onmisbare geestelijke voedsel verschaft.

DIENEN NA DE BEZETTING

In 1946 kwamen er twee afgestudeerde zendelingen van de Wachttoren Bijbelschool Gilead naar Griekenland en zij bleven een jaar lang, tot het ogenblik waarop hun verblijfsvergunning afliep, in het land. Wij danken Jehovah voor onze omgang met hen. Deze broeders hielpen ons theocratisch georganiseerd te worden. Zoals wij later zagen, was dit onontbeerlijk voor de toekomstige toename. In 1947 werden wij voor het eerst door onze geliefde broeder Knorr en zijn secretaris, broeder Henschel, bezocht. Dit vormde een belangrijke mijlpaal voor de verdere expansie van de ware aanbidding in Griekenland, want op dat ogenblik werd de basis voor de theocratische leiding van het werk gelegd. Door de instructies en raadgevingen toe te passen, zagen wij het aantal verkondigers met Jehovah’s hulp groeien.

Een paar jaar later bracht broeder Knorr ons nogmaals een bezoek. Hij trof regelingen voor de aankoop van een stuk grond waarop een nieuw Bethelhuis gebouwd zou worden. Toen de vergunning hiervoor werd geweigerd, wendden wij ons tot een hogere instantie en kregen toch de vereiste toestemming. Onmiddellijk begon de bouw. Op 10 oktober 1954 werd onze gehele uitrusting van drie verschillende plaatsen naar het nieuwe Bethelhuis overgebracht. Groot was onze vreugde. Deze faciliteiten en ook de omgeving van het huis droegen veel bij tot de toename van Jehovah’s werk in Griekenland. Het wonen in het nieuwe huis schonk mij nieuwe kracht en vastbeslotenheid om door Jehovah’s onverdiende goedheid met de prediking en de volle-tijd-dienst voort te gaan.

Er zijn sinds 1918, toen Jehovah mijn zoeken naar hem voor het eerst beloonde, ruim vierenveertig jaren verstreken. Het schenkt mij grote vreugde wanneer ik eraan denk dat ik al deze tijd en al mijn kracht aan Jehovah’s dienst heb gegeven. Wat mij geholpen heeft om in de volle-tijd-dienst voort te gaan, is gebed, geduld en een persoonlijke bijbelstudie aan de hand van de lectuur van het Genootschap. Ook het bezoeken van alle vergaderingen en congressen heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld. Door de jaren heen hebben de vele congressen die ik mocht bijwonen, mij weer nieuwe energie geschonken en mij in staat gesteld met nieuwe kracht voort te gaan.

Ik heb de vooruitgang van het Koninkrijkswerk in dit land stap voor stap gadegeslagen en beleefd. Ik heb zowel in de vreugden en zegeningen als in het verdriet en de beproevingen van Jehovah’s trouwe dienstknechten in dit land gedeeld. Wat mij thans zo gelukkig maakt, is het feit dat Jehovah mij ondanks mijn gevorderde leeftijd met een open, tot activiteit leidende deur blijft belonen. Ik heb er nooit over gedacht mij terug te trekken, want ik weet heel goed dat dit in Gods organisatie niet bestaat; iedereen werkt. Ik koester de wens te blijven werken en Jehovah voor altijd te blijven aanbidden. De psalmist bracht dit als volgt onder woorden: „Eén ding heb ik van Jehovah gevraagd — het is waarnaar ik zal uitzien, dat ik al de dagen van mijn leven in het huis van Jehovah mag wonen om de aangenaamheid van Jehovah te aanschouwen en met waardering op zijn tempel te zien” (Ps. 27:4, NW). Dat is de beloning die Jehovah schenkt aan hen die hem ernstig zoeken.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen